Griffo
over S.O.S. Geluk seizoen 2 1 |
|
|
Onderstaande
bijdrage van Sophie Bogrow verscheen
eerder in het Franse stripmaandblad Casemate
nummer 108 van november 2017. |
|
Over
een update: "Ik had al langer zin om dit
verhaal weer op te pikken. Het was in 1983 mijn eerste
serieuze contract. Er was volgens mij een update nodig.
Al wat Jean Van Hamme indertijd voorspelde, is min of
meer uitgekomen: de universele sociale zekerheidkaart,
ideologische censuur onder het mom van marketing, enzovoort.
Voor een lezer van nu is de eerste cyclus nauwelijks futuristisch."
Over levensduur: "Ik heb Van Hamme
bijna gestalkt, maar er was niets aan te doen. Voor hem
is het hoofdstuk afgesloten. Misschien was het niet zijn
beste herinnering, gezien het eerst voor tv was bedoeld
en het na afwijzingen in een lade belandde. Nochtans bewees
het onmiddellijke succes, sinds de publicatie in Robbedoes,
dat het onderwerp niet 'te zwaar was voor de jeugd'. De
lange levensduur is zelfs verrassend, dat merk ik aan
de auteursrechten die ik maar blijf opstrijken."
Over mode: "Het verhaal was van
bij het begin een mix van retro-, hedendaagse en futuristische
elementen. Ik had alles wat in de jaren 1980 te modieus
was vermeden: lange haren, olifantenpijpen, disco... Prima
intuïtie, want de eerste S.O.S. Geluk is
niet verouderd en ik vind er nog steeds aansluiting mee."
Over kunst: "Belgische lezers herkennen
misschien het Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen.
Als student woonde ik er vlakbij. Op uitdrukkelijke vraag
van Stephen Desberg introduceerde ik er wat Australische
aboriginalkunst in. Een schilderij dat ik op internet
vond, komt min of meer overeen met de interpretatie die
het personage eraan geeft. Het is op de grens van het
abstracte, of zelfs psychedelische hallucinatie!"
|
Over de stad: "Bijna alle
gebouwen die ik teken bestaan, inclusief de futuristische
gebouwen. Ik heb ze voor de chique wijken bewaard. Maar
ik meng plaatsen als Parijs, Brussel, New York, enzovoort.
Mijn stad is een grote collage die onmogelijk valt te
situeren in tijd en ruimte."
Over wagens: "Zoals veel tekenaars
heb ik een zwak voor oude wagens — de Tractions,
de 2CV, de 4L, het Volkswagenbusje of het bestelwagentje
van Citroën met de golfplatencarrosserie... In dit
retrofuturisme kan ik mijn hartje ophalen. Mijn favoriet
blijft de DS (er zit er een in het album) die er nog steeds
uitziet alsof hij van een andere planeet komt! Ik heb
instinctief de neiging om Amerikaanse wagens voor de slechteriken
te tekenen: grote, zwarte, bedreigende limousines."
Over kerk en staat: "Voor de sterke
arm van de huwelijkspolitie voegde ik aan het Matrix-achtige
uniform de Romeinse boord van geestelijken. Als herinnering
aan de tijd dat ze het voor het zeggen hadden in onze
maatschappij. Dat gold misschien wat minder voor Frankrijk
dankzij de scheiding van kerk en staat. Maar wie in de
jaren 1950 in Vlaanderen werk wilde krijgen, moest via
de priester gaan. En in het Spanje van Franco knielde
men nog steeds wanneer een bisschop passeerde."
Over truken: "In Franco-Belgische
strips zijn haast geen bewegingslijntjes meer te zien.
Ik gebruik net graag die grafische hulpmiddelen die eigen
zijn aan ons medium — zoals het over elkaar plaatsen
van een prent om een beving weer te geven. Ik vind het
jammer dat ik niet onze hele trukendoos heb gebruikt.
Is dat niet modern meer? Goed dan, laten we het er dan
op houden dat ik aanleun bij de stijl van de jaren 1980."
|
Over hidjab: "Ik heb via
tientallen handleidingen op YouTube bestudeerd hoe jonge
moslima's hun hidjab omdoen. Het is een hele mode, een
elegant spel, misschien zelfs gesofisticeerder dan de
veronderstelde zedigheid van het accessoire! Laziza kwam
voort uit een van die filmpjes."
Over architectuur: "Ik bezit een
dik boek over stalinistische architectuur dat ik heb gekocht
toen ik met Yves Swolfs aan Vlad werkte. Door
ze te kruisen met de modernistische gebouwen uit de jaren
1950-1960 komen we aan een deprimerende, 'constructivistische'
plek. Het 'deconstructivisme' behoud ik voor de mooie
wijken vol afwijkende geometrie, bogen en zuilen."
Over slogans: "Om de sociale druk
te benadrukken vond Van Hamme toepasselijke slogans uit
over gezondheid, kunst, enzovoort. Desberg deed dat niet.
Omdat ik die wilde behouden voegde ik in het decor oude
Sovjetaffiches met herwerkte kleuren aan toe met de hulp
van inkleurder Florent Daniel, die beter Photoshop beheerst
dan ik."
Over filmreferenties: "Ik had graag
het hele album in een gelige toon laten baden om de malaise
te accentueren, zoals in de film Enemy. Films
inspireren me veel voor de sfeer, de decors, de kleuren.
Mijn harde schijf zit vol referentiefilms: van het verwoeste
Sarajevo in Angelopolous (De Starende blik van Ulysses)
over La Haine, Banlieu 13, Das Leben
der Anderen tot komedies uit de seventies (Elle
Court, Elle Court la Banlieu)."
|
Over
zwart: "Het verhaal van Laziza is een van
mijn favoriete. En het was het eerste van dit album dat
ik heb getekend. Grafisch staat het dichter bij de eerste
cyclus met een nogal lineaire tekenstijl. Later gaf ik
geleidelijk aan meer belang aan zwart. Als ik ze al niet
zelf inkleur, probeer ik mijn platen niet voor me te zien
in kleur."
Over beton: "Waar ik woon, op mijn
bergflank van een van de Canarische Eilanden, kan ik me
makkelijker een benauwender stadsleven voorstellen en
tekenen. Voor mijn venster groeit de natuur weelderig.
In de stad, op elkaar gepakt, zonder hemel en bomen, zou
ik ongetwijfeld depressief worden! Hoewel ik twintig jaar
in Brussel of Antwerpen heb gewoond, word ik elke keer
weer getroffen door de eigenschappen van beton, wagens,
mensen, vervuiling. Stadsbewoners zien niets anders!"
Over visies: "De visie van Van Hamme
was veeleer wanhopig. Hoewel ik het einde van deel 2 nog
niet heb ontvangen, is Stephens visie minder pessimistisch.
Dat is ook een kwestie van de periode. We kunnen ons pessimisme
veroorloven wanneer het goed gaat, zonder terroristische
of economische dreiging. Maar als het slecht gaat, hebben
we hoop nodig. Hollywood produceerde zijn vrolijkste films
tijdens de nasleep van de Grote Depressie."
Over een vervolg: "Op het vervolg
van het tweeluik na is er momenteel geen sprake van een
vervolg. Nochtans zou ik daar meteen voor tekenen! Er
zijn nog zoveel thema's die ik graag zou behandelen: genetische
manipulaties, het klimaat, de robotisering,... Als je
er de technische evolutie sinds de jaren 1980 op naslaat,
kunnen we ons in 2050 aan alles verwachten, hé?"
|
Griffo
over Giacomo C. 16 |
|
|
Onderstaande
bijdrage van Sophie Bogrow verscheen
eerder in het Franse stripmaandblad Casemate
nummer 107 van oktober 2017. |
|
Over
Venetië: "Ik teken Venetië al
dertig jaar, maar ik heb het enkele weken geleden pas
voor het eerst met eigen ogen gezien. Ik geef toe dat
ik ongerust was, ik vreesde dat de hordes toeristen en
weerzinwekkend grote cruiseschepen mijn romantisch beeld
zouden saboteren. In feite was het niet zo erg: de bezoekers
gedragen zich en bij zonsopgang, rond vijf uur, is de
stad voor jezelf. Wat een luxe! Het spijt me alleen dat
ik er niet kon tekenen, ik zou snel omsingeld worden door
een menigte!"
Over decors: "Ik stelde me tevreden
met foto's, veel foto's. Ik moest elke steen, elke hoek
van het Rialto in detail hebben, inclusief degene die
je nooit in je documentatie vindt als je die nodig hebt.
Ik had bijna alle decors uit de eerste vijftien albums
kunnen herwerken en verbeteren. Het scenario van deel
2 ontving ik vanochtend, ik popel al om eraan te beginnen.
Dat gebeurt over een maand... (dit interview werd afgelegd
in september, red.)"
Over het bordeel: "Het bordeel waar
Giacomo langsgaat, komt uit de vorige albums. In het echte
Venetië staat het in de buurt van het Campo San Polo,
een van de grootste plekken van de stad. Pikant detail:
vandaag is daar de Venetiaanse zetel van de Guardia di
Finanza gevestigd, de Italiaanse financiële douanebrigade."
Over drukte: "Er bestaat twijfel
over alle interieurs, lijstwerk en beschilderde meubels
uit deze periode. Ze zijn veel frivoler, meer rococo dan
de Franse uit de achttiende eeuw. Die weelderigheid zou
de achtergrond druk maken met het risico dat de personages
erin verzuipen. Ik vereenvoudig het met enkele aquareltoetsen
die dat allemaal suggereren zonder de tekeningen te zwaar
te maken."
|
Over de bordeelhoudster: "Jean Dufaux schreef
deze scène door aan de bordeelhoudster uit de vorige
albums te denken. Trouwe lezers zullen zich haar nog wel
herinneren. Ze is zo goed als seniel, draagt een oude,
scheve pruik en een dikke laag poeder op het gezicht...
Ik zag haar zo vaak en ik voelde haar pas aan in die schalkse
en ondeugende rol. Ik heb voorgesteld dat haar dochter
haar opvolgde. Ze is rondborstiger, grappiger en heftiger!"
Over luchtigheid: "In het begin
van de serie hadden we nooit zo'n aangebrande, nogal Felliniaanse
scène durven brengen. We zijn verder geëvolueerd.
Misschien komt dat door mijn karakter: de toon is luchtiger
geworden... In Giacomo C. wisselen dramatische
scènes zich af met komische waardoor ik naar het
karikaturale wordt gedreven. En Jean visualiseert mijn
scènes en voegt er nog meer humor aan toe."
Over kostuums: "Ik was aanvankelijk
heel aandachtig voor vestimentaire details. Misschien
te veel. Indertijd waren de mensen niet voortdurend op
hun best gekleed! Ik heb ook begrepen dat ik de tekenstijl
kon vereenvoudigen en moderniseren, op voorwaarde dat
het in dezelfde toon blijft. Ik bekijk veel kostuumfilms
en -reeksen, vaak met het potlood in aanslag: Casanova
uit 2005, Mozart, The Red Violin, of
series als Black Sails, Outlander, Turn,
Harlots (over een oorlog tussen Londense pooiers).
En nog andere."
Over snit en plooien: "Ik observeer
de snit van kleren, maar vooral hoe ze erbij hangen. Hoe
bewegen de wijde hemdsmouwen zich in de wind, hoe vallen
de plooien van een jurk met baleinen als men gaat zitten
of als men die opheft? Maar dan is het beter om alles
uit te trekken!"
|
Over de brug: "Vroeger
had Jean een plattegrond van de stad tot zijn beschikking.
Nu red ik me met Google. Dit bruggetje bevindt zich achter
de kerk Santa Maria Formosa. Niet echt op de juiste weg,
maar kom. Ik hou van de vormen. Door het verticale beeld
kan ik het pingponggesprek van de meester en de dienaar
doorbreken. Jean houdt van dit soort komische effecten,
maar het valt niet altijd mee er iets elegants van te
maken."
Over schuimtochten: "Met mijn eerste
contracten voor Giacomo C., Beatifica Blues
en S.O.S. Geluk op zak kon ik op de Canarische
Eilanden gaan wonen. Ik kon altijd terugkomen, mocht het
niet lukken. Het lukte... Het resultaat is dat ik tot
deel 15 zonder internet kon werken. Bij elk bezoek in
Europa schuimde ik boekhandels en rommelmarkten af om
boeken te zoeken of soms niet meer dan één
of twee foto's te vinden. Jean en ik lossen het op door
dezelfde boeken te gebruiken: 'Neem dat boek erbij op
die pagina...'"
Over terugkerende personages: "De
meeste terugkerende personages werden op het einde van
de eerste cyclus geëlimineerd. Enkel dienaar Parmeno,
met een karakteristieke, dus makkelijk te tekenen smoel,
de slecht dichtende chef van de boeven — die in
het volgende album weer opduikt en die ik wat zal herwerken
— en Giacomo bleven over."
Over doorgronden: "Sinds het prille
begin is onze verleider het moeilijkst te doorgronden
en grafisch gelijk te houden. Een mooie jongen ontbreekt
steunpunten. Bovendien is zijn karakter veranderlijk,
nu weer dramatisch dan weer komisch, sensueel,... Deze
keer heb ik 'm, ik voel me op mijn gemak met hem."
|
Over
altana: "De Venetianen noemen dit soort
houten platformen op daken, die er wat uitzien als wachttorens,
'altana'. Ze laten de wind en de zon door. Naar verluidt
klommen vrouwen er vroeger op om hun haren te drogen om
hun gouden lokken te behouden. Er staan er quasi identieke
op oude gravures en moderne foto's. Mocht Giacomo vandaag
in zijn stad rondwandelen, zou hij zich niet gedesoriënteerd
voelen!"
Over overzicht: "Op basis van het
eerste beeld, dat ik op internet vond, waakte ik over
het overzicht om de camera te kunnen draaien zoals ik
wou. Maar ik maakte het me makkelijk door zoveel mogelijk
de lucht te blijven tonen. Als de lezers zich focussen
op de personages zullen ze er zelfs niet op letten."
Over de inkleuring: "Oorspronkelijk
kleurde mijn vrouw de albums in op een traditionele manier
op blauwdrukken. Na een tiental albums kreeg ik zin om
wat meer rechtstreeks in aquarel te werken. Ineens wilde
ze niet meer aan mijn platen komen, ze wist dat als ze
zich er zou op teleggen, ik het toch allemaal zou veranderen.
Moraal van het verhaal: nu doe ik al het werk, maar we
zijn nog steeds samen!"
Over computerwerk: "Intussen leidt
digitaal werken alles in goede banen. Ik werk nog altijd
handmatig op glad papier, met fijn potlood en daarna Duitse,
heel zwarte, waterdichte inkt tot de aquarelinkleuring.
In geval van nood kan ik een prent herwerken op mijn plaat
zonder erin te snijden of er papier op te kleven. Dat
gebeurde twee of drie keer in dit album. De computer komt
ook van pas om de tekstballonnnen te plaatsen: heel praktisch,
want als ik verstrooid ben, komt het weleens voor dat
ik tekst vergeet." |
Griffo
over Dickens & Dickens |
|
|
Onderstaande
bijdrage van Thierry Wagner verscheen
eerder in het Franse stripmaandblad Casemate
nummer 101 van maart 2017. |
|
Over werken: "Ik woon al
bijna dertig jaar in San Miguel de la Palma, een klein
eiland van de Canarische Eilanden. Rodolphe zegt dat ik
in vakantieomstandigheden woon, maar sinds ik hier ben,
heb ik nog nooit zoveel gewerkt. De zon biedt vitamine
D, maar het is ook een bron van energie om te werken.
Het is heel wat anders dan het klimaat in Londen, maar
Dickens fascineert me."
Over het portret van Dickens: "We
kennen de daguerreotypes van Dickens aan het eind evan
zijn leven met baard en snor. Hij is een icoon geworden.
Zelfs karikaturen in de kranten stellen hem zo voor, met
zijn warrige haardos. Hoe moet ik hem veel jonger tekenen?
Ik heb eerst geprobeerd een trouw portret te maken. Het
was te realistisch en niet expressief genoeg. Ik heb gezwoegd,
tot op het punt dat ik alle gezichten op de eerste vijftien
pagina's heb hertekend. Omdat het om een tweeluik gaat
(in het Nederlands verschenen als een gebundelde editie)
moest ik me echt op mijn gemak voelen met het personage
die op de koop toe een criminele dubbelganger heeft."
Over Crystal Palace: "Ik beschik
over enorm veel documentatie over de victoriaanse periode
sinds de reeks Golden Dogs op scenario van Stephen
Desberg. Ik heb met plezier dit Crystal Palace getekend
dat werd gebouwd om de eerste wereldtentoonstelling te
huisvesten in Hyde Park in 1851. Het was volledig van
gietijzer en glas. Het werd vervolgens gedemonteerd en
opnieuw gebouwd in het zuiden van Londen waar het in 1936
in vlammen opging. Er zijn tekeningen van het interieur
en van buiten terug te vinden. Ik heb al wat ik erover
kon vinden bewaard om het vervolgens in één
enkel beeld te gebruiken dat je in de laatste prent van
deze pagina ziet staan met de megalomane antieke standbeelden
erbij."
|
Over de schilderijen: "De schilderijen aan
de muren zijn gebaseerd op echte werken, maar ze zijn
bewerkt om niet te veel de aandacht te trekken ten nadele
van de personages. Ze dragen gewoon bij aan de rijke bourgeoissfeer
zoals het behangpapier. Ik teken graag kostuums uit deze
periode. Vrouwen, mannen, kinderen, ze stralen veel elegantie
uit. Ik ben er dol op. Ik denk dat de lezer dat ook wel
aanvoelt."
Over kleurfilters: "Ik teken altijd
in zwart-wit op aquarelpapier. Daarna schilder ik met
aquarel op de lijntekening. Daarna scan ik elk beeld en
ik pas er kleurfilters op toe: geel, bruin of blauw om
een sfeer op te roepen. Voor de middenste strook heb ik
een blauwe filter toegepast om de prenten somberder te
maken. Dit soort taferelen observeerde Dickens tijdens
zijn lange wandelingen in Londen. Je ziet de ellende door
zijn ogen. Hij was een heel geëngageerde burger,
maar dat was normaal in die tijd. Marx kwam uit de bourgeoisie,
veel suffragettes later ook. Het volk kon niet schrijven
en had de middelen niet om zich zomaar te organiseren.
In de Angelsaksische wereld doken er altijd mensen op
die aandacht hadden voor minder gefortuneerden. Vrijwilligersorganisaties
zorgden voor de armen."
Over humor: "Ik heb met Rodolphe
heel wat gediscussieerd over de tekenstijl die we zouden
gebruiken. We hebben getwijfeld, want het tweede deel
is humoristischer dan het eerste. Daarin komen we terecht
in de wereld van Charlie, het schurkenalter ego van Dickens."
|
Over de buitenwijk: "Een
dialoogscène die ik uitwerk tijdens een wandeling
op straat. Het album bevat veel nachtscènes. Ik
heb geprobeerd de sfeer van het toenmalige Londen op te
roepen: heel grijs. Een goede gelegenheid om de chique
buitenwijk te tonen. Schoon, lantaarnpalen, ver van de
achterbuurt."
Over vragen oproepen: "Moeilijk
om een lange dialoog in beelden te stoppen en de indruk
te geven dat er iets gebeurt. Ik roep vragen op met de
koets. De lezer zal zich afvragen of de koetsier belangrijk
is of niet. Volgt hij hen of niet? Hij komt dichter en
rijdt weer weg. Komt het mysterieuze personage dat in
de koets stapt nog terug in het verhaal of niet? Dat voegt
beweging toe aan de scène, net zoals de schaduwen
van mijn wandelaars. Op deze plaat toon ik nog lantaarnpalen,
maar dat doe ik niet op de volgende. De schaduwen van
de personages en het licht op hun gezichten volstaan om
te laten begrijpen dat de straat verlicht is."
Over inspiratie: "De moderne architectuur
verveelt me, maar ik hou wel van die van Londen die tegelijk
klassiek als bijzonder is. Bovendien bestond er in de
tijd van Dickens nog overblijfselen van het middeleeuwse
Londen met huizen die doorbogen tot ze elkaar bijna raakten.
Die staan niet op deze pagina's, maar ze zijn werkelijk
prettig om te tekenen en ze dragen bij aan de vreemde
sfeer. Ik heb me veel geïnspireerd op aquarellen
van Londen. Ze tonen soms meer dan foto's, want ze interpreteren
al de negentiende eeuw door een beeld te geven dat in
het collectieve geheugen blijft, een beeld van het Londen
van Dickens."
|
Over
beweging: "Ik teken niet graag prenten waarin
een tekstballon staat zonder het personage te zien dat
de tekst zegt. Als wat hij zegt een specifieke expressie
verdient, probeer ik een close-up te tekenen... als ik
er de plaats voor heb! Hier is mijn doel om ondanks de
krappe plaats in de prenten een indruk van beweging in
stand te houden om de lezer het gevoel te geven dat hij
samen met hen in de straten van Londen wandelt. Het scenario
van Rodolphe hoefde niet zo beschrijvend te zijn. We hebben
er genoeg over gepraat zodat ik de decors waar hij aan
dacht in het achterhoofd kon houden. Het belangrijkste
in deze scène is de dialoog: de rest is voor het
plezier van de lezer."
Over dubbelgangers: "Ik heb natuurlijk
scènes met Dickens en zijn dubbelganger getekend
die niet in deze scène zijn te zien. De eerste
tip om hen uit elkaar te houden, is een tand die de schurk
ontbreekt. Sommigen stellen zich nog vragen over de meerdere
identiteiten van Shakespeare. Misschien loopt er ook een
dubbelganger van mij rond. Dat kan een uitleg zijn voor
de reden waarom ik zoveel albums uitbreng."
Over volgende projecten: "Ik heb
een nieuw project met Rodolphe (een verhaal dat zich in
het laat-negentiende-eeuwse New York afspeelt met een
andere schrijver om een link te creëren met Dickens
& Dickens). Ondertussen verschijnt nog een nieuwe
cyclus van Giacomo C. en een nieuwe cyclus van
S.O.S. Geluk, nu op scenario van Stephen Desberg.
De tweede cyclus is op eenzelfde manier opgebouwd als
de eerste van Jean Van Hamme: drie kortverhalen in elk
van de eerste twee delen die samenkomen en tot een einde
komen in het laatste album." |
Griffo
over Golden Dogs 1 |
|
|
Onderstaande
bijdrage van Damien Perez verscheen
eerder in het Franse stripmaandblad Casemate
nummer 66 van januari 2014.
|
|
Over
de roman Fanny: "Golden Dogs
is er gekomen door mijn gehechtheid aan de roman Fanny,
geschreven door Erica Jong. In de jaren 1980 was zij gekend
voor haar feministische schrijfsels, ze wilde een antwoord
geven op de zeer masochistische, erotische roman Fanny
Hill van John Cleland. Dat verhaal is onuitgegeven
in het Frans. Half Amerkaans zijnde is Stephen Desberg
perfect Engelstalog. Hij was de gedroomde scenarist!"
Over de terugkeer naar de eigen stijl: "Sherman
was een puur illustratief werk. Hierna had ik de behoefte
om dichter naar mijn natuurlijke stijl terug te keren,
het schetsmatige, dat ik beoefende op de Academie voor
Schone Kunsten in Antwerpen. Die terugkeer naar het nerveuze
heb ik te danken aan mijn lezers! Op mijn site
publiceerde ik potloodschetsen van Sherman. Ik
stond ervan te kijken hoeveel lezers die verkozen boven
de definitieve tekeningen. Ik heb mijn eigen stijl teruggevonden
die ik alleen maar aan het begin van mijn carrière
durfde te gebruiken. In die tijd tekende je in de stijl
van de klare lijn of van Jean Giraud! Sindsdien begon
er wat te bewegen. Maar goed ook, de drijfveer van een
artiest bestaat uit evolueren."
Over aanwezigheid: "In de eerste
strook staan de drie personages er nogal elegant op, maar
elk bezit zijn eigen gevoel voor aanwezigheid. Orwood
in het midden is een pure dandy, met echte klasse. Hij
geeft Fanny raad over haar kleren want die moeten in zijn
plannetje passen."
Over karikaturen: "Ondanks haar
elegante kantje kende Fanny enkel de straat en behoudt
ze een zekere vulgariteit, op het naïeve af. Ik overdrijf
de personages, en ik twijfel niet om voor de karikatuur
te gaan. De opgewekte gevoelens tijdens het lezen van
Golden Dogs moeten sterk zijn, elke tekening
moet dat op zijn eigen manier verstevigen."
|
Over
cameravrijheid: "Een onverwacht cameraeffect
versterkt de indruk van de ingeslotenheid van deze scène.
Vrijheid is ook camerastandpunten kiezen die je bevallen.
Zonder te ver te gaan, moet je ervoor zorgen dat de lezer
zich kan inbeelden dat hij achter de camera staat."
Over een blunder: "In de tweede
prent is de bewaker kaal, terwijl hij haren heeft op pagina
20. Tussen de gang in de gevangenis en de straat waar
de bewaker Orwood ontmoet, is er een kapper in een steegje
naar links waar hij even naartoe ging. Nee! Het is een
fout! Ik heb er nog gemaakt, zoals een fiets met één
pedaal in S.O.S. Geluk 2. Het stoort me niet,
het is ee, bewijs dat strips gemaakt worden door menselijke
wezens en niet door machines."
Over het Lennon-brilletje: "Orwood
draagt een bril want we wilden Golden Dogs een
beetje rock meegeven. Het zijn ronde glazen zoals van
John Lennon, roodgekleurd zoals van de Californische hippies.
Ik wilde geen historische weergave van de Victoriaanse
mode, maar een andere versie ervan zoals talloze auteurs
het in het trendy steampunkgenre doen."
Over spelen met de bladspiegel: "Ik
heb veel gespeeld met de bladspiegel. Soms maakte ik ze
zwart, andere keren speelde ik het wit uit zoals hier
het geval is. Ik doe dit zonder precies idee, ik laat
me meeslepen door de sfeer van de plaat. Op het einde
veroorzaken de kleinere prenten een versnelde beweging
om weer te geven dat de stress van de actie hoog oploopt
bij de personages. Alles is op een spontane manier gelay-out.
Op het kleine eilandje van de Canarische Elanden, waar
ik werk, zijn de enige personen die raad kunnen geven
op mijn platen mijn vrouw, Stephen en de inkleurder. Ik
kijk er naar uit om naar Angoulême te gaan (dit
interview vond plaats vóór de editie van
januari 2014, red.) om te weten hoe het publiek en
de pers het album onthalen."
|
Over
improvisatie: "Voor Giacomo C.
tekende ik met de inkleuring in het achterhoofd, met een
op de klare lijn gerichte keuze. De plaat moest natuurlijk
ogen wat wilde zeggen dat ze netjes afgewerkt moest zijn
en het zwart en het wit op zichzelf moesten staan. In
Golden Dogs helpt de inkleuring integendeel de
tekeningen ondersteunen. Elke prent is improvisatie, waarbij
ik ernaar streef mezelf te verrassen. Ik maak een nerveuze
potloodtekening waarbij het potlood sneller gaat dan mijn
hersenen. In prent 3 tekende ik op de kraag van het uniform
het nummer 666, het cijfer van de duivel, zonder me ervan
bewust te zijn."
Over het beeld van een stad: "Ik
werk met Rodolphe aan een tweeluik gewijd aan Charles
Dickens. Als voormalig soixante-huitard hou ik van die
auteur met een sterk sociaal engagement. Mijn eerste strip
van belang was S.O.S. Geluk, een sociale kroniek.
Dickens leverde me een precies beeld van Londen uit die
tijd. Niet historici bepalen het beeld van een stad binnen
een gegeven periode, in de eerste plaats doen artiesten
dan."
Over het godsgeschenk internet: "Internet
is een godsgeschenk, het stelt een fenomenale documentatiebibliotheek
ter beschikking. Vaarwel die tijd waarin ik boekhandels
afschuimde om boeken van 100 euro over Venetië te
zoeken met soms twee of drie bruikbare foto's. Op het
internet vind je reisfoto's van particulieren maar over
Londen ook talloze gravures en daguerrotypes."
Over decors als personages: "Door
scènes zoals dit merk ik dat Londen toen veel dreigender
was dan Parijs. Ik realiseerde me dat de realiteit jammer
genoeg vaak de verbeelding overtreft! Dat belet me niet
om zoals bij mijn personages de decors lichtjes te karikaturiseren
zodat ze aan belang winnen en echte personages worden." |
|