Dit is archiefpagina 13 van de rubriek Weetje v/d Week.
325 De echte Guust Flater
324 Turkse stripgeschiedenis met hertekende verhalen uit onze contreien
323 Geblondeerde Guust Flater in Kopenhaags café Viggo
322 The Joker avant la lettre
321 Onvoltooid project (47): Robbedoes en Kwabbernoot door Vincent Hop en Fred Weytens
320 Taart en een naakt meisje voor Jean Roba
319 Onvoltooid project (46): Mickey Mouse door Romuald Reutimann en Olivier Milhaud
318 De echte Tarbot II door Belgische topdesigner
316 Alternatieve voornamen voor kapitein Haddock
315 Oerversies van Jerome K. Jerome Bloks
314 Opdrachttekening Hergé voor Jean Libert
313 Vroege Robbedoezen
312 Guust geeft striples
311 Onvoltooid project (45): Blake en Mortimer door Griffo
310 Zetari en het mysterie van de twee slotpagina's
309 Onvoltooid project (44): Blake en Mortimer door Ramon Rosanas
308 Onvoltooid project (43): XIII Mystery door Laurent Astier
307 Bruegel in de strip
306 De ene RG is de andere niet en de legendarische gierigheid van Morris
305 Een nieuwjaarswens van Eddy Paape
304 Barok Suske en Wiske-tafereel ook op Het Schilder-Boeck 
303 Speciale Robbedoes-cover voor Portugal door André Franquin
302 Pierre Tchernia, hulpscenarist van Asterix
301 Coverproject Natasja 14                 
 
De echte Guust Flater
07/03
TOP
Gaston Mostraet
Maak kennis met Yvan Delporte (links) en zijn goede vriend Gaston Mostraet. Delporte was hoofdredacteur van het weekblad Robbedoes en hij zocht een figuurtje om de redactionele pagina's op te vullen. Hij besprak dat met André Franquin. Dat gebeurde tussen pot en pint (en glaasjes cola) in een Brussels café. Toen Franquin en Delporte daar samenzaten, beschreef Franquin hoe hij Guust Flater zag terwijl hij er schetsen van maakte: ietwat sloom, een groot rond hoofd, een neus als een aardappel, zijn haren in de war, niet dom, integendeel zelfs slim, maar altijd druk bezig met futiliteiten... Delporte proestte het uit en zei 'm: "Ik ken hem, ik ken hem! Ik ken exact zo'n kerel! Maar werkelijk dezelfde! Het is mijn maat Gaston!"

Zo kwam het figuurtje niet alleen aan zijn naam, maar de papieren Guust bestond al in de gedaante van Gaston Mostraet. In die tijd was Mostraet een assistent in een apotheek. Hij droeg een vlinderstrik (net zoals Guust in zijn eerste optreden) en hij experimenteerde tijdens de pauzes van zijn baas met alcoholmengsels. Zijn specialiteit was kummel, een likeur op basis van komijn. Vrienden van hem hadden een meeuw die ze Gaston noemden. Hij had zelf de bijnaam "Le Grand Gaston".

Gaston Mostraet overleed in 2014. Hij werd 87 jaar. Hij overleefde zowel Delporte (overleden in 2007) als Franquin (overleden in 1997).


Turkse stripgeschiedenis met hertekende verhalen uit onze contreien
29/02
TOP
Histoire de la Bande Dessinée Turque 1
Histoire de la Bande Dessinée Turque 2
De stripgeschiedenis in Turkije gaat al mee sinds 1890. De in België wonende Turk Erol Bostanci schreef inmiddels twee delen van de Franstalige overzichtsboeken Histoire de la Bande Dessinée Turque die de jaren 1890-1954 (340 pagina's!) en 1955-1975 bestrijken. Er zijn nog twee andere delen gepland over de periodes 1976-1999 en 2000-2020 die in 2021 zullen verschijnen.

Kuifje
Kuifje
Ton en Tinneke

Je staat ervan versteld hoeveel van oorsprong Belgische strips in Turkse stripbladen stonden, voornamelijk uit de weekbladen Kuifje en Robbedoes, van de stripreeksen Kuifje en Robbedoes zelf over Suske en Wiske (zie verder in dit artikel), Lucky Luke, Baard en Kale, Dan Cooper, Buck Danny en Rik Ringers tot Pechvogel van Berck, Michel Vaillant, Timoer, Pom en Teddy en een hele sliert andere bekende stripreeksen.

Robbedoes
Baard en Kale

Turkse stripbladen namen weliswaar vaak een loopje met publicatie- en auteursrechten, want ze beschikten zelden over drukfilms die nodig waren om hun magazines en albums te drukken. Hun eigen tekenaars tekenden dan maar het oorspronkelijke materiaal na, met wijzigingen en wisselend talent, en ze maakten doodleuk nieuwe verhalen van reeksen als Kuifje, Robbedoes, Lucky Luke of Ton en Tineke. Van Kuifje bijvoorbeeld verscheen een klein dozijn Turkse avonturen die er nog vrij goed getekend uitzien. De covers zijn daarentegen vaak gedrochten. Pas in 1996 trad Turkije toe tot de in 1886 internationaal vastgelegde Berner Conventie die de bescherming van auteursrechten verzekert. Maar ook de eigen Turkse productie is heel gevarieerd met ronduit fantastisch getekende strips in alle genres.

Lucky Luke
Lucky Luke

De Turkse stripcultuur stond onder grote invloed van de Franco-Belgische, Italiaanse en Amerikaanse scholen en tegenwoordig ook meer en meer Japanse voorbeelden.
Bostanci runt deze Facebookgroep waarop hij heel regelmatig Franstalige artikels publiceert en voorbeelden laat zien. De overzichtsboeken zijn door hemzelf uitgegeven en kan je enkel via hem (Messenger) bestellen. De oplage is heel klein (honderd exemplaren) en de boeken kosten je 25 euro.

Afacan

We vroegen Erol Bostanci of hij ook een voorbeeld had van een Turkse publicatie van Suske en Wiske. Hij bezorgde ons scans van de volledige inhoud van één weekblaadje (Afacan nummer 2 uit 1965) dat je hier kan downloaden als pdf of klik op bovenstaande cover. In dat nummer staat één hoofdstuk uit de nagetekende versie van De Groene Splinter gepubliceerd.

Bostanci gaf er bijkomende uitleg bij: "Vanaf 10 mei 1966 publiceerde Sarika Silliler vijfendertig nummers van het weekblad Afacan waarvan het laatste nummer op 3 januari 1967 verscheen. Silliler was een uitgeefster van striptijdschriften en gaf in de jaren 1960 ook nog andere tijdschriften voor kinderen uit, zoals Acar (in 1965 en 1968), Aster (tussen 1965 en 1969), Nik (in 1965) en Bükür (tussen 1967 en 1970). In Afacan viel onder meer een Turkse, hertekende versie te lezen van De Groene Splinter (in het Turks Beyaz Maskeliler naar de oorspronkelijke Franse titel Les Masques Blancs - De Witte Maskers) die ook bij uitgeverij Sait Yurdagül werd gepubliceerd."

Net zoals bij andere Turkse publicaties van strips uit onze contreien, werden de strips niet alleen hertekend door de afwezigheid van drukmateriaal, maar ook om de oorspronkelijke strippagina's om te zetten naar kleinere pagina's voor de op kleiner formaat uitgegeven stripbladen met minder prenten per pagina. Je zal in de pdf merken dat in de hertekende versie extra decor is getekend om breder geworden prenten meer op te vullen.
(Bron: Didier Pasamonik, ActuaBD.com)


Geblondeerde Guust Flater in Kopenhaags café Viggo
22/02
TOP
Café Viggo
Café Viggo
Café Viggo
Een weetje van Thierry Capezzone, de huidige tekenaar van Pol, die in Denemarken woont. In Frederiksberg, een enclave in de hoofdstad Kopenhagen, bestaat een café met de naam Viggo, Guust (Flater) in het Deens. Vroeger was er ook een café Obelix, maar dat moest de deuren sluiten door een rechtenkwestie. De uitbaters van café Viggo kregen daardoor schrik dat hetzelfde zou gebeuren met hun café, dus vermomden ze hun grote Guust-muurschilderingen in het café door zijn zwarte haren blond te schilderen.

Op de foto’s hierboven zie je de blonde Guust en hieronder foto's van vroeger. Op hun menukaarten staan nagetekende figuren en op panelen aan de muur hangen uitvergrote prenten uit gags van Guust. Volgens online reviews is het eten er erg lekker. Geen experimentele Guust-recepten zoals kabeljauw met aardbeien en chocoladesaus...


Café Viggo
Café Viggo
Café Viggo


The Joker avant la lettre
16/02
TOP
The Man Who Laughs
Als je op de afbeelding hierboven klikt, word je weggeleid naar een YouTube-filmpje met een scène uit The Man Who Laughs, een film uit 1928 van de Duitse expressionistische regisseur Paul Leni. Het verhaal is gebaseerd op de roman L'Homme qui Rit van Victor Hugo. En die ken je van onder meer Les Misérables en De Klokkenluider van de Notre Dame.

Het verhaal portretteert Gwymplaine (gespeeld door Conrad Veidt) die altijd een glimlach op zijn gezicht heeft. De koning heeft die erin gesneden uit wraak voor het verraad van zijn vader. Gwymplaine kan aan de slag in een rondreizend circus waar hij uitgroeit tot een populair idool.

Joker: De Man die LachtBill Finger, Bob Kane en Jerry Robinson, de makers van de eerste Batman-verhalen met The Joker, ontkenden dat hun Joker uit 1940 gebaseerd was op het personage uit de film. Ze gaven wel toe dat de grijnslach beïnvloed was door een foto van Veidt uit deze film. In 2005 verscheen een Batman-minireeks door Doug Mahnke en Ed Brubaker met de titel The Man Who Laughs als een hommage aan de film. In 2014 werd deze strip vertaald door RW Uitgeverij.


Onvoltooid project (47): Robbedoes en Kwabbernoot door Vincent en Fred Weytens
08/02
TOP
Robbedoes
Sinds diverse tekenaars en scenaristen de kans kregen om een eigen Robbedoes en Kwabbernoot-verhaal te maken, regende het projecten die het niet altijd tot een concreet album schopten. Sommige auteurs werden gevraagd door uitgeverij Dupuis, anderen boden spontaan hun voorstel aan, meestal met proefplaten onder de arm. Scenarist Fred Weytens had zo'n voorstel met tekenaar Vincent waarvan je hierboven twee proefplaten ziet staan.

Weytens is samen met Hub (Okko) de co-scenarist van Aslak en de scenarist van De Tijgerwals. Vincent (voluit Vincent Beaufrère) kennen we van de reeksen Albatros, Chimère(s) 1887, De Minderbroederschool en het bij Microbe te verwachten Liberty Bessie. Op hun proefplaten komen Robbedoes, Kwabbernoot, Spip en de Marspilami voor en er zijn decors uit Parijs en Rommelgem te herkennen.


Taart en een naakt meisje voor Jean Roba
01/02
TOP
Jean Roba
Toen Yvan Delporte hoofdredacteur van het weekblad Spirou (Robbedoes) was, konden de lezers en zijn collega's zich aan het gekste verwachten. Het waren hoogdagen in de jaren 1950 en 1960 toen elk intitiatief of wedstrijd vele duizenden deelnames opleverde.

Op een keer kwam Delporte op het idee om een koe cadeau te geven. Dat is al vaak uitgelegd aan de hand van de gags van Guust Flater die toen verschenen en waarin een koe op de redactie kwam. Het leidde zogezegd tot het ontslag van Guust waarop zevenduizend lezers in de pen kropen om te eisen dat Guust weer in dienst kwam. Sommige brieven waren ongelofelijk grof tegenover uitgever Charles Dupuis.

André Franquin daarover: "Ik wist niet wat ik had veroorzaakt!" En Charles' zoon Jean-Luc wist ook nog het volgende over die wedstrijd te vertellen: "Op een avond kwam mijn vader thuis en zei hij: 'Ik denk dat ik me weer in de luren heb laten leggen door Rosy, Delporte en zijn hele bende. Weten jullie wat ze me nu hebben gevraagd? Om een koe naar de redactie te laten komen. Rosy zei me dat het een ongelofelijke publiciteitsstunt zou zijn waar men nog lang na mijn dood over zou spreken.' Mijn moeder vroeg hem dan: 'Charles, je hebt toch nee gezegd?' Mijn vader zweeg en begon zijn soep te eten."

De redactie heeft trouwens ook nog het bezoek gehad van een leeuwenwelp en een aapje.
Maar op de foto hierboven zie je geen koe staan. Je ziet wel Jean Roba, de auteur van Bollie & Billie, die een taart in ontvangst neemt van een naakte dame. Ook daar ging een heel verhaal aan vooraf.

Charles Dupuis wou steeds zelf de uitslag van het jaarlijkse referendum voor meest populaire strips aan de tekenaars bekendmaken. Delporte: "Dat jaar zei hij, vóór hij de winnaar bekendmaakte: 'Wat vinden jullie ervan dat degene die het hoogste aantal stemmen behaalde iets cadeau moet geven aan zijn collega's?' Daarop zei Roba: 'Ja, ja! Franquin is nu al jaren de eerste in het referendum! Hij moet ons maar een grote taart met een meisje erin, zoals in de strips van Lucky Luke, trakteren!' Het was beslist, iedereen riep: 'Franquin, een taart! Franquin, een taart" En toen maakte meneer Dupuis schalks de winnaar bekend: 'Heren, dit jaar is Roba de winnaar!' Vanaf die dag, wanneer ze hem tegenkwamen, vielen alle tekenaars Roba lastig met de vraag: 'En, Roba, je taart?' Maar na een jaar of twee was ik het zelf beu en zei: 'Roba, als je wil, organiseer ik een feest voor jou en jouw taart!' En uiteindelijk, op een mooie dag, ontving de hele ploeg, meneer Dupuis voorop, een uitnodiging zonder verdere details van Roba voor een surprise party in het cultureel centrum van Brussel... Roba kwam op het podium om de clou van het feest te onthullen en twee kerels kwamen tevoorschijn terwijl ze de bewuste taart droegen. Toen het meisje daarin lachend haar hoofd liet zien, volgde een daverend applaus. Maar ik benadruk dat ze niet tot het einde van het feest is gebleven om de echtgenotes van de vrienden niet kwaad te maken."
(Bron: Yvan Delporte, Réacteur en Chef, Dupuis, 2009)


Onvoltooid project (46): Mickey Mouse door Romuald Reutimann en Olivier Milhaud
24/01
TOP
Mickey Mouse
In 2015 vernam de Franse tekenaar Romuald Reutimann (van de niet-vertaalde reeksen Cité 14 en Tim & Léon) dat Glénat zou beginnen met het uitgeven van hommagealbums van Mickey Mouse en Donald Duck. Samen met scenarist Olivier Milhaud stelde hij Glénat hun Mickey-project voor. De eerste pagina daarvan zie je hierboven afgebeeld. Het voorstel vond geen gading, maar 't ziet er best geslaagd uit, met veel eerbied voor de oerversie van Floyd Gottfredson die decennialang de krantenstrip van Mickey Mouse voor zijn rekening nam.


De echte Tarbot II door Belgische topdesigner
11/01
TOP
Tarbot II
De in 1977 geboren Belgische wagendesigner Louis de Fabribeckers is sinds 2007 de hoofddesigner bij de Italiaanse autofabrikant Touring Superleggera. Hij heeft de look van onder meer de Bellagio, een paar Alfa Romeo-modellen, de Maserati/Touring A8GCS, een Bentley-model, een Berlinetta en nog wat andere ontwerpen op zijn naam staan. Die carrière bij Touring heeft hij mee te danken aan zijn hulp bij het uitwerken van een werkelijk model van André Franquins Tarbot II.

In 1958 ontwierp André Franquin de Tarbot II na een grootscheepse wedstrijd waarbij lezers van het weekblad Sprint (Risque-Tout in het Frans), een nieuw weekblad naast Robbedoes, hun eigen ontwerpen mochten insturen. Maar liefst dertienduizend inzendingen kwamen op de redactie binnen. Op basis van de meest bruikbare ideeën stelde Franquin de nieuwe droomwagen samen. In het kortere Robbedoes en Kwabbernoot-verhaal Een Rustige Vakantie introduceerde Franquin de Tarbot II.

Die wagen bracht vele autoliefhebbers aan het dromen. In 2004 zette het Zwitserse Sbarro Franquins visie van het sportwagenmodel Tarbot 1 (uit De Hoorn van de Neushoorn) al om in een werkelijk rijdende wagen voor een expo over Franquin in Parijs. Een Citroën Xantia Activa V6 vormde de basis voor het model.

Tarbot II
In 2006 waagde Louis de Fabribeckers zich aan een model van de meer futuristische Tarbot II. De motor en het chassis van een Porsche 924 dienden als basis voor de uitvoering van de wagen. Deze wagen was samen met de Tarbot I voor het eerst te zien op de expo De Wereld van Franquin die in het Brusselse AutoWorld plaatsvond. Een voorbereidende designschets zie je hierboven.

Nederlander Paul Koot, huidig CEO van Zeta Group, vroeg Louis om hem te helpen bij het maken van de Tarbot II, een project voor een Belgische verzamelaar. Louis was nauw betrokken bij alle stappen van de productie en dat was eigenlijk een soort test. Paul Koot had toen net het carrosseriebedrijf Zagato, werkzaam voor Granturismo, overgenomen. Daarachter zat de terugkeer van het merk Touring waarvan Zeta Group de merknaam had gekocht. Op een dag vroeg Paul aan Louis of hij designer wou worden voor Touring. Dat was een gouden kans voor Louis die nu een grote naam is in het milieu. En dat dankzij het design van een striptekenaar.
Bron: Coachbuild.com / Drivr. / Carjager.com / Automobiles Classiques / Les Fans d'André Franquin / De Wereld rond Franquin (Stripspeciaalzaak.be)


Tarbot II
Tarbot II
Tarbot II
Tarbot II
Tarbot II


Alternatieve voornamen voor kapitein Haddock
21/12
TOP
Haddock
"Kapitein" is niet de voornaam van Haddock uit de stripreeks Kuifje. Zijn voornaam luidt Archibald. Voordat Hergé tot die voornaam kwam, had hij volgens bovenstaande afbeelding een lijst alternatieven opgesteld waarbij hij Richard en Patrick aanduidde als kanshebbers.


Oerversies van Jerome K. Jerome Bloks
15/12
TOP
Jerome K. Jerome Bloks
Jerome K. Jerome Bloks
Jerome K. Jerome Bloks
Jerome K. Jerome Bloks
Uit dit interview met Alain Dodier, door Wouter Porteman, kon je al lezen dat de tekenaar van Jerome K. Jerome Bloks vaak prenten of complete pagina's hertekent. Dat gold al voor de allereerste pagina's van De Dodende Schaduw, deel 1 in de stripreeks die sinds 1985 loopt. Nog vóór er überhaupt sprake was van een reeks tekende Dodier bovenstaande pagina's in zwart-wit om ze op te sturen naar uitgevers als presentatie voor de detectivereeks die hij samen met Pierre Makyo en Serge Le Tendre zou maken. Dupuis hapte toe. Deze pagina's werden vervolgens hertekend in een meer moderne en realistische stijl vóór ze gepubliceerd raakten. Die hertekende versies zie je onder de oerversies. In het verhaal kwam er nog een extra pagina vóór deze twee pagina's waarin de sluipende, klimmende en klauterende Jerome zichzelf voorstelt.

Voor het ontstaan van de detective moeten we teruggaan naar 1980. Na eerste publicaties vanaf medio jaren 1970 in een realistische en komische tekenstijl voor voornamelijk Pistil, een Frans striptijdschrift dat eerst maandelijks, dan wekelijks en dan helemaal niet meer verscheen, creëerde Dodier samen met zijn kompaan Pierre Makyo het personage Pijannot. Deze detective was in een komische tekenstijl getekend en is de ware voorvader van Jerome. Zoals gewoonlijk stuurde het duo de strip naar uitgeverij Dupuis voor een gedroomde publicatie in het weekblad Robbedoes, en zoals gewoonlijk werd het project geweigerd. Maar deze keer kregen ze wel het voorstel om er een kortverhaal van te maken. Het kortverhaal van acht pagina's is onvoltooid gebleven. Er bestaan zes pagina's van (hieronder zie je er eentje van). Robbedoes moest het dan toch niet hebben.

Pijannot

Uiteindelijk maakte Dodier de beslissing om Pijanot in een realistische tekenstijl te tekenen, want twee kortverhaaltjes (in 1975 en 1976) voor de rubriek Vrij Vel waren ook realistisch getekend en die raakten wel gepubliceerd. Het uiterlijk van een lange slungel met bril kwam snel (zie ontwerptekeningen hieronder), het idee om hem met een solex te laten rijden in Parijs kwam ook vlot op papier te staan. Nu moest Makyo er nog een verhaal voor bedenken. De dag na de ontwerptekeningen kwam Makyo op de proppen met de synopsis van De Dodende Schaduw en het uitgewerkte scenario voor de eerste zes pagina's met een nieuwe naam voor het personage. En deze keer had het duo wel geluk. Alain De Kuyssche, de hoofdredacteur van Robbedoes, hapte toe op basis van deze zes pagina's. Voor het vervolg van het scenario riep Makyo de hulp in van Serge Le Tendre.

Jerome K. Jerome Bloks

Hun eerste verhaal stond in 1982 integraal in een nummer van Robbedoes Album+, een dikker Robbedoes-tijdschrift voor krantenkiosken die tijdens vakanties verschenen, met gags, kortverhalen en één lang avontuur, meestal door beginnende auteurs. Meer dan zes nummers kwamen er niet van uit. Het was een teken dat hoofdredacteur Alain De Kuyssche, die Jerome K. Jerome Bloks een kans gaf, niet al te veel geloofde in het potentieel. Een jaar later begon Dodier deel 2, De Papieren Droom, te tekenen. Intussen was De Kuyssche vervangen door Philippe Vandooren. Dodier wou weten of de afspraken nog steeds van tel waren en ontmoette Vandooren. De nieuwe hoofdredacteur was dolenthousiast over wat nu een reeks zou worden mét publicatie in het weekblad Robbedoes waarvan Dodier altijd heeft gedroomd.

Vanaf deel 2 was Jerome K. Jerome Bloks, goed en wel gelanceerd. Makyo vroeg Serge Le Tendre om de verhalen mee te schrijven. Door het monstersucces van Op Zoek naar de Tijdvogel (getekend door Régis Loisel) had Le Tendre later geen tijd meer terwijl Makyo met zijn Het Land van Langvergeten (getekend door Laurent Vicomte) zelf ook een evenwaardig succes scoorde. Hij schreef nog wel deel 3, Op Leven en Dood, maar hij vroeg Dodier of hij deel 4 zelf zou kunnen schrijven. Dodier had op dat gebied geen ervaring, want hij had meer ervaring met het schrijven van gags op één of twee pagina's.

Uiteindelijk werd het schrijven van deel 4, De Schaduw van het Verleden, een openbaring voor hem. Dodier ontdekte met veel plezier dat hij zelf in staat was een lang verhaal te vertellen. Makyo vond nog de tijd om deel 5, De Regel van Drie, te schrijven, maar het succes van Het Land van Langvergeten slorpte hem volledig op. Vanaf deel 6, Zelda, is Dodier de enige auteur van de detectivereeks. In december verscheen deel 27, Namaak. Het is een van de zeldzame reeksen die met de jaren niets aan kwaliteit heeft ingeboet.
(Bron: Jérôme K. Jérôme Bloche L'Intégrale 1 en 2, Bulles en Tête!, 2019)


Opdrachttekening Hergé voor Jean Libert
08/12
TOP
Bozz
Voor een stripveiling van het Franse veilinghuis Coutau-Bégarie & Associés wordt een onuitgegeven tekening van Hergé geveild die geschat wordt op 40.000-60.000 euro. Hergé maakte deze aquareltekening op 10 mei 1945, kort na de Wapenstilstand. Het viert de bevrijding van Jean Libert uit de gevangenis van Sint-Gillis die op de achtergrond is te zien. Beide heren zaten even vast op verdenking van collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog. In d eoptocht achter Kuifje zijn Hergé himself en zijn medewerkers Edgar P. Jacobs en Jacques Van Melkebeke te zien.

Libert was een vriend van Hergé en de auteur van spionage- en sciencefictionverhalen onder de pseudoniemen Paul Kenny en Jean-Gaston Vandel. Hij werd veroordeeld voor economische collaboratie en het feit dat hij in 1939 samen met schrijvers en journalisten een manifest ondertekende, waarin gepleit werd voor een neutraal België, werd hem niet in dank aangenomen.

De tekening staat in het persoonlijke dagboek van de in 1995 overleden Libert dat hij opdroeg aan zijn dochter dochter Annie, een latere Belgische actrice die voornamelijk in Franse, erotische exploitatiefilms meespeelde. Bij het dagboek met de tekening horen een foto met Hergé, een brief aan Libert en een handgeschreven bericht van Hergé aan Annie waarin hij het over de gevangenschap van haar vader heeft en het onrecht dat hem werd aangedaan. Hij hield een warm pleidooi voor zijn vriend.

Het complete dagboek met illustratie telt honderddertig pagina's en is uiteraard een uniek stuk. Dit is de link naar de veilingcatalogus met nog meer originele stukken. En hier kan je de Franstalige boodschap van Hergé aan Annie lezen.


Vroege Robbedoezen
25/10
TOP
Bozz
Dit is een illustratie van Bozz uit 1930 die hij tekende aan boord van de oceaanlijner Île-de-France. Bozz is niemand minder dan Robert Velter alias Rob-Vel, de eerste tekenaar van Robbedoes. Voor dat personage baseerde hij zich op de piccolo's aan boord van het schip die ook op deze illustratie voorkomen. Een ervan viel te pletter aan boord. Dat is Rob-Vel altijd bijgebleven. Toen hij in 1938 in opdracht van uitgeverij Dupuis een nieuwe held mocht ontwikkelen voor een nieuw stripblad voor de jeugd kwam hij op het idee van een piccolo die in een hotel werkt. Meer dan tachtig jaar later beleeft zijn creatie nog steeds avonturen in de handen van inmiddels tientallen internationale tekenaars en scenaristen.

Ze Noemden Hem RooieYves Sente baseerde zich op de anekdote van de verongelukte piccolo, die zogezegd model stond voor Robbedoes, om voor tekenaar Laurent Verron een eigen verhaal te schrijven. Dat verscheen in 2018 als Ze Noemden Hem Rooie, met het fictieve verhaal tegenover een goed gedocumenteerde, historische achtergrond. Volgens nieuws van een tijdje terug werken ze aan een tweede album over Juliette, het meisje dat Rooie aan boord leerde kennen.
(Bron: BD rares et oubliées Fanzines et autres curiosités)


Guust geeft striples
19/10
TOP
Guust
André Franquin maakte dit stripje van Guust Flater voor het Franstalige naslagwerk L'Année de la Bande Dessinée 81-82. Met deze stroken gaf hij in vijf prenten les over hoe een strip tot stand komt, van schets over potloodversie en inkting tot inkleuring.

Op 11 oktober werd dit origineel, inclusief het kalkje met Franquins kleurindicaties voor Vittorio Leonardo, geveild door de Parijse galerie Daniel Maghen. De geschatte waarde was 25.000-30.000 euro. De nieuwe eigenaar betaalde er 47.376 euro voor.


Onvoltooid project (45): Blake en Mortimer door Griffo
12/10
TOP
Blake en Mortimer
Op de overzichtsexpo van Griffo in het Belgisch Stripcentrum hangt bovenstaande originele plaat. De plaat dateert van 1999 en had in een album van Blake en Mortimer kunnen staan op scenario van Patrick Cothias. Het project met hun voorstel ging niet door.

Griffo en Cothias leerden elkaar kennen in 1996 en dat leverde daarna de trilogie Cinjis Qan en het tweeluik Het Pension van Dokter Eon op.

Mocht hun voorstel wel groen licht gekregen hebben, was Griffo de tweede Vlaamse tekenaar die Blake en Mortimer zou getekend hebben na Bob De Moor die de ondankbare taak kreeg om het vervolg van Edgar P. Jacobs' De 3 Formules van Prof. Sato te tekenen. Yves Sente, toenmalig hoofdredacteur van Kuifje, heeft Dirk Stallaert meermaals gevraagd om Blake en Mortimer te tekenen, maar dat zag Stallaert niet zitten. Het eerste voorstel kwam net in de periode toen hij Nino definitief inruilde voor Nero. Hij beweert daar nog altijd over dat hij toen boven zijn mogelijkheden tekende waarbij hij sommige platen meermaals hertekende. Uiteindelijk werd er gekozen voor André Juillard. Deze tekenaar werd indertijd ook al gevraagd om het vervolg op De 3 Formules van Prof. Sato te tekenen, maar dat achtte Juillard veel te vroeg voor zijn kunnen. Enkele jaren geleden kreeg een andere Vlaamse tekenaar het voorstel om tenminste eens proefplaten te tekenen voor Blake en Mortimer. Marvano — want om hem gaat het — heeft dat voorstel eventjes overwogen om het uiteindelijk af te slaan. Een van zijn redenen was dat hij zich te lang niet op zijn eigen strips zou kunnen concentreren.


Zetari en het mysterie van de twee slotpagina's
28/09
TOP
ZetariIn 2018 verscheen een integrale editie van Zetari, een fantasystrip van John Burns op scenario van Martin Lodewijk. Voor het eerst werd daarin het tweede verhaal opgenomen nadat deel 1 al in 1988 bij Big Balloon was verschenen. Van dit verhaal bestaan afwijkingen. Rob Minnes legt het hieronder aan je uit.

Nadat schrijver Martin Lodewijk en tekenaar John Burns een contract tekenden bij het Joegoslavische stripagentschap Strip Art Features (SAF), startte hun nieuwe fantasyreeks Zetari in het Joegoslavische stripmaandblad Strip Art nummer 38 van september 1983. Daar verscheen het in een frequentie van één tot drie platen per nummer, naargelang de vorderingen van tekenaar Burns.

Niet veel later toonde het Nederlandse weekblad Panorama ook interesse voor de strip. Destijds was het blad niet vies van een beetje sensatie en vrouwelijk bloot en dus paste de strip prima in hun toenmalige formule. Aanvankelijk waren de stripmakers in de veronderstelling dat hun creatie in wekelijkse afleveringen zou verschijnen als een vervolgverhaal, net als in Strip Art. Panorama blek echter iets anders in gedachten had: ze zochten content voor hun vijf à zes jaarlijkse zomerstripbijlagen, die bestonden uit complete verhalen van vierentwintig pagina's. De makers stemden alsnog toe, vanwege de promotionele mogelijkheden in voorpublicatie van hun nieuwe creatie, maar het betekende wel redactionele aanpassingen om hun verhaal van zesenveertig platen terug te krijgen naar drieëntwintig, de cover van de bijlage niet meegerekend.

Als eerste werd gekeken of er platen konden worden weggelaten zonder dat het verhaal al te veel geweld werd aangedaan. Die mogelijkheid werd gevonden in de platen 5, 9, 15, 19, 21 en 23. Vervolgens werd besloten om het verhaal te beëindigen na plaat 27, die nu plaat 21 was. Maar daarvoor was het wel nodig om twee nieuwe slotplaten te tekenen die niet voorzien waren in Lodewijks oorspronkelijke scenario, om het verhaal tot "een goed eind" te brengen, en zoals ze uiteindelijk in de Panorama-bijlage te lezen waren. De bijlage verscheen ingeniet in Panorama nummer 34 van 21 augustus 1984 met eenzelfde cover die Burns maakte voor Strip Art nummer 39.

Zetari

Het heeft er overigens alle schijn van dat de twee slotplaten voor Panorama daadwerkelijk de eerste originele slotplaten van het verhaal zijn. Opmerkelijk genoeg werden die twee platen versneden tot een enkele slotplaat om het verhaal af te sluiten in Strip Art nummer 57 van mei 1985, hetzelfde blad waarin het debuteerde en waar het nog steeds liep. Plaat 41 was net in het voorgaande nummer gepubliceerd, en blijkbaar vonden de redacteuren het nu wel welletjes. Ze maakten gebruik van de mogelijkheid die de in Nederland gepubliceerde eindplaten bood. Burns was naar verluidt niet in staat om het voor die tijd al gemoedelijke tempo van een maandblad bij te houden en de publicatie was zelfs al twee keer onderbroken geweest in Strip Art. Zijn uitstapje voor de Nederlanders hielp daar ook niet bij.

Zetari

Burns heeft overigens het verhaal wel afgemaakt — met de twee slotplaten zoals in het album afgebeeld — en het heeft als zodanig ook nog een voorpublicatie gekend in het Italiaanse stripblad L'Eternauta Presenta (1984/85) en het Spaanse stripblad Zona84 (1984), alsmede een handjevol albums bij onder meer Big Balloon in 1988. Klaarblijkelijk was Burns beter bij de les voor het latere vervolgverhaal, daar dat verhaal geen vergelijkbare kwesties heeft gekend tijdens de voorpublicatie in alle drie voornoemde tijdschriften.

Martin Lodewijk had zich in een eigentijds interview (Striprofiel nummer 50, juni 1984) laten ontvallen dat uitgeverij Arboris interesse had om het eerste verhaal in album uit te brengen, maar dat is er uiteindelijk nooit van gekomen, althans niet door Arboris. De eerste albumuitgave uit 1986 kwam uit een ietwat onverwachte hoek, namelijk die van de Duitse uitgever Splitter, zonder dat het in het Duits een voorpublicatie in een tijdschrift heeft gekend. En verrassend genoeg dook de kwestie rondom de twee slotpagina's weer op in deze uitgave. Het bleek dat noch de Panorama-versie, noch de definitieve versie in dat album waren opgenomen, maar twee niet door Burns getekende pagina's. Hoewel de stijl van die nieuwe slotplaten leek op die van Burns, waren ze niet door hem getekend, daar hij de gewoonte had om al zijn platen te signeren, maar eerder door een niet bij name genoemde andere artiest, net als de cover van het Duitse album overigens.

Zetari

Dat de redactie van Splitter gedwongen werd tot deze noodsprong, was meer dan waarschijnlijk veroorzaakt door het (tijdelijk) zoekraken van de twee slotplaten. In de Duitse versie van de integrale uitgave uit 2018 zijn die twee platen dan ook niet meer terug te vinden, net zo min als de Panorama-versies trouwens, en vervangen door de juiste. By the way, Splitter is de enige uitgever die het tweede verhaal ook als album heeft uitgegeven in 1991.

Er speelde in Duitsland overigens nog een andere kwestie omtrent het eerste Zetari-album. Kort nadat het album was uitgebracht in 1986, werd het door het Bundesprüfstelle für jugendgefährdende Schriften (letterlijk: federaal toetsingsbureau voor geschriften die de jeugd bedreigen) nog in hetzelfde jaar op hun zwarte lijst gezet. Dit was verre van een sinecure, omdat werken op deze index bij wet niet verkocht mochten worden aan minderjarigen en dat overtreding daarvan strafrechterlijke vervolging kon inhouden. Die wet betrof het Gesetz über die Verbreitung jugendgefährdender Schriften uit 1953 en kwam zelf voort uit artikel 5 van de naoorlogse (West-)Duitse grondwet, het artikel dat de vrijheid van meningsuiting regelt.

West-Duitsland was echter een van de weinige Westerse democratieën dat een voorbehoud in dat artikel inbouwde waar het jeugdpublicaties betrof en die de overheid als "ongezond" achten voor Duitslands jeugd. In tegenstelling tot Frankrijk, dat een soortgelijke wet kent, had Duitsland een solide reden om een dergelijk pad te bewandelen gezien de negatieve ervaringen in haar recente geschiedenis met betrekking tot de Hitlerjugend.

Helemaal consequent is de Bundesprüfstelle nooit geweest, want het tweede Zetari-album kwam niet op de lijst terecht. Daar tegenover stond een iets eerdere co-creatie van Lodewijk, De Kat in Katendrecht, die al een jaar eerder op de lijst was geplaatst. De Bundesprüfstelle kent een automatische vervaltermijn van vijfentwintig jaar en het Zetari-album is bijgevolg sinds 2012 officieel "vrijgegeven". Lodewijk was overigens verre van de enige wiens werk op de index was geplaatst; Hermann, Guido Crepax, Milo Manara en Serpieri behoren ook tot het illustere rijtje stripmakers die de "eer" te beurt vielen om hun werk op de index terug te vinden.
(artikel aangeleverd door Rob Minnes)


Onvoltooid project (44): Blake en Mortimer door Ramon Rosanas
28/09
TOP
Blake en Mortimer
Blake en Mortimer
De lijst tekenaars die aan Blake en Mortimer hebben meegewerkt, is al lang. En dan zijn er nog de vele tekenaars die sinds het overlijden van Edgar P. Jacobs zijn gevraagd om een album te tekenen of die zichzelf kandidaat stelden, maar nooit een album hebben getekend.

Enkele jaren geleden nodigde uitgeverij Dargaud de nu 53-jarige Spaanse tekenaar Ramon Rosanas uit om proeftekeningen te maken voor wat het album De Staf van Plutarchus (uit 2017) zou worden. Hij kijkt daar nu op terug met een "Het zou leuk geweest zijn!"

Rosanas maakt dus geen deel uit van de B&M-bende. Hij hoeft zich alleszins geen zorgen te maken over zijn carrière. Hij is actief voor Amerikaanse uitgevers en tekende al verhalen met Wolverine, Spider-Man, Deadpool, Hulk, X-Men, Iron Man en van Star Wars.


Blake en Mortimer


Onvoltooid project (43): XIII Mystery door Laurent Astier
21/09
TOP
XIII Mystery
XIII Mystery
XIII Mystery
XIII Mystery
XIII Mystery
Ho, wat kijgen we nu? Een nieuwe XIII Mystery? Nee, vooralsnog niet. Wat je hierboven ziet, was het voorstel van Laurent Astier, van wie dit jaar nog de westernreeks Het Venijn start bij Daedalus, om het album over Jonathan Fly te tekenen. Scenarist Luc Brunschwig sprak hem er eind 2008 op een Frans stripfestival over aan. Brunschwig vertelde hem over het XIII Mystery-project waaraan hij werkte en dat hij Astier wel als tekenaar voor dat album zag. De dag erop belde Astier naar Brunschwig om hem te zeggen dat het hem interesseerde. Kort daarop begon Astier met de voorbereidingen door voorstudies en schetsen te maken en hij begon van de personages te houden. Daarna maakte hij een coverstudie en enkele proefpagina's, gebaseerd op de présence van Amerikaanse comics uit de jaren 1970 en de nauwkeurige beschrijvingen van Brunschwigs scenario. Hij stuurde dat allemaal naar uitgeverij Dargaud.

Vervolgens kregen Astier en Brunschwig de uitleg dat het zo niet in zijn werk gaat. Het was niet aan de scenarist om de tekenaar te "casten". Die beslissing was weggelegd voor Jean Van Hamme, William Vance en Dargaud.

Bovendien vonden ze Astiers tekenstijl zich niet lenen voor de stripreeks. Astier: "Ik voelde me afgewezen en gedegouteerd. Niet veel later vernam ik van Luc dat Olivier TaDuc de tekeningen zou maken. Omdat ik hem ook op Facebook volg, begon ik zijn eerste tekeningen, prenten en inktwerk te zien. Zijn talent voor het stripverhaal is veel groter dan het mijne en ik bewonder zijn werk, dus er valt niets te betreuren."


Bruegel in de strip
14/09
TOP
Op 9 september 2019 was het precies 450 jaar geleden dat Pieter Bruegel de Oude overleed. Hij behoort tot het kransje schilders wiens werk meermaals in strips werd geciteerd als knipoogje. In dit onvolledige overzichtsartikel nemen we je mee doorheen enkele bekende en minder bekende van die Bruegel-knipoogjes in diverse stripverhalen.


Bruegel
We beginnen uiteraard bij Willy Vandersteen. In het Suske en Wiske-verhaal Het Spaanse Spook laat Vandersteen Lambik, Suske en Wiske een museum bezoeken waar onze vrienden Bruegels schilderij De Boerenbruiloft (1567-1568) bewonderen om er even later live in de zestiende eeuw te gast te zijn. Het oorspronkelijke schilderij hangt tegenwoordig in het Kunsthistorisches Museum in Wenen.

Voor de cover van het weekblad Kuifje op 24 maart 1949 (die werd hernomen en opnieuw ingekleurd voor Ons Volkske) tekende Vandersteen een scène uit het album opnieuw. In die scène schetst Bruegel himself een vechtende Lambik.

En voor een kleur- en knipboek uit 1952/1953 tekende Vandersteen een breugeliaans tafereel met diverse verwijzingen naar Bruegels werk. Van Hergé kreeg Vandersteen later nog de bijnaam "de Bruegel van het beeldverhaal". Je vindt Vandersteens naam hieronder nog vaker terug.


Deze mooie knipoog naar eveneens Bruegels De Boerenbruiloft was in Asterix en de Belgen (deel 24 in de reeks) Albert Uderzo's hommage aan onze bourgondische eetcultuur en gastvrijheid (ja, het is al een oud album uit 1979).
Maar was het werkelijk getekend door Albert? Zijn broer Marcel beweerde dat hij in zijn eentje de bewuste illustratie heeft geschilderd, zonder tussenkomst van Albert. Het kostte hem naar eigen zeggen een dag om de hele prent te tekenen en te schilderen. In totaal hielp hij als inkter, letteraar en inkleurder mee aan zestien albums, goed voor honderden platen.
Bij het verschijnen van het album waren er luidens een artikel in Stripschrift nog andere twijfels. Een redacteur van het Nederlandse stripinformatieblad luisterde na de release van het album een gesprek af in een Nederlandse stripwinkel. Een klant uitte er zijn bewondering voor tekenaar Pieter Bruegel en vroeg zich af of hij voortaan de reeks Asterix zal tekenen. De winkelier wist ook al van niets beter dan dat Bruegel een hulpje van Uderzo was.


Nogmaals De Boerenbruiloft, we hebben er inmiddels honger van gekregen. In de stripreeks Kasper, door Johan De Moor (de zoon van Bob De Moor) en zijn jeugdvriend Stephen Desberg, beleeft Kasper avonturen in de parallelle sprookjeswereld Desnachts. In het eerste album, De Achterkant van het Masker (1987), komt een fragmentje voor uit De Boerenbruiloft.


In het Thomas Pips-verhaal De Knalrode Hoeve, door Buth, komen Thomas en zijn zoon Henkje in de zestiende eeuw terecht. Om te bewijzen dat Thomas een rasechte Vlaming is, moet hij de "spreekwoordenproef" tot een goed einde brengen. Diverse dorpelingen nemen hun positie in en voeren rare dingen uit. Ze beelden allen Vlaamse en Nederlandse spreekwoorden waarvan sommige nog steeds gebruikt worden. Thomas doorstaat de proef met glans.
Het tafereel is een rechtstreekse verwijzing naar Bruegels olieverfschilderij Nederlandse Spreekwoorden uit 1559 waarop maar liefst 125 spreekwoorden en gezegdes te ontdekken zijn. Als je ze met je eigen ogen wil controleren, moet je naar het Staatliche Museum in Berlijn gaan.


In het boek Museum K worden knipogen in de reeks de Kiekeboes van Merho toegelicht. Een compleet artikel gaat over Bruegel. Het knipoogje is echter niet in de stripreeks zelf terug te vinden, wel op een wenskaart uit 2007. Merho gebruikte voor zijn illustratie dezelfde vredige uitstraling van een winterlandschap uit Bruegels Jagers in de Sneeuw (1565) en voegde er een kerstsfeer aan toe.
Zo’n seizoensgebonden tafereel vindt ook Douglas Mac Reel geschikt voor een kalender in De Doedelzak van Mac Reel. En in het rijtje rasartiesten die zich aan Rosemarie De Bruin in Meesterwerken bij de Vleet voorstellen, was Bruegel er al bij sinds haar kindertijd.
Jagers in de Sneeuw kan je tegenwoordig bewonderen in het Kunsthistorisches Museum in Wenen.


Hermann en zijn zoon Yves H. vernoemen Schemerwoude deel 13 naar Dulle Griet, een schilderij van Bruegel uit 1563 met een tafereel uit de hel en een bijkomende voorstelling van de zeven hoofdzonden. De auteurs brengen de voorstelling van Dulle Griet uit het schilderij, de historische achtergrond van de reformatie en Charles De Costers legende over Tijl Uilenspiegel in de strip bij elkaar. Bruegel is zelf te zien in dit album, treffende hommages aan zijn werk eveneens. Een van die voorbeelden is het landschap uit Jagers in de Sneeuw zonder personages.


Over Dulle Griet gesproken, in De Dulle Griet, deel 78 in de reeks Suske en Wiske, maakt het personage uit het schilderij van Bruegel door de Teletransfor van professor Barabas een nogal verpletterende indruk op onze vrienden... vooreerst Lambik die onder haar onstuimige intrede wordt vertrappeld. In dit verhaal brengt Vandersteen dit "symbool van de oorlogswaanzin van de mensheid" als een verniel- en oorlogszuchtige, "galg en rad" schreeuwende, twistzieke, manipulerende zottin. Haar grappige mini-evenbeeldjes, de Grietjes, zijn niet minder tuk op hetzelfde doel om oorlog te voeren.
Op het eind komt Dulle Griet tot inkeer. Nadat ze terug in het schilderij is gebracht, is het daarom nog niet afgelopen met de oorlogen op deze wereld. Vandersteen werkte aan dit verhaal in 1966 toen de Vietnamoorlog volop woedde. Uitzonderlijk maakt Wiske in de laatste prent geen knipoog, maar sluit ze beide ogen voor die bittere ernst. Om het schilderij in werkelijkheid te zien, hoef je niet ver te reizen. Het hangt in het Museum Mayer van den Bergh in Antwerpen.


Ook Brusselaar Frank Pé is vertrouwd met het werk van Bruegel. In het Ragebol-verhaal Een Faun op je Schouder (2003) krijgt Ragebol zin om de pen op te pakken en volmaakte momenten te verwoorden. Zijn oog valt op een postkaart van Bruegels Jagers in de Sneeuw en hij begint te schrijven.
Daarnaast sluisde Frank in zijn niet-vertaalde hommage aan Robbedoes voor het weekblad Spirou uit 2013 ook een hommage aan Bruegel. Tijdens een poëtische wandeling door het landschap van Rommelgem passeren enkele van de blinden uit het schilderij De Parabel der Blinden achter de rug van Robbedoes en Kwabbernoot. Hierbij bieden we je de twee pagina's van deze hommage in het Engels aan. Engelstalige fans van de stripreeks hebben deze vertaald.
André Franquins landelijke Rommelgem maakte trouwens een diepe indruk op de toen tienjarige Frank Pé. Het gaf hem zin om verhalen te situeren op het platteland, wat leidde naar de stripreeks Ragebol die in het weekblad Robbedoes/Spirou startte als een geïllustreerde natuurrubriek waarbij een wandelende Ragebol de lezers kennis bijbracht over diertjes die hij op het platteland tegenkomt. In 2016 verscheen Het Licht van Borneo, Franks eigen album van Robbedoes op scenario van Zidrou.


We twijfelen er niet aan dat de Chileense allrounder en cultureel onderlegde Alejandro Jodorowsky het werk van Bruegel kent. Of de vier blinden die elkaar leiden in De Zonen van El Topo deel 1 (2016, getekend door de Mexicaan José Ladrönn) een bewuste knipoog is, durven we met minder zekerheid zeggen. In ieder geval weten we door het schilderij De Parabel der Blinden (1568) hoe het afloopt met blinden die elkaar leiden: ze eindigen in de sloot. Vandaag hangt het schilderij in het Museo di Capodimonte in Napels.

Een duidelijkere verwijzing naar hetzelfde schilderij dan. In Prins Boerke (deel 7 in de reeks Boerke) haalt Pieter De Poortere tientallen sprookjesfiguren door de mangel. Als je oplet, zie je in een van de gags ook Bruegels De Parabel der Blinden passeren.


De Babylonische Toren van Babel is een sterk verhaal in het Oude Testament (Genesis). Met zijn schilderij uit 1563, te bewonderen in het Kunsthistorisches Museum in Wenen, was Bruegel een ware trendsetter, want hij bepaalde het meest het uitzicht van deze toren voor andere voorstellingen in zijn eigen tijd tot recentere tijden, tot in de animereeks Nadia: The Secret of Blue Water toe. Bruegel baseerde zijn invloedrijke toren op het Colosseum in Rome en schilderde drie versies. Eén ervan is verloren gegaan en komt enkel in oude beschrijvingen terug.
Jacques Martin baseerde zich op een voorstelling uit de Islamkunst voor zijn Alex-avontuur De Toren van Babel (deel 16 uit 1981). François Schuiten vond Bruegels versie goed genoeg om er een eigen, nu compleet gebouwde toren van te maken in het door Benoît Peeters geschreven De Toren (1987) in de reeks De Duistere Steden.


Jommeke-tekenaar Jef Nys presenteerde in 1957 een deels fictieve biografie van Bruegels jeugdjaren in De Wonderbare Jeugd van Pieter Bruegel. Het komische verhaal verscheen voor het eerst bij Halewijn die het in 1959 herdrukte. In 1965 verscheen het in het stripweekblad Ohee met een hertekende cover. In 2003 kwam het uit als een gelimiteerde editie en een bijkomende luxe-uitvoering bij de culturele vereniging Spirit in Temse.
Daar blijft het niet bij, want in november verschijnt het album nogmaals, voor het eerst in kleur. Die inkleuring wordt uitgevoerd door Ivan Adriaenssens. Het album in een oplage van 500 exemplaren (hardcover, 20 euro, gesigneerd door Adriaenssens) is enkel te koop op de stripbeurs van Gooik op 17 november of op bestelling (helaas niet bij ons, probeer het liever via jp.deloecker@telenet.be). Voor dat festival tekende Adriaenssens een affiche met bekende stripfiguren en tekenaars die aanwezig zijn op, jawel, een boerenbruiloft.


In het Suske en Wiske-verhaal De Krimson-crisis (deel 215 uit 1988 door Paul Geerts) flitsen onze vrienden Bruegel uit het verleden naar het heden om hem samen met andere historische figuren in te schakelen in hun strijd tegen Krimson. Je moet er eens op letten dat Geerts' Bruegel precies dezelfde kleren draagt als in Willy Vandersteens Het Spaanse Spook van een kleine veertig jaar daarvoor. Hij haalde de bij Vandersteen schetsende Bruegel, compleet met zijn vellen papier, met de Teletijdmachine naar het heden.
De Krimson-crisis verscheen tijdens de campagne "Vlaanderen Leeft" waarbij het Vlaamse zelfbewustzijn werd aangewakkerd. Behalve een parade Vlaamse (culturele) voorvechters uit de geschiedenis en het heden, komen ook Tijl Uilenspiegel en Hannes en Tamme uit Vandersteens De Geuzen voor in dit verhaal. Wegens het sterk Vlaams-nationalistische thema is dit het enige album van Suske en Wiske dat niet naar het Frans is vertaald voor Waalse lezers.


Vandersteens stripreeks De Geuzen verdient een groter overzicht. Vooral in de eerste vier albums knipoogde hij veelvuldig en heel expliciet naar Bruegel. Bovendien tekende hij zelf prachtige prenten, vakkundig in inkt gezet door Eric De Rop (deel 1-2-3) en daarna Eugeen Goossens die Bruegel had kunnen tekenen. De eerste vijf albums eindigen met een reproductie van een gravure van Bruegel. In de eerste vier albums openen de verhalen ook met een introductie bij die gravures of een schilderij.
In De Geuzen deel 1, De Zeven Jagers (1985), zien we Dulle Griet terug. In hetzelfde verhaal maken we kennis met magiër Dostranamus en zijn vrouw Alwina. Hij vond een toestel uit waarmee gravures geanimeerd worden als voorloper van de televisie. Alwina demonstreert het met de pentekening De Grote Vissen Eten de Kleine (1557). Het bevindt zich tegenwoordig in het Albertina in Wenen.

De cover van deel 2, De Ekster op de Galg (1986), is al een verwijzing naar het gelijknamige schilderij van Bruegel, vermoedelijk zijn laatste uit 1568. Het hangt in het Hessisches Landesmuseum in Darmstadt. Nog een andere gravure en héél breugeliaanse horrortaferelen komen in dit album voor.

Deel 3, Flodderbes, de Heks (1986), opent met de prent De Heks van Malleghem (in de strip verkeerd gespeld als Mellegem).

In De Geuzen deel 4, De Rattenvanger, staat De Boerenbruiloft — weeral! — maar nu als gravure in plaats van het bekendere schilderij. Vandersteen tekent het niet na, maar presenteert een eigen, knap getekende bruiloft van Hannes en Veerle die wat doet denken aan Bruegels schilderijen De Boerendans (1569) of De Boerenbruilofstdans (1566).

In het allerlaatste verhaal, De Wildeman van Gaasbeek (1990), zijn Hannes, Veerle en Tamme uitgenodigd om een bruiloft bij te wonen. Vandersteen last alsnog een knipoog naar het voorbeeld van Bruegel in.


We kunnen nog lang doorgaan, maar we maken de cirkel rond en eindigen met een knipoog náár een knipoog. Voor een speciaal verjaardagsnummer van Kuifje (nummer 39 uit 1981) eigende Franz zich twee pagina's uit Het Spaanse Spook toe om ze in zijn eigen stijl te tekenen. In een prent zit uiterst rechts in beeld meester Bruegel mee aan tafel, net zoals op het origineel van Bruegel zelf en van Willy Vandersteen. Dat het Breugelfestijn hem moge smaken!


De ene RG is de andere niet en de legendarische gierigheid van Morris
07/09
TOP
Daltons
Iedereen kent de Daltons. 't Zijn geen lieverdjes, maar in de eerste plaats zijn ze gewoon heel erg dom. Joe en Averell springen er het meest uit wegens hun uitgesproken karaktertrekken en hun onhebbelijkheden. William en Jack aanduiden is al moeilijker. William is kleiner dan Jack, hoewel daar in het begin in de reeks Lucky Luke wat verwarring rond bestond door fouten in de (oorspronkelijke) tekst. De oorzaak is niet ver te zoeken... René Goscinny, die de neven Dalton bedacht, wist lange tijd zelf het verschil niet tussen de twee middelste broers.

Lucky LukeGoscinny was trouwens al langer actief als scenarist voor Lucky Luke dan indertijd officieel was geweten bij de eerste lezertjes van het weekblad Robbedoes. Op elke pagina van De Spoorweg door de Prairie (deel 9 in de reeks) doken bij de naam van Morris de initialen RG op, maar die naam stond niet voluit in de hoofdingen van de voorpublicatie, laat staan in de eerste albumuitvoeringen.

Scenaristen waren in die tijd geen erkende professionals. Zelden konden ze een eigen contract bedingen bij hun uitgevers. Dat moesten tekenaars zelf maar regelen, zo was de gewoonte. Sommige tekenaars keken ook neer op scenaristen en betaalden hun scenaristen weinig of zelfs niet. Die scenaristen hadden geen poot om op te staan, want een contract was er niet en de uitgever trok zich daar niets van aan. Dat hebben onder meer Jean Van Hamme en Yann in het begin van hun carrière ondervonden.

Hergé (Georges Remi) had de initialen RG in Lucky Luke wél opgemerkt en vroeg Morris die naam voluit te schrijven uit vrees voor verwarring met zijn eigen initialen die hem zijn pseudoniem Hergé opleverden. Eerst koos Morris ervoor om in de volgende albums na Blauwvoeten op het Oorlogspad (deel 10, dat nog wel door Morris was geschreven) geen enkele naam te vermelden, niet als initialen en al zeker niet Goscinny's volledige naam. Vanaf Naijver in Painful Gulch (deel 19) pas kreeg Goscinny eindelijk de verdiende credits. Intussen was de reeks Asterix al gestart waarvoor hij al vanaf het begin werd erkend als scenarist.

MorrisWe hebben ook nog een weinig gekend weetje over Morris voor je, ons verteld door een collega van hem. We weten dat hij op 16 juli 2001, op zijn zevenenzeventigste, overleed aan een beroerte als gevolg van een zware val. Over die val bestaan geen details. Die zou volgens sterke verhalen te wijten zijn aan zijn nogal legendarische, overdreven gierigheid. Hij woonde in die periode in Brussel. Er was schade aan het dak, maar liever dan een vakman te bellen en hem te betalen, klom Morris zelf op de ladder om herstellingen uit te voeren. Dat had-ie beter niet gedaan, want hij viel van de ladder een uitgestelde dood tegemoet.

Over het waarheidsgehalte van bovenstaande anekdote bestaan tegenwoordig twijfels. Dat geldt ook voor onderstaande anekdotes over zijn legendarische gierigheid. Verschillende stripmakers van toen en nu kennen die verhalen of waren er naar eigen zeggen zelf bij.

Zo Maurice Tillieux getuigde eens dat hij samen met Morris naar uitgeverij Dargaud in Parijs reisde om hun auteursrechten te incasseren. Tillieux: "Hij kwam terug met een tas die links en rechts propvol met bankbiljetten zat, en in het midden zat zijn pakje brood!" Hij was toen al schatrijk, maar een copieuze maaltijd kon er niet vanaf.

Ook toen Morris de uitgever van Dargaud eens uitnodigde voor een zakelijke lunch nam Morris hem gewoon mee naar de frituur. Als hij dan al eens op restaurant zat in gezelschap, had hij toch weer zijn eigen boterhammen mee om niets van het menu te hoeven bestellen.


Een nieuwjaarswens van Eddy Paape
31/08
TOP
Eddy Paape
Medewerker Peter D'Herdt vlooit dezer dagen oude nummers van Humoradio (de voorloper van Humo) en de Waalse tegenhanger Le Moustique uit en stuit daarbij op vele illustraties van tekenaars die voor Dupuis tekenden. Dupuis was vroeger de uitgever van beide weekbladen.

In Humoradio van 2 januari 1949 vond hij bovenstaande nieuwsjaarswens van Ed Paape alias Eddy Paape, de tekenaar van onder meer Oom Wim, Jan Kordaat, Flip Flink en Luc Orient. Tussen de figuren kan je Baard (uit Baard en Kale), Robbedoes, Jan Kordaat, Kwabbernoot en Spip herkennen.

In 1949 werkte Paape ook voor het weekblad Robbedoes. Hij was toen de tekenaar van Jan Kordaat, de held die hij van Jijé kreeg toen deze laatste met André Franquin en Morris naar de Verenigde Staten en Mexico vluchtte uit vrees voor een aanval met een atoombom op Europese bodem. Paape illustreerde tegelijk een hoop rubrieken en leesverhalen voor diverse publicaties van Dupuis waaronder Humoradio / Le Moustique en Bonnes Soirées. Ook nog uit 1949 vind je hieronder twee cartoons uit Le Moustique. Ze dateren van respectievelijk 13 februari 1949 (een van de weinige covers die Paape voor Humoradio / Le Moustique maakte) en 17 april 1949.

Eddy Paape
— Knip me zoals u, m'neer Robert... met een gat in het midden.

Eddy Paape

Voor andere vondsten van onze medewerker kan je in de Facebookgroep Stripknip terecht.


Barok Suske en Wiske-tafereel ook op Het Schilder-Boeck
24/08
TOP
Suske en Wiske
Het Schilder-Boeck
Het vijfentwintigjarig jubileum van Suske en Wiske werd in 1973 gevierd met een jubileumboek met zilverkleurige kaft. Daarin staan de eerste versies van de verhalen Rikki en Wiske in Chokowakije en Het Spaanse Spook. Een toen complete albumlijst van de reeks, een geïllustreerd artikel over het ontstaan van Suske en Wiske en een biografietje van Willy Vandersteen, met eveneens speciaal voor deze uitgave getekende illustraties, vervolledigen deze uitgave. Op de backcover staat een illustratie met nagetekende covertjes van Vandersteens bekendste creaties op een koets vol pracht en praal. Op de titelpagina prijken de hoofdpersonages in een barok tafereel waarin diverse kunsttakken zijn verenigd: een naakt Wiske houdt een schilderspalet met penselen vast, Suske heeft beeldhouwgereedschap in de handen, Sidonia verbeeldt de literatuur en Lambik de muziek. Jerom en Barabas zijn als borstbeeld getekend.

Dergelijke voorstellingen kwamen in de kunstgeschiedenis wel vaker voor. Eenzelfde opstelling is bijvoorbeeld ook terug te vinden op de coverillustratie van Het Schilder-Boeck, een gedetailleerd naslagwerk van de in Meulebeke geboren en in Amsterdam gestorven Zuid-Nederlandse rederijker en schilder Karel van Mander (1548-1606) uit 1604. Dat boek beschrijft het leven en werk van oud-Romeinse, -Griekse en -Egyptische schilders, moderne Italianen (modern in van Manders' tijd dan), Nederlanders en Duitsers uit het verleden en zijn tijdgenoten. Het was bedoeld als handleiding voor schilders die verhalen uit de klassieke mythologie wilden afbeelden, maar niet de middelen hadden om die oorspronkelijke werken ter plaatse te gaan bestuderen. Daarnaast biedt het boek theoretische beschouwingen. Het boek diende later als bron voor gelijkaardige werken en werd nog vaak heruitgegeven, een laatste keer in 2018 bij Atlas-Contact. De plechtige tekst op de titelpagina van het jubileumboek is net zo goed een knipoogje naar de tekst op de cover van Het Schilder-Boeck.


Het kan nog straffer. In dezelfde periode gebruikte Vandersteen de illustratie uit Het Schilder-Boeck voor een veel getrouwere versie voor het boek De Winners van Raymond Stuyck uit 1972. Merho, toenmalig studiomedewerker, bezorgde ons onderstaande illustratie. Merho stelt het boek voor als: "Een reeks interviews met binnen- en buitenlandse mensen die het gemaakt hebben en toen in de belangstelling stonden. Naast onder andere David Ben Gourion, Geraldine Chaplin, Herman van Veen en Marc Sleen stond zelfs Hugoké erin. Daarvoor maakte hij een illustratie in dezelfde stijl als voor het jubileumboek." In plaats van het engetltje op de versie van Het Schilder-Boeck is het portret van Willy Vandersteen in zijaanzicht getekend.

De Winners
Over de uitwerking van beide illustraties vroegen we Merho om verduidelijking. "Voor zover ik me herinner, heeft Vandersteen een ruwe opzet gemaakt die verder uitgewerkt werd door Paul Geerts. De twee illustraties dateren trouwens uit dezelfde periode. Blijkbaar was hij toen in de ban van de barok."

Hieronder zie je nog de cover en backcover van de jubileumuitgave.

Suske en Wiske
Suske en Wiske


Speciale Robbedoes-cover door André Franquin voor zeldzame Portugese editie
17/08
TOP
Robbedoes en Kwabbernoot
In 1967 verscheen voor het eerst een album van Robbedoes en Kwabbernoot in Portugal bij uitgeverij Camarada. Onder de reeksnaam Clarim e Fantásio kwam het album O Feiticeiro de Vila Nova de Milfungos uit, de Portugese vertaling van Er Is een Tovenaar in Rommelgem dat van 1951 dateert. André Franquin tekende speciaal voor deze editie een gloednieuwe coverillustratie.

In 1967 heerste in Portugal nog een dictatuur. Het duurde daarna tot 1975 (een jaar na de Anjerrevolutie die van het land weer een democratie maakte) voor andere albums van Robbedoes en Kwabbernoot in het Portugees verschenen, vooreerst bij Arcádia en daarna nog zes andere uitgeverijen. Tussen 1961 tot 1990 liepen er ook Portugese voorpublicaties van Robbedoes en Kwabbernoot in de stripbladen Camarada (1961-1963), Zorro (1965), tot tweemaal toe een kortstondige Portugese editie van het Belgische weekblad Robbedoes/Spirou (1971-1972 en 1979), Jacaré (1974), Jornal da BD (1984-1986), Selecções BD (1989), Público Junior (1990) en BDN (1990). Niet alleen de verhalen van Franquin raakten zo in het Portugees uitgegeven, maar ook van diens opvolgers.

Robbedoes en KwabbernootDe precieze oplage van O Feiticeiro de Vila Nova de Milfungos is onbekend, maar het aantal gedrukte exemplaren zit tussen de vijfhonderd en duizend exemplaren. Samen met een eerste Portugese vertaling van Raymond Macherots Chlorophyl gaat het om de zeldzaamste strip in Portugal. In 1981 werd het album onder de titel O Feiticeiro de Talmourol herdrukt bij Publica en in 2007 nogmaals door Jornal Público / Edições Asa onder de titel O Feiticeiro de Champignac.

De Portugese coverillustratie werd jaren later, in 2002, gebruikt voor een Duitse herdruk in een nieuwe reeksuitvoering van Robbedoes en Kwabbernoot bij uitgeverij Carlsen Comics. Dat meermaals herdrukte album, met de titel Der Zauberer von Rummelsdorf, is veel makkelijker verkrijgbaar. Dezelfde covertekening is nooit gebruikt voor een Franse of Nederlandstalige uitgave.


Pierre Tchernia, hulpscenarist van Asterix
10/08
TOP
Natasja
Op de bovenste foto zie je Walt Disney naast zijn Franse collega, (teken)filmmaker Pierre Tchernia. Hij regisseerde onder andere tekenfilms van Asterix en Lucky Luke en schreef eraan mee. Albert Uderzo tekende hem meermaals als Romeinse soldaat of officier in de strips van Asterix. Ze werden heel goede vrienden. Hiernaast zie je een prent uit het album Obelix & Co waarin een dronken Tchernia wordt gedragen door karikaturen van Uderzo en Goscinny.

Na de dood van René Goscinny zou Tchernia ook een handje geholpen hebben aan het scenario van de Asterix-albums die Uderzo voortaan zelf moest schrijven. Omdat dit officieus gebeurde, is het nog steeds niet zeker hoe groot zijn bijdrage was en aan hoeveel albums Tchernia heeft meegewerkt. Tchernia overleed in 2016. Volgens verscheidene bronnen zou hij zeker meegewerkt hebben aan De Diepe Kloof. Er zijn ook vermoedens dat hij meehielp aan De Grote Oversteek.

In 2017 organiseerde Drouot een veiling van de originelen en gesigneerde albums die Tchernia doorheen zijn leven kreeg van tekenaars als Uderzo en Hergé. De originele cover van het Asterix-album De Ronde van Gallië werd toen tegen 1,449 miljoen euro verkocht. De cover van Het IJzeren Schild raakte verkocht tegen 1,197 miljoen euro.


Coverproject Natasja 14
03/08
TOP
Natasja
natasja 14In 1989 verscheen Natasja 14: Luchtspiegelingen bij Marsu Productions. Voor dat verhaal van Mythic tekende François Walthéry een cover die het uiteindelijk niet heeft gehaald. De werkelijk gepubliceerde cover zie je hiernaast, hoewel Walthéry liever dit eerste ontwerp hierboven zag. Het ontwerp werd nog wel gerecupereerd voor de titelpagina van het album. Daarna schonk Walthéry dit ontwerp aan een van zijn beste vrienden: de Franse zanger en stripliefhebber Renaud.

De in 1952 geboren Renaud bezat meer dan tweeduizend originele tekeningen en platen. In 2016 verkocht hij er een tweehonderdtal van via een grote veiling. Een dubbele pagina uit het Kuifje-avontuur De Scepter van Ottokar (de oorspronkelijke versie van Hergé) raakte verkocht tegen 1,046 miljoen euro. De totale opbrengst van de veiling bedroeg 1,4 miljoen euro. Ook originele platen van André Franquin, Jean Giraud, Albert Uderzo, Enki Bilal, François Schuiten, Jacques Tardi, Hugo Pratt, Joann Sfar en een sliert andere tekenaars werden geveild. Renaud deed via deze veiling ook bovenstaand coverontwerp van Natasja van de hand. Het coverontwerp werd verkocht tegen 15.312 euro.