Onderstaande
bijdrage van Jean-Pierre Fuéri verscheen
eerder in het Franse stripmaandblad Casemate
nummer 65 van december 2013.
|
|
Antoine
Aubin over de oneindige trap: "Ik ontmoette
Jean Dufaux bij de verschijning van het vorige album.
Hij wilde een verhaal ontwikkelen over de jeugd van Olrik,
maar dat zei me niet veel. Daarop evolueerde het verhaal
ten goede. In tegenstelling tot Jean Van Hamme levert
Jean Dufaux zijn scenario in gedeeltes. Dat gaf me soms
wel wat problemen, op deze dubbelpagina zie je er een
voorbeeld van. Het scenario voorzag een afdaling op een
oneindig lange trap. Ik begreep de reden ervoor niet goed.
Ik heb het gezelschap getekend op oneindig hoge tredes.
Toen ik uiteraard het vervolg van het scenario kreeg en
de diepte van de grot ontdekte, begreep ik waar die trap
op sloeg."
Antoine Aubin over Étienne Schréder:
"Étienne kwam op meerdere manieren tussen
voor dit album. In het begin inktte hij de decors, daarna
inktte hij decors en personages en uiteindelijk, door
tijdsdruk, realiseerde hij op zijn eentje de laatste vier
pagina's."
Étienne Schréder over de dubbel
geïnkte plaat: "En daardoor kon Antoine
tijd vrijmaken om aan de cover te werken. Dat was zijn
idee, alleen hij kon die maken zoals hij er nu uitziet.
Deze plaat is trouwens een speciaal geval. Door een communicatiefout
hebben we deze plaat allebei geïnkt, elk voor zich!
Uiteraard is de versie van Antoine behouden."
Antoine Aubin over symmetrie: "Hier
zocht ik een zekere symmetrie voor de prenten, met een
voortgang van de personages links en rechts. Kortom, ik
paste de stripcodes toe van toen, de codes van Jacobs.
Door de personages dicht tegen elkaar te tekenen, versterkt
het de indruk van de insluiting van de tunnel."
|
Antoine
Aubin over de ratten: "Bij het tekenen van
het metalen paneel wist ik dat we naar het ruimteschip
zouden gaan, maar ik had me niet verwacht aan die ratteninvasie.
Er ontbreekt enkel nog een rattenvanger met een fluit."
Antoine Aubin over Jacobs' grot: "Tegenwoordig
staan de albums vol met verwijzingen naar die van Jacobs.
Deze reuzegrot doet uiteraard denken aan die uit Het
Geheim van de Zwaardvis en aan de ondergrondse reis
van Blake en Mortimer in SOS Meteoren."
Antoine Aubin over de techniek: "Voor
de personages gebruik ik, zij het niet langer uit macht
der gewoonte, dezelfde techniek als voor De Vervloeking
van de Dertig Zilverlingen. Ik teken de personages
in actie en van zodra ze er goed opstaan, maak ik er meer
Jacobs-houdingen van. Om me de puurheid van zijn tekenstijl
eigen te maken, schets ik op papier met dezelfde grootte
als het uiteindelijke drukwerk. Daardoor verzink ik niet
in details. Daarna vergroot ik mijn tekeningen om sommige
houdingen te verbeteren en te inkten. Dargaud drukt mijn
potloodtekeningen in blauw af en stuurt ze naar Étienne
voor zijn deel van het inktwerk."
Antoine Aubin over de geest van Jacobs:
"Ik kan me moeilijk voorstellen dat Jacobs dezelfde
problemen tegenkwam als die waar ik nu over vertel. Dat
hij dezelfde bewegingen als mij zou maken, lijkt me een
vreemde gewaarwording. Alsof zijn geest in me is gevaren.
Elk van deze vier pagina's eindigt met een prent met suspens
erin, zoals indertijd toen de pagina's in tijdschriften
verschenen en waarbij de nieuwsgierigheid van de lezer
geprikkeld werd. Jean had die voorzien, soms, en ik heb
er toegevoegd door hier en daar de decoupage te veranderen
zodat ik er mijn vraagteken kon zetten."
|
Antoine
Aubin over het ruimteschip: "Het ruimteschip
moest lijken op wat men in de jaren 1960 bij ruimteschepen
dacht. Ik maakte er uiteraard iets in de trant van die
uit Het Raadsel van Atlantis van. En
ik baseerde me op een Russisch maanlandingsgestel dat
ik op het internet vond. Ik weet niet of die indertijd
gebouwd werd want de begeleidende tekst begreep ik niet.
Ik wilde het op zijn zij leggen als een insect met zijn
poten in de lucht. De gigantische grootte ervan wordt
pas duidelijk wanneer Blake en de anderen zichtbaar zijn
op de achtergrond. Ze zijn zodanig klein dat ik vreesde
dat de lezer er niet op zou letten. Daarom heb ik bij
hen een tekstballon met uitroepteken gezet om de aandacht
te trekken."
Antoine Aubin over de tint van Hergé:
"Het oranje kleur is dat van de ruimtepakken in Mannen
op de Maan. Ik geef enorm veel kleurindicaties door
naar Laurence Croix. Het viel niet mee om de tint van
Hergé te pakken te krijgen. En de inkting van Étienne
stelde me voor een probleem."
Étienne Schréder over een schaduwpartij:
"Ik werk op wat Antoine voorbereidende schetsen in
blauw noemt. In feite zijn het sterk uitgewerkte potloodschetsen.
Met arceringen gaf hij de schaduwen op het ruimteschip
aan. Niet goed wetend wat hij wilde, heb ik die zwart
gemaakt en ik ging ervanuit dat hij die wel zou aanpassen
als dat nodig was. En dat deed hij ook door aan de inkleurster
te vragen ze een mat verloop te geven à la Jacobs."
Étienne Schréder over de geruststellende
traditie: "Dit album is een speciaal geval.
Zelfs al worden de kleuren digitaal gemaakt en de platen
gescand, toch gebeurt het werk op de traditionele manier
want het zwart en de kleuren zijn van elkaar gescheiden.
Voor mij is dat geruststellend. Antoine kan nog altijd
ingrijpen door mijn inktwerk te verbeteren. En dat deed
hij vaak."
|
Antoine
Aubin over cirkels: "Hoe moest ik een cirkelvormige
plaats in meerdere prenten tonen? In de eerste twee hanteerde
ik een soort continuïteit die een idee moet geven
van de reusachtigheid van de ruimte. Voor de vormen en
de reflecties van de zuil, heb ik me gebaseerd op beelden
van glasfabrieken."
Antoine Aubin over het verliezen van personages:
"De eerste plaat die ik tekende was de vierde. Met
twee tekeningen van Septimus uit Het Gele Teken.
Alle hoofdpersonages zijn moeilijk te vatten, ook al lijken
ze simpel. Ik teken graag Olrik, die in dit verhaal naar
waarde wordt geschat, en ik waardeerde het werk van Jean
Dufaux. Ik zie Olrik als het bevrijde tegenwicht, zonder
het morele harnas, van Blake en Mortimer. Maar ik heb
graag dat de personages hun door Jacobs vastgelegde karakters
behouden. Als we teruggrijpen naar hun jeugd, als we ernaar
zoeken om hen te laten evolueren, zou het voor mij aanvoelen
alsof ik mijn personages verlies. En dat wil ik niet."
Étienne Schréder over een derde
tekenaar: "Toen Antoine me vroeg de laatste
vier pagina's van hem over te nemen, sloeg ik in paniek.
Ik had grosso modo drie dagen per plaat. Ik gooide me
op het maken van voorbereidende schetsen, wat ik anders
nooit doe. En dan hoorde ik op de radio dat met een gelijke
spierkracht een hond het altijd wint van een atleet op
hoog niveau. Want de mens denkt aan het doseren van zijn
energie met zijn doel in het vooruitzicht, een hond denkt
alleen aan lopen. Ik heb alle gedachten aan de naderende
deadline uit mijn hoofd weggejaagd en ik ben vrij van
geest beginnen tekenen. En ik kwam op tijd klaar. Ook
ik heb namelijk een beroep gedaan op een andere tekenaar
(José-Luis Munuera meerbepaald, red.)
om mij te helpen..." |