|
Tien
redenen waarom Belgen De Jaren Eppo moeten lezen
"In het weekend van 27 en 28 mei werd op de Stripdagen
Haarlem De Jaren Eppo gepresenteerd, het lang
verwachte (want een jaar geleden al aangekondigde) vervolg
op De Jaren Pep van dezelfde schrijver (Ger
Apeldoorn), dezelfde grafisch ontwerper (Rudy
Vrooman) en dezelfde uitgever (vroeger Don
Lawrence Collection, nu Uitgeverij L).
Net als zijn voorganger vertelt De Jaren Eppo
het verhaal van een Nederlands tijdschrift, de mensen
die het maakten en de honderdduizenden jongens (en een
paar meisjes) die er iedere week met spanning op zaten
te wachten. En net als De Jaren Pep is het vlot
geschreven, ruim geïllustreerd en biedt het een informatieve
inkijkje in de Nederlandse stripwereld. Maar daar houdt
ook iedere vergelijking op. Want Eppo was een
compleet ander blad dan Pep. Een ander publiek,
een andere koers, een langer leven (onder verschillende
titels, maar toch) en heel veel meer Nederlandse, Engelse,
Joegoslavische en natuurlijk ook Belgische stripmakers.
Eppo werd in de zomer van 1974 bedacht door Martin
Lodewijk en Peter de Smet als
reactie op de dalende verkoopcijfers van Pep
en Sjors. Het plan was om de twee teruglopende
stripbladen samen te voegen in één nieuw
blad en daarmee het totale abonneebestand weer boven de
250.000 lezers te krijgen. Tegenwoordig zou je daar vijf
bladen van kunnen laten draaien, maar het waren andere
tijden met andere normen. Het plan werd enthousiast ontvangen
en er werd een miljoen gulden vrijgemaakt om het te realiseren.
Peter de Smet haakte af omdat hij liever strips wilde
maken en Martin Lodewijk werd gekoppeld aan de voormaalig
Pep- en Donald Duck-redacteur Frits
van der Heide. Frits werd hoofdredacteur en Martin
moest voor de creatieve invulling zorgen. Een van de uitgangspunten
was dat er in het nieuwe blad (dat driekwart jaar later
Eppo zou gaan heten) alleen maar nieuwe strips
zouden komen. Daarmee zou de uitgeverij dan een eigen
albumfonds op kunnen zetten en de neergaande lijn omgezet
in een stijgende, met verkoop in het binnen- en buitenland.
Voor
die nieuwe strips (waarvan de meeste door Martin
Lodewijk bedacht werden en daarna aan de schrijvers
en/of tekenaars gegeven) werden niet alleen Nederlandse
tekenaars gezocht. Ook in de landen daaromheen werd
gekeken naar goed en betrouwbaar talent. De Engelsman
Don Lawrence werd de tekenaar van
de hitserie Storm, de Joegoslaaf Jules
maakte de oorlogsstrip De Partizanen en
Steven Severijn, het jongetje dat als een
wees over de wereld zwierf, kwam terecht bij René
Follet en Yvan Delporte.
Andere Belgische stripmakers die in Eppo
belandden, waren Berck met zijn
reeds in Sjors gestarte Lowietje
(later in Spirou herdrukt als Lou),
Eddy Ryssack met de speciaal voor
Eppo ontwikkelde gagstrip Opa
en Hec Leemans met zijn eerste
komische strip Circus Maximus. |
|
|
Lowietje
door François Walthéry als invaller voor
Berck.
Over de ontstaansgeschiedenis van al deze strips staan
uiteraard veel herinneringen en anekdotes in De Jaren
Eppo. Onder andere het verhaal over die ene keer
dat Berck zijn pols brak en zijn 'buurman' François
Walthéry zes pagina's van Lowietje
tekende. Of het verhaal over hoe Raoul Cauvin
werd aangetrokken om Lowietje te schrijven,
maar het geheim moest houden voor de redactie van Robbedoes.
Hec Leemans komt ook nog een keertje terug als hij in
1983 gevraagd wordt om een realistische truckerstrip voor
een proefnummer van een 'stoerdere' versie van Eppo.
Truckin' Johnny werd echter slecht ontvangen
door het lezerspanel en toen de redactie probeerde om
de strip een andere richting op te sturen, haakte Leemans
na 22 pagina's af. Daarna deden ook Jan Bosschaert
(Omni), Yurg (De
Kinderen van de Regeling) en Luc Cromheecke
(Tom Carbon en illustraties voor de brievenpagina)
het blad aan.
|
|
Maar twee van de belangrijkste Belgische stripmakers,
wiens creatie tot op de dag van vandaag in Eppo
verschijnt, zijn Turk en Bob
de Groot. Frits van der Heide en Martin Lodewijk
hadden hun komische versie van het Italiaanse genie gezien
in Achille Talon Magazine en vonden het heel
geschikt voor hun blad. Gelukkig waren de verhaaltjes
zo getekend dat ze om te zetten waren van het pocketformaat
van de Dargaud-publicatie naar het normale
formaat van Eppo. Toen Achile Talon Magazine
na een aantal nummers ophield te bestaan, zat de redactie
met een probleem. Er werd besloten om de serie op eigen
kosten voort te zetten. Tussen 1975 en 1998 maakten Turk
en de Groot meer dan veertig covers speciaal voor Eppo,
ook nadat de reeks was aangekocht door Pif en
een wereldhit werd. Een groot deel van deze covers zijn
in het boek afgebeeld als rode draad (en als lokkertje
voor de Franstalige fans die al dit materiaal nog nooit
gezien hebben).
Om al deze contacten te regelen zat Frits van der Heide
één dag per week in Brussel. Daar praatte
hij met makers, haalde pagina's op en legde nieuwe contacten.
Toen in 1978 de strip Eppo voor een korte tijd
uit het blad verdween (omdat tekenaar Uco Egmond
een langere vakantie wilde) vulde Frits van der Heide
het gat met de komische strip Kommerkat van Walli
en Michel de Bom.
Zitten
we al aan tien redenen? Eerlijk gezegd heb ik dat
boven dit stuk gezet als een opdracht aan mezelf,
volgens mij zitten we er ruim overheen. Wat misschien
ook nog wel gezegd moet worden is dat — in
tegenstelling tot wat meestal gedacht wordt —
Eppo wel in België werd verspreid
en ook door vrij veel Vlamingen werd gelezen. Twee
bekende stripmakers, Kim Duchateau en
Willy Linthout, waren grote fans
en hebben er dierbare herinneringen aan. Linthout
schreef zelfs meerdere brieven en werd daarmee regelmatig
gepubliceerd. Patrick Van Oppen
was een van de beginnende tekenaars die zijn werk
opstuurde naar de rubriek Voor De Leeuwen,
waarin de tekenaars van Eppo commentaar
gaven op de probeersels van de lezers. |
Drie jaar ben ik bezig geweest met het schrijven en voorbereiden
van De Jaren Eppo. Het was geen makkelijke klus
omdat het blad (in tegenstelling tot zijn voorganger Pep)
een veel minder consequente koers voerde. Om de zoveel
jaar werd het uiterlijk van het blad volledig omgegooid
en de hoeveelheid buitenlandse strips die onder invloed
van de albumredactie werd uitgeprobeerd is krankzinnig.
Maar er is ook veel goeds uit Eppo voortgekomen.
Strips als Agent 327, De Partners, Storm,
Roel Dijkstra, Steven Severijn en natuurlijk
Franka zijn klassiekers van de Nederlandse strip
geworden. Daarnaast waren er strips die wel indruk maakten,
maar sindsdien ophielden te bestaan: de komische cowboystrip
Stampede van Peter de Wit, Gilles
de Geus van Hanco Kolk (en Peter
de Wit), Kanaal 13 van Gerard Leever
en Jan van Die, De Familie
Fortuin van Peter de Wit en Ruud Straatman,
Falco en Donjon van Uco Egmond, Willem
Peper van Henk 't Jong, Sjef
van Oekel van Theo van den Boogaard
en Wim T. Schippers, Professor Palmboom
van Dick Briel, Elno van Jan
Vervoort, January Jones van Eric
Heuvel en Martin Lodewijk en Cat Banda
van Peter van Dongen, Teun Berserik
en Martijn Daalder. De laatste zes zijn
(met Franka) voorbeelden van een subgenre van
de Nederlandse strip, de Hollandse Klare Lijn. Veel daarvan
zijn doorverkocht aan Frankrijk, waar ze een goede reputatie
hebben. Originelen van
Sjef van Oekel (Léon le Terreur)
verkopen nog steeds goed en van Dongen en Berserik werken
natuurlijk aan twee nieuwe albums van Blake en Mortimer.
Ook Dick Briel en Theo van den Boogaard maakten respectievelijk
hommage- en proefpagina's van Blake en Mortimer.
De Jaren Eppo is uiteindelijk anderhalf keer
zo dik geworden als De Jaren Pep. Omdat de aandacht
groot was, verschijnt er tegelijk een soft- en hardcoveruitgave."
— Ger Apeldoorn, 31 mei 2018 |