|
|
|
Alle
bijdragen van Bernard Yslaire aan de
rubriek De Commentator
bundelen we op deze pagina.
Klik verder naar de volgende onderwerpen:
• 07/12/2017
Bernard Yslaire over Samber 7
• 12/09/2011
Als Bernard Yslaire aan het woord is, staat dat garant
voor sterke uitspraken. "Ik wil niet de Jacques
Martin van de eenentwintigste eeuw zijn" en "Als
ik Julie teken, dan ben ik Julie!" bijvoorbeeld.
Over andere aspecten van zijn werk en de manier waarop
hij tekent, wijdt hij uit over onder meer de computer
als werktuig, over Franquin, over elegant verdrinken
en over het verdwijnen van zijn favoriete papier. |
|
|
|
|
Toon
Dohmen over Bernar Yslaires De Hemel boven het Louvre |
|
|
|
Op
11 januari vierde Bernard Yslaire zijn zestigste
verjaardag. Diezelfde dag verscheen de Nederlandse
vertaling van De Hemel boven het Louvre,
de strip die de Brusselaar samen met scenarist Jean-Claude
Carrière maakte over het revolutionaire
verleden van het befaamde museum in Parijs. Speciaal
voor Stripspeciaalzaak.be verzorgt vertaler en stripliefhebber
Toon Dohmen, oud-redacteur van
stripinformatieblad ZozoLala, een virtuele
rondleiding.
Over het
Louvre
We beginnen bij het Louvre. Nu een van de bekendste
en meest bezochte musea ter wereld, voorheen het
stadspaleis van de Bourbons, de Franse koninklijke
familie. De Hemel boven het Louvre gaat
over het omslagpunt waarop het paleis met de privécollectie
van de koning in 1793 veranderde in een voor iedereen
toegankelijk museum. Deze verandering kwam voort
uit de Franse Revolutie, toen de machthebbers de
grote werken uit de kunstgeschiedenis niet langer
wilden voorbehouden aan hof, kerk en adel, maar
het volk in staat wilden stellen zelf na te denken.
Voortaan moest iedereen toegang hebben tot kennis,
schoonheid en kunst. Naar het voorbeeld van de beroemde
Encyclopédie uit die tijd zagen
de revolutionairen het nieuwe museum als een 'Encyclopedie
van de Schone Kunsten', oftewel "een vrijplaats
waar de mensen zich kunnen verheffen door zich te
laven aan schoonheid". Dit nobele streven vloeide
voort uit de idealen van de Verlichting. Het eiste
echter ook een bloedige tol, zoals straks zal blijken.
De Hemel boven het Louvre ademt daardoor
niet alleen een bijzondere aantrekkingskracht, maar
tevens een onmiskenbare dreiging.
Yslaire en Carrière laten hun strip beginnen
op 8 augustus 1793, de dag dat het Louvre officieel
voor het publiek wordt geopend. Met ronkende toespraken
maken de voormannen van de Franse Revolutie de koninklijke
kunstcollectie toegankelijk voor het volk. De stripmakers
verbeelden deze gebeurtenis door gewone Parijzenaars
de centrale trap van het Louvre te laten bestijgen
terwijl revolutionaire activisten nog snel de laatste
portretten van de koning en religieuze stukken naar
de kelder afvoeren. Een nieuwe tijd is aangebroken.
Over klassieke
schilderkunst
De kunstwerken op bovengenoemde stripplaat zijn
duidelijk herkenbaar. Anders dan in zijn eerdere
werk, Eva's geSternte, waarin hij tientallen
bekende nieuwsfoto's natekende, geeft Yslaire de
klassieke schilderwerken dit keer bewust niet weer
in zijn eigen tekenstijl. Doordat hij De Hemel
boven het Louvre in opdracht van het museum
maakte, kon hij vrij beschikken over het beeldrecht
van de hoogwaardige reproducties van de vele beroemde
doeken die in zijn boek voorbij komen. Net zo makkelijk
als Andy Warhol de Mona Lisa vrolijk
zeefdrukkend opvoerde in zijn eigen werk, citeert
Yslaire in zijn strip nu klassieke kunstwerken van
Titiaan, Veronese
en Jacques-Louis David.
Waarom zou Yslaire de wereldberoemde doeken ook
willen natekenen? Hij werkt al jaren op een digitaal
tekentablet in plaats van op papier. Daarmee is
het 'copypasten' van zo'n kunstwerk in zijn eigen
tekening technisch gezien een fluitje van een cent.
Het maakt de weergave van deze werken in De
Hemel boven het Louvre ongekend 'levensecht'.
In interviews geeft Yslaire daarbij te kennen dat
hij er niet aan moest denken zich artistiek te meten
met illustere voorgangers als David of Leonardo
da Vinci — al was het maar omdat
hij met zijn striptekeningen bovenal een verhaal
wil vertellen. Nog een reden dus waarom hijzelf
bewust een minder klassieke, meer schetsmatige tekenstijl
heeft gehanteerd. Voor zijn gevoel past deze gejaagd
en onaf overkomende stijl als geen ander bij de
hectiek van de revolutiejaren tussen 1789 en 1794.
Een tijd waarin de revolutionairen nauwelijks aan
slapen toekwamen, zo druk waren ze met het vormgeven
van een nieuwe wereld, het (voor zover mogelijk)
handhaven van de orde op straat en het bestrijden
van de vele vijanden in binnen- en buitenland.
Over De dood
van Marat
Yslaire en Carrière geven de geschiedenis
van het Louvre vlees op de botten door zich te concentreren
op het levensverhaal van de schilder Jacques-Louis
David (1748-1825). Al meteen in de proloog van De
Hemel boven het Louvre speelt Davids meesterwerk
De Dood van Marat (1793) een prominente
rol. Het doek is even beroemd als berucht. David
toont namelijk het lichaam van de in bad vermoorde
journalist en volksmenner Jean-Paul Marat
als Christus-achtige martelaar voor de Franse Revolutie.
Zo vurig als Marat opriep honderden mensen onder
de guillotine te brengen, zo enthousiast eert David
zijn revolutionaire kameraad. De schilder voelde
zich geroepen tot dit schaamteloze eerbetoon doordat
hijzelf vierkant achter de idealen van de revolutie
stond — inclusief de geliefde revolutionaire
gedachte dat niemand een omelet kan bakken zonder
eieren te breken. Jacques-Louis David hoorde tot
de naaste kring van de jakobijnse leider Maximilien
de Robespierre en had ook een belangrijke
functie in de beruchte geheime politie, die mensen
met één pennenstreek naar de guillotine
kon sturen (Marat zou trots op hem zijn geweest).
Over historische
sensaties
De Dood van Marat hing in 1793 in de Nationale
Conventie pontificaal rechts naast het spreekgestoelte.
Aan de andere kant van de tribune verbeeldde nog
zo'n monumentaal doek van David het revolutionaire
élan. Het onderstreept de centrale rol die
de kunstschilder in de revolutionaire beweging vervulde.
Dit schilderij toonde eveneens een revolutionaire
martelaar: Louis-Michel le Peletier.
Het originele werk is na de revolutie verloren gegaan:
er bestaan alleen nog gravures en schetsen van.
Geen probleem voor Yslaire en Carrière. In
hun strip reconstrueren ze Davids portret van le
Peletier op zijn sterfbed en tonen ze beide doeken
naast het spreekgestoelte in hun volle revolutionaire
glorie, waardoor de lezer een ongekende historische
sensatie ervaart. Want hoe bizar is het niet dat
de Nieuwe Tijd die aanbrak na de val van de Bastille
wordt gesymboliseerd door schilderijen van morsdode
mannen? Yslaire en Carrière benadrukken fijntjes
dat het motto van de Franse republiek aanvankelijk
niet vrijheid, gelijkheid en broederschap luidde,
maar liberté, egalité
ou la mort. Achteraf gezien ronduit wrang,
gelet op de honderden mensen die tijdens de laatste
revolutiejaren onder de guillotine het leven lieten.
Het hoeft dan ook weinig verbazing te wekken dat
Jacques-Louis David na de woelige revolutiejaren
en de daaropvolgende opkomst en ondergang van Napoleon
— die hij al even enthousiast schilderde —
niet langer welkom was in zijn eigen land. David
moest in 1816 uitwijken naar Brussel. Hij nam De
Dood van Marat met zich mee en hield zijn revolutionaire
verleden wijselijk stil. De Dood van Marat
was jarenlang alleen op afspraak en met toestemming
van de politie in het logement van zijn zoon te
bezichtigen, zo gevaarlijk achtte de kunstschilder
de herinnering aan de prominente rol die hij speelde
tijdens de Franse Revolutie. Tegenwoordig kan eenieder
in Davids oude woonhuis aan de Leopoldstraat overnachten
(het huisvest tegenwoordig luxehotel The Dominican)
en is De Dood van Marat een van de topstukken
van het Brusselse Koninklijk Museum voor Schone
Kunsten.
Over de beeldtaal
van de Franse Revolutie
Met abstracte ideeën alleen laat een volk zich
lastig aanzetten tot een revolutie. De Franse revolutionairen
zochten naarstig naar aansprekende symbolen om de
gewone man in beweging te krijgen. In die jaren
waren beelden schaars. Schilders en tekenaars vormden
de spil van de beeldcultuur van hun tijd. Gravures
en andere goedkope reproducties, onder meer van
de revolutionaire schilderijen van Jacques-Louis
David, moesten de ontevreden onderdanen van koning
Lodewijk XVI aanzetten tot actie.
Koningin Marie-Antoinette werd
op deze prenten afgeschilderd als een seksbeluste
feeks die vond dat het hongerende Franse volk bij
gebrek aan brood maar cake moest gaan eten, zoals
historicus Simon Schama aanstipt
in Burgers, zijn meeslepende kroniek van
de Franse Revolutie. Yslaire en Carrière
benadrukken aan het begin van hun boek al meteen
de kracht van het gedrukte beeld, waarvan zij als
stripmakers uiteraard eveneens dankbaar gebruik
maken. Ze tonen authentieke prenten van de val van
de Bastille, de onthoofding van de Franse koning
en de symbolische verbeelding van de Gelijkheid.
Met het oog op de hierboven genoemde onheilspellende
leus van de revolutie ("Vrijheid, gelijkheid
of de dood") laten ze de verkoopster van deze
prenten tegen een van haar klanten veelzeggend opmerken:
"Broederschap is ietsje duurder, dat begrijp
je".
In de tweede helft van hun boek richten beide stripmakers
zich op de obsessieve energie waarmee de revolutionair
Robespierre een grootse feestdag voor een seculier
'Opperwezen' in leven wil roepen. Want Robespierre
vraagt zich steeds gekwelder af: valt het volk van
de Eerste Franse Republiek wel in toom te houden
zonder een beroep te kunnen doen op de morele autoriteit
van zo'n opperwezen? Op 8 juni 1794 wordt het feest
van het Opperwezen daadwerkelijk met een groots
spektakel gevierd, nota bene onder de artistieke
leiding van Jacques-Louis David. Yslaire en Carrière
laten zien hoe deze feestdag uitloopt op een sof.
Het standbeeld van het Opperwezen dat op de Champ-de-Mars
hoog boven de stad de revolutionaire moraal had
moeten belichamen, zou er nooit komen. In plaats
daarvan verrees op deze plek honderd jaar later
een heel ander soort baken. Sinds de Wereldtentoonstelling
van 1889 kijken de bezoekers van dit Parijse parkgebied
op naar de Eiffeltoren.
Over littekens
en mislukkingen
Jacques-Louis David verlangde naar hooggestemde
idealen. De schilder werd geïnspireerd door
de 'volmaakte verhoudingen' van de beelden uit de
klassieke oudheid, waar hij tijdens zijn jarenlange
verblijf in Rome in de jaren 1870 een bijzondere
voorliefde voor had ontwikkeld. Zijn schilderij
De Eed van de Horatiërs is daarvan
een vroeg voorbeeld. Een te hoog gegrepen ideaal?
Yslaire en Carrière vinden van wel. Zij laten
een vakbroeder van David in het Louvre opmerken:
"Je hecht te veel aan symmetrie, David. Te
veel strengheid, te veel evenwichtigheid verstoort
de natuurlijke verhoudingen juist, weet je."
Op de voorgaande pagina benadrukken de stripmakers
de tragiek van Davids revolutionaire streven. Ze
tonen Davids gelaat in een spiegel. Als gevolg van
een wond tijdens een schermwedstrijd toen hij midden
twintig was vertoont de linkerwang van de schilder
een fors litteken. Doordat hij zijn beeltenis altijd
in een spiegel schilderde, beeldde David zichzelf
op zelfportretten af met de zwelling op zijn rechterwang
(discreet zoveel mogelijk in schaduw gehuld). Yslaire
en Carrière vinden dat hij de werkelijkheid
daarmee geen recht doet. Op het plaatje ernaast
benadrukken ze hoe vertekend de revolutionaire kunstschilder
tegen de werkelijkheid aankijkt: Davids gezicht
verandert afhankelijk van het gekozen perspectief.
Een pijnlijke observatie voor de man die hooggestemde
idealen koestert. Hoe graag hij op zijn schilderijen
ook de werkelijkheid wil vormgeven*, hoe graag hij
ook de revolutionaire idealen als volmaakt wil beschouwen,
zijn missie lijkt bij voorbaat tot mislukken gedoemd.
* Door te werken met spiegels en
een symmetrisch raster van vierkante vakjes, dat
overigens sterk aan het plaatjesstramien van stripplaten
doet denken.
Over strips
en film
Ter voorbereiding van zijn verbeelding van de achttiende
eeuw maakte Bernard Yslaire een studie van Stanley
Kubricks filmklassieker Barry Lyndon.
Kubrick hecht in deze meesterlijke film aan authentieke
belichting en gedetailleerde totaalshots die aan
schilderijen herinneren en met hun visuele rijkdom
de kijker meeslepen, waarna het verhaal zich in
meer close gehouden opnames ontvouwt.
Jean-Claude Carrière heeft in zijn lange
loopbaan ook veel filmscenario's geschreven, onder
meer voor Die Blechtrommel, The Unbearable
Lightness of Being en Danton (eveneens
een film over de Franse Revolutie). De Hemel
boven het Louvre is zijn eerste stripscenario.
In een interview vertelt hij hoezeer dit zijn bloed
sneller deed stromen. Een geraffineerde beeldovergang
als bovengenoemd 'spiegelbeeld' van Jacques-Louis
David komt niet uit de lucht vallen. Carrière:
"Ik heb dit keer bewust geprobeerd geen filmscenario
te schrijven, maar een echt stripscenario waarin
de codes van het beeldverhaal maximaal effect sorteren."
Over het
boek in digitale tijden
Al heeft Jean-Claude Carrière in de loop
van de jaren veel filmscenario's geschreven, de
Parijse schrijver is een verklaard bibliofiel. In
2010 voerde hij gesprekken met wijlen Umberto
Eco (1932-2016) over verleden, heden en
toekomst van het boek, die zijn gepubliceerd onder
de titel Zo Makkelijk Kom Je niet van Boeken
Af. Carrière merkt op: "In de zestiende
eeuw zal de Venetiaanse drukker Aldus Manutius
het lumineuze idee krijgen een boek op zakformaat
te maken, dat heel gemakkelijk te vervoeren is.
Nooit is er een doeltreffender manier van informatietransport
uitgevonden, voor zover ik weet. (...)
Het boek is als het wiel. Als je het eenmaal hebt
uitgevonden, dan kun je het niet verbeteren."
Over de Franse
Revolutie
Jean-Claude Carrière sprak in hetzelfde boek
ook met Umberto Eco over de Franse Revolutie, een
periode waarin hij zich (onder meer voor het schrijven
van Danton) uitgebreid heeft verdiept.
Eén voorval uit die revolutiejaren drukte
hem met zijn neus op de morele gemakzucht van het
volk. Carrière: "Een veroordeelde wordt
met een aantal anderen in een kar naar het schavot
gebracht. Hij heeft zijn hondje bij zich, dat hem
is gevolgd. Voordat hij op het schavot klimt, richt
hij zich tot de menigte om te vragen of iemand het
onder zijn hoede wil nemen. Het is een erg lief
beestje, zegt hij er nog bij. Hij houdt het in zijn
armen, biedt het aan. En de menigte bestookt hem
als antwoord met scheldwoorden. De bewakers verliezen
hun geduld, rukken de hond uit de handen van de
veroordeelde, die meteen wordt geguillotineerd.
Het jankende hondje komt het bloed van zijn baasje
oplikken. De geërgerde bewakers doden de hond
uiteindelijk met bajonetsteken. Daarop begint de
menigte tegen de bewakers uit te varen: 'Moordenaars,
schamen jullie je niet? Hij heeft jullie toch niets
misdaan, die arme hond?'"
Over het
streven naar meerwaarde
Tijdens
het werk aan De Hemel boven het Louvre
heb ik me als vertaler laten inspireren door muziek,
films en ander achtergrondmateriaal. Zoals bij andere
vertalingen, onder meer V voor Vendetta,
Persepolis en De Arabier van de Toekomst,
wil ik de enthousiaste lezer van De Hemel boven
het Louvre graag doorverwijzen naar inspiratiebronnen
die het genot van het boek mogelijk verder kunnen
vergroten. Zie Yslaire bijvoorbeeld live op zijn
tekentablet werken aan een pagina uit De Hemel
boven het Louvre of bekijk de trailer van Danton.
Nieuwsgierig? Klik op nevenstaand plaatje en vervolg
zelf je rondleiding door de wereld van Bernar Yslaire
en Jean-Claude Carrière.
De Hemel boven het Louvre
is uitgegeven door Stichting Zet.El (ZozoLala.com):
72 pagina's in kleur, HC, ISBN 978-90-72093-16-5,
21,95 euro. Toon Dohmen verzorgt boekvertalingen
en tekstproducties voor nET eCHT mEDIA. Webstek:
Echtmedia.net
Bronnen
• Mikaël Demets: Un
nouveau Louvre. Interview de Jean-Claude Carrière
et Bernar Yslaire in Le Figaro (2009)
• Umberto Eco & Jean-Claude Carrière:
Zo Makkelijk Kom Je niet van Boeken Af (2010),
vertaald door Liesbeth van Nes
• Stanley Kubrick: Barry Lyndon (1975)
• Hilary Mantel: Een Veiliger Oord
(2014), vertaald door Ine Willems
• Simon Schama: Burgers. Een Kroniek van
de Franse Revolutie (1989), vertaald door Eugène
Dabekaussen, Barbara de Lange en Tilly Maters
• Simon Schama: David. De geretoucheerde
revolutie in De Kracht van Kunst (2007),
vertaald door Karina van Santen en Olaf Brenninkmeijer
• Morgan Di Salvia: Bernar Yslaire &
Jean-Claude Carrière: 'Derrière chaque
tableau, il y a une histoire' op Actuabd.com
(2009)
• Andrzej Wajda: Danton (1983)
• Bernar Yslaire: Case à case
in Casemate 20 (2009) |
|
Bernard
Yslaire over Samber 7 |
|
|
Onderstaande
bijdrage van Klervi Le Cozic verscheen
eerder in het Franse stripmaandblad Casemate
nummer 95 van augustus-september 2016. |
|
Over de droom: "We bevinden ons opnieuw
in de weerkerende droom van Bernard-Marie. Die bepaalt
het begin van elk van de drie albums in de allerlaatste
trilogie. Het is een flashforward naar wat er zal gebeuren
en waarin spoken uit het verleden opduiken. Het is een
mix van het verleden en de toekomst want de jongen droomt
over zijn ontmoeting met zijn tweelingzus en wat later
over zijn eigen dood."
Over rimpels: "Op mijn dertigste
had ik de neiging om geen enkele rimpel te tekenen op
mijn personages. Ongetwijfeld uit vrees om de eeuwigheid
van hun ichamen te verknoeien. Met de jaren schep ik er
meer en meer plezier in om rimpels net wel te tekenen,
maar ook vlekjes, oneffenheden, voorhoofdsrimpels, zelfs
oren interesseren me sindsdien. Ik zoek naar mogelijkheden
om mijn personages geloofwaardiger te maken, niet om realistisch
te zijn."
Over generaties: "Snel nadat ik aan het
verhaal van Samber begon, koos ik ervoor om het
over twee generaties te hebben. Ik had eerst zin om het
personage Julie, de moeder van Bernard-Marie, te laten
verouderen. Geleidelijk aan reageert ze niet meer als
een adolescent. Door zelf ouder te worden, realiseer ik
me dat het steeds makkelijker wordt om oudere mensen op
te voeren, en vooral om ze te tekenen."
|
Over het rode oog: "De droom komt via de
rode ogen, het symbool van het verhaal van de Sambers,
van de familievervloekieng die aan het kleur van de ogen
is verbonden. Het is een soort interne bloedziekte die
het oog aantast."
Over bloedtranen: "Ik ontdekte dat
dit fenomeen werkelijk bestaat bij dieren. Ze huilen bloedtranen
om angst aan te jagen. Het is een manier om zich te verdedigen
want rood is een veronderstelde, angstaanjagende kleur.
De realiteit is soms sterker dan de fictie..."
Over verbondenheid: "Als Bernard-Marie wakker
wordt, is hij ten prooi gevallen aan de vreemde en opdringerige
nachtmerrie. Hij is geobsedeerd door het gezicht van de
vrouw dat op het zijne lijkt en die hij niet kent. Hij
voelt zich met haar verbonden zonder te begrijpen waarom.
Hij nadert de adolescentie, het is dus niet zo verbazingwekkend."
Over kindertekeningen: "Enkele pagina's
verder tekent Bernard-Marie de spoken die in zijn dromen
opduiken. Ik wilde een echte kindertekening gebruiken
want als een volwassene een kind imiteert, voel je dat
aan. Het is zoals in een film wanneer een slechte scenarist
bepaalde woorden in de mond legt van een kind dat hij
nooit zou uitspreken. Ik had al aan mijn dochter gevraagd
om Julie te tekenen voor een speciale editie. Toen stelde
ze een vrouw voor wier tranen uit haar oog sprongen. Ik
heb die tekening, die me raakte door de eenvoud ervan,
hernomen. Voor mij bestaan er tekeningen vóór
je achtste en erna. Ervoor tekent elk kind naar hartenlust.
Na die leeftijd worden zij die ermee doorgaan later tekenaar!"
|
Over de tante: "Bernard-Marie werd door
zijn tante opgevoed in een nogal gekke, familiale omgeving.
Zij leeft in een gesloten wereld, vermengd met doden en
levenden, en voedt haar neefje op volgens haar theorieën.
Die vrouw is een beetje gek: ze sluit de luiken en denkt
dat ze blind is. Het is een soort hysterie waar de ziekte
haar zicht meer uit psychologische dan uit werkelijke
redenen ontneemt."
Over Hamlet: "Om zich moed in te
praten en uit zijn nachtmerrie te raken, neemt Bernard-Marie
de schedel naast zijn bed vast zoals anderen hun kussen
vasthouden. De dood vergezelt hem, hij werd als kind een
nacht lang op een kerkhof in de steek gelaten. Het is
een beetje Hamlet. Ik denk dat die jongen, ook
hij, gestoord is. Ik weet niet hoe hij uit zo'n situatie
kan ontsnappen."
Over The Godfather: "Er is een ritueel in
Samber dat gedeeltelijk uit The Godfather
van Francis Ford Coppola komt. In de loop van deze
speciale trilogie, die veel verwijst naar Shakespeare,
komen er scènes uit elke film terug als bijna religueuze
rituelen. Er is altijd een doopplechtigheid of een huwelijk
in combinatie met geweldscènes... In Samber
voel je ook de familiale druk, vooral in die onveranderlijk
aanwezige woning."
|
Over de portretten: "De spoken die Bernard-Marie
in zijn dromen ziet, zijn echte portretten van zijn voorouders.
Uiteindelijk ziet hij elke nacht in zijn droom de schilderijen
die op de zolder staan uitgestald. Alleen van die onverwachte,
mysterieuze vrouw staat geen portret op zolder..."
Over de motten: "De motten zullen
een belangrijke rol vertolken in het verhaal. Men beweert
soms dat zij de geesten zijn van voorouders. In het volgende
album zal er een nogal symbolische scène aan gewijd
zijn. Bernard-Marie wordt trouwens entomoloog."
Over de portrettengalerij: "Dankzij de computer
kunnen de doden en de levenden bij elkaar gevoegd worden.
En de portrettengalerij is nog echter. Al die portretten
werden voor verschillende gelegenheden gemaakt door Jean
Bastide en Vincent Mézil voor De Oorlog van
de Sambers of door mij."
Over de knipoog: "Op deze ene pagina
weegt het verleden van een hele familie door! Beste lezer,
dit is een soort knipoog om je duidelijk te maken dat
er evenveel cyclussen te lezen zijn als personages die
je hier ziet."
|
Bernard
Yslaire over Samber 6 |
|
|
Onderstaande
bijdrage van Damien Perez verscheen
eerder in het Franse stripmaandblad Casemate
nummer 38 van juni 2011. |
|
Over water: "De zee, vloeibaar en voortdurend
in beweging, is heel moeilijk om visueel te begrijpen.
Ik probeer me het van binnenuit voor te stellen om de
energie te kunnen vatten. Dat is makkelijker dan enkel
de veel te beweeglijke oppervlakte te tekenen. Water maakt
een belangrijk onderdeel uit van Samber. Denk
maar aan de titel die er kwam door een wat onnozele woordspeling
(naar de gelijknamige rivier — fleuve in het
Frans — en de roman fleuve). Dat woordspelletje
heeft me meer in de richting geduwd van ecoline en water
dan van potlood, een mineraal tekenmiddel, om de serie
te tekenen."
Over geschilderde bewegingen: "Ik
heb deze scène eerst uitgewerkt met een pen op
grijs karton door sepia en water te gebruiken en met witte
toetsen. Het potlood, dat bewegingen accentueert, had
makkelijker kunnen zijn dan verf, waarvan een lijn in
een vlek uitmondt als je halverwege stopt met het trekken
van die lijn. Maar het leek me gewoon minder eigen aan
de sfeer. Ik heb geprobeerd een oplossing te vinden om
het gewenste effect te kopiëren op de computer. Verrassing:
het werkt. Ik zie vaak niet meer het verschil tussen prenten
die op de oude manier zijn gemaakt en die op de computer."
Over historische details: "Zijn
de kleren van de gevangenen too much hetzelfde
kleur als de ogen van Julie? Het is nochtans historisch
correct! De ketting die Julie aan een andere vrouw verbindt
is ook authentiek. Ik wil niet de Jacques Martin
van de eenentwintigste eeuw zijn, door enkel
geloofwaardig te zijn dankzij de kleine details. Sergio
Leone bijvoorbeeld verlangde dat een gesloten
kast in het decor van een film toch gevuld was met voorwerpen
uit die tijd, zelfs als die kast in de film nooit geopend
werd. Dat gaat me te ver."
|
Over onderontwikkeling: "Voor deze schipbreukscène
heb ik me geïnspireerd op gravures uit de negentiende
eeuw. Meer dan op zeevaartschilderijen die naar mijn mening
van B-garnituur zijn. "De Zee, Gezien vanuit
het Vagevuur moest beginnen als een schilderij van
Courbet, met een grote golf en een vrouw
die uitgesterkt op een strand ligt en waarvan men niet
weet of ze nog leeft. Het scenario evolueerde, maar ik
hield dit beeld altijd in het achterhoofd terwijl ik tekende,
zonder een schilderij van Courbet onder ogen te zien.
Als ik teken, dan teken ik! Alleen in mijn atelier, zonder
de minste artistieke indringing van buitenaf. Dan word
ik een onderontwikkeld wezen, zonder me open te stellen
voor wat er is. Op het einde van de dag stel ik me tevreden
met een stomme Amerikaanse tv-serie zonder al te veel
artistieke referenties. Meer niet."
Over het zijn van Julie: "Ik heb
niet het natuurlijke evenwicht van een André
Juillard! Mijn tekenstijl is dermate beweeglijk,
expressionistisch, dat ik het soms moeilijk heb om Julie
te laten lijken op Julie. De enige oplossing is om de
personages niet te tekenen naar hun voorkomen, maar veeleer
naar hoe ze aanvoelen. Als ik Julie teken, dan ben ik
Julie. Ik streef ernaar om zo goed mogelijk mijn personages
te kennen, zoals een acteur dat doet met een rol. Ik geef
daarom aan elk personage in Samber, zelfs aan
de nietigste nevenpersonages, een voorgeschiedenis. De
gevangene aan wie Julie is vastgenbonden bijvoorbeeld,
is veroordeeld voor kindermoord."
Over het genoegen van Franquin: "Ik
houd het plezier van het tekenen van aanvullende nevenpersonages
over aan discussies die ik voerde met Franquin.
Hij vertelde me op een dag over het genoegen dat hij had
bij het tekenen van een plaat van Guust met een
opzichter in een openbaar park. Hij wist nochtans dat
hij het personage voor slechts één gag nodig
had."
|
Over het verdwijnen van papier: "Waarom
gebruik ik de computer? Omdat de strip een medium is dat
zich ontwikkelde in functie van de druktechnieken. Ik
leg het nader uit: in het begin van Samber had
ik het perfecte papier gevonden, Elephant, met een magnifieke
marmering. Met de komst van de informatica voor het grote
publiek richtten papierfabrikanten zich weer toe op de
fabricatie van papier voor drukwerk in plaats van tekenmateriaal.
Van de ene dag op de andere vond ik mijn fetisjpapier
niet meer! Ik heb er daarom aan gedacht op het in te scannen
om het vervolgens als basisachtergrond te gebruiken voor
een tekening die ik op de computer maak. Net zoals een
schilder eerst een basiskleur aanbrengt alvorens aan het
schilderij te beginnen. Daar ben ik nooit mee gestopt."
Over het beperkte kleurenpalet: "Maar
de grootste puristen mogen gerust zijn, ik werk niet alleen
op de computer. Alle potloodtekeningen zijn uitgevoerd
in blokken met Bristolpapier. En ik houd me aan het beperkte
kleurenpalet, in hoofdzaak zwart, grijs en rood. Dat is
al zo sinds het begin van de serie. Er is geen sprake
van dat dit veranderd!"
Over paniek: "Twee vrouwen verdrinken,
maar niet op dezelfde manier. Julie is elegant, haar bewegingen
harmonieus, in tegenstelling tot haar metgezel. Het beantwoordt
aan hun respectievelijke karakter. Ik doe dit soort subtiliteiten
in de tekeningen niet intelligenter voor dan ze zijn.
Het komt gewoon goed van pas. Als ik de metgezel van Julie
in scène zet, dan ben ik die persoon, dan ben ik
in het water met haar, ik panikeer, ik kan niet zwemmen!
Het is ergens fascinerend om zo'n grote slechterik te
tekenen die plots doodsbenauwd is bij het idee te sterven.
Je zou denken dat de dood personen bij elkaar brengt.
Niet echt. Zelfs op het laatste moment reageert ieder
van ons op zijn eigen manier."
|
Over het ongesprokene: "Een geslaagd album,
waar je plezier aan hebt beleefd om het te maken, steunt
op twee of drie sleutelscènes. Hier heb je er een
van. Ik ervaar nog altijd dezelfde rilling als bij het
tekenen van deze scènes met Julie en Bernard waarin
de romantiek minder in de dialoog te vinden is dan in
de situatie. Ik heb een theaterstuk geschreven dat op
Samber is gebaseerd. Een heel goeie oefening.
Ik moest hiervoor herschrijven, mijn dialogen uitbreiden
wat me er vreemd genoeg toe heeft gebracht om de dialogen
in mijn strips in te korten toen ik daaraan herbegon.
Ik denk wel dat ik de juiste afstand heb gevonden, met
minder overvloedige dialogen, maar meer gedragen door
uitgekozen situaties. De kracht van Samber moet
meer dan ooit steunen op de beelden, op het ongesprokene."
Over de horror: "Samber
heeft een horrorkantje. Als lezers of aspiranttekenaars
me tekeningen sturen die zijn geïnspireerd op mijn
universum, dan zijn die meestal bloediger dan de scène
waarop het is gebaseerd! Ik let er dus wel op om niet
te veel bloed te laten vloeien! De geest van Bernard verschijnt
met een gat in het hoofd... Om het gewelddadige hiervan
te temperen, heb ik geprobeerd om het op de meest harmonieus
mogelijke manier te integreren in zijn fysieke verschijning."
Over het beoordelen van zijn werk: "Maar
ik denk niet na over elk detail. In het begin van de serie
had ik de indruk dat ik een en ander te bewijzen had bij
elke lijn. Nu beoordeel ik mijn werk, meer dan op een
geïsoleerde tekening, op het geheel van de plaat,
zeg maar op het album."
Over een rode draad: "Ik heb nood
aan een rode draad. Hitchcock maakte
een cameo in elk van zijn films. Ik daarentegen gebruik
in bijna al mijn albums een adolescent die op Bernard
lijkt, die op zijn beurt is geïnspireerd op enkele
vroegere personages. Dat stelt me gerust."
|
|
|