Karel
Verschuere en zijn gebruik van carbonpapier: documentatie
of plagiaat? (addendum) |
|
|
In
januari 2016 schreef ik op deze website een uitgebreid
artikel over de kopieerdrift ofwel het plagiaat van Karel
Verschuere. Hoewel hij als een van Vlaanderens
beste realistische striptekenaars geldt, schroomde hij
veelal niet om tekeningen van anderen als basis voor zijn
eigen beeldverhalen te gebruiken. De enige Nederlandstalige
strip van zijn hand die ik hiervoor destijds niet onder
ogen heb gehad, betrof De Avonturen van Koen de Wilde:
De Test van de J-200.1
Inmiddels heb ik dit verhaal op de kop kunnen tikken,
zodat ik het onderzoek naar Verschueres werk kon afronden.
Het verhaal is zowel getekend als geschreven door Verschuere.
Oorspronkelijk verscheen het in De Kleine Zondagsvriend,
en wel in 25 afleveringen (nummer 47 (1954) tot nummer
19 (1955)). Het werd ook uitgebracht in één
publicatie.2
In januari 1996 volgde een herdruk in Brabant Strip
Magazine nummer 35.3
De Avonturen van Koen de Wilde: De Test van de J-200
is een eenvoudig, maar geen onaardig verhaal over een
tiener — een modernere, ietwat jongere uitgave van
Bessy's Andy Cayoon — die met zijn ouders en zijn
zwarte vriend Biloe (een wees) vanuit Congo naar Europa
vertrekt. Daar moet zijn vader de bouw van een nota bene
Belgische straaljager leiden: de J-200. Tijdens de heenreis
merkt Koen dat ze geschaduwd worden. Eenmaal in België
aangekomen, wordt er bij hen ingebroken en later wordt
het prototype van de J-200 gesaboteerd. Vervolgens komen
Koen en Biloe de bende op het spoor en kunnen de onverlaten
gearresteerd worden. Het nieuwe exemplaar van de J-200
kan tenslotte veilig zijn proefvlucht maken.
Toenmalig BSM-hoofdredacteur Patrick
Vranken constateert dat Verschuere als bewonderaar
van Edgar P. Jacobs en Hergé
gebruik maakte van prenten uit Blake en Mortimer:
Het Gele Teken en veelvuldig van prenten uit Kuifje:
De Zeven Kristallen Bollen. Dit laatste op pagina
22, 23 en 24, waarvan diverse prenten rechtstreeks ontleend
zijn aan prenten op pagina 44, 45 en 46 van hetKuifje-album.
Het commentaar van Vranken, die alleen pagina ("plaat")
23 en 45 noemt, is zeer mild en vergoelijkend: "Vandaag
kan dat vreemd lijken, maar in 1954 waren strips uitsluitend
tekeningetjes die de krant wat beter deden verkopen. De
opdrachtgevers, zelf niet echt kunstliefhebbers, zetten
de tekenaars meer dan eens aan tot het regelrecht 'lenen'
van succesvolle voorbeelden. Wat nu als plagiaat beschouwd
wordt, was destijds, toen strips maken nog een ambacht
was, een gebruikelijke werkmethode."4
Dit gold wellicht voor enkele tekenaars,
maar bij lange na niet voor allen.5
Verschuere hanteerde het echter als een rode draad gedurende
zijn twintigjarige carrière als striptekenaar.
Plagiaat vormde bij Verschuere een terugkerend fenomeen
in diverse van zijn verhalen en dit beperkte zich niet
tot de eerste helft van de jaren 1950.6
In Koen De Wilde betreft het niet louter de door
Patrick Vranken genoemde strips. Het verhaal kent diverse
gelijkenissen met Testpiloten (1953) uit de pilotenreeks
Buck Danny tot en met de saboterende mecanicien
die wroeging krijgt. Dit kan ideeënplagiaat worden
genoemd. Bovendien gebruikte Verschuere enkele prenten
uit Testpiloten. De tekenaar van Buck Danny
was toen Victor Hubinon en de scenarist
Jean-Michel Charlier.7
Verder shopte Verschuere nog bij het Kuifje-album
De Krab met de Gulden Scharen (1941) en bij Tiger
Joe: De Ivoorpiste (1951/1952), eveneens van het
duo Hubinon-Charlier.8
|
|
De
vader van Koen, ingenieur De Wilde (pagina 1, prenten
4 en 5), lijkt wel weggelopen uit Tiger Joe: De Ivoorpiste.
Zie hierboven. Hij is geïnspireerd op boevenleider
Storm, maar dan zonder bril. Respectievelijk pagina 26
prent 4 en pagina 29 prent 5.
Koen
De Wilde, pagina 3 prent 6 (boven) en 7 (rechts).
Het schip de Luele is overduidelijk de Karaboudjan uit
Kuifje: De Krab met de Gulden Scharen (pagina
9, prent 3). Ook de loopplank is hieruit afkomstig (pagina
10, prent 3).
Links
de J-200 uit Koen De Wilde (pagina 15, prent
4). Deze Belgische straaljager blijkt bijna een kopie
van de Lockheed T-33 Shooting Star of T-Bird, een echt
bestaand toestel, opgevoerd in Buck Danny: Testpiloten
(pagina 15, prent 7). Verschuere was een enthousiast modelbouwer,
maar heeft hier overduidelijk Testpiloten als
bron gebruikt.
|
|
Links
de gesaboteerde J-200 gaat neerstorten (Koen
De Wilde, pagina 15, prent 8) versus de T-33
in duikvlucht. (Testpiloten, pagina 17
prent 10 en pagina 18 prent 3). Let vooral op de
wegen.
Hieronder: Ook een gelijkaardig achterzicht van
de piloot in de cockpit op dezelfde respectievelijke
pagina's valt op. |
|
|
Wederom
het neerstorten van de J-200 (Koen De Wilde,
pagina 16, prent 2) versus de T-33 die uit een looping
komt (Testpiloten, pagina 16, prent 3).
Leo Kupers
Noten
1.
Weetje
v/d Week 208
2. Catawiki,
Koen De Wilde
3. Op de voorpagina staat foutief nummer
34, zie Catawiki,
Koen De Wilde en Catawiki,
Brabant Strip Magazine.
4. Wat is sterker dan Het Gele Teken?
— Patrick Vranken, Brabant Strip Magazine 35 (1996),
pagina 4.
5. Prins Valiants zwartboek over plagiaat
— Rob Møhlmann, Amsterdam (1982). Møhlmann
noemt behalve Karel Verschuere de volgende tekenaars:
Willy Vandersteen, Jan Giling, Pieter Kuhn, Sirius, Henk
Sprenger en Jan Waterschoot.
6. Weetje
v/d Week 183 / Weetje
v/d Week 186 / Weetje
v/d Week 208
7. Catawiki,
Buck Danny
8. Catawiki,
Kuifje en Catawiki,
Tiger Joe. La Piste de l’Ivoire verscheen
voor het eerst in La Libre Junior (1951-1952). |
Brammetje
Bram duikt terug op |
|
|
Eddy
Ryssack is een Vlaamse stripauteur die wat tussen
de plooien van de geschiedenis verdwenen is. Onterecht,
meent uitgeverij Arboris, dat vanaf dit
voorjaar de avonturen van zijn piratenstrip Brammetje
Bram integraal uitgeeft. Zonder Stripspeciaalzaak.be
was het allicht anders gelopen. Onze medewerker Wouter
Adriaensen schreef het dossier voor het eerste
deel van De complete Brammetje Bram. Hieronder
lees je een kleine terugblik van Wouter op deze opdracht.
Eddy Ryssack heeft ooit beweerd dat hij duizend platen
had getekend — niet in zijn hele carrière
maar van één reeks: Brammetje Bram.
Daar zijn alles tezamen zeven albums van uitgebracht,
samen goed voor een driehonderdtal pagina's. Ik ben op
zoek gegaan naar die andere zevenhonderd platen. Het resultaat
daarvan verscheen op deze website. Hans van den
Boom van uitgeverij Arboris las dat artikel,
trok zijn albums nog eens uit de kast en besloot uit liefde
voor de strip alle avonturen van Brammetje Bram
integraal uit te geven.
Voor het dossier in het eerste deel van de reeks mocht
ik in het rijkgevulde leven van Eddy Ryssack duiken. En
rijkgevuld was het. Naast Brammetje Bram tekende
hij honderden illustraties voor verschillende rubrieken
in het stripblad Robbedoes, een langlopend verhaal
in zowel Robbedoes als concurrent Kuifje,
actuapagina's in Pilote en een jongerenrubriek
in Journal de Mickey, bijna honderd afleveringen
van de gagreeks Opa in Eppo en verschillende
reclamestrips. Een ongelofelijke productie en al helemaal
als je weet dat Ryssack eigenlijk een late roeping was.
Tot zijn dertigste was hij handelsreiziger en zelfs verkoper
van parfum. Naast zijn strips maakte hij ook de eerste
animatiefilms van De Smurfen, richtte hij de
Vlaamse belangenvereniging Stripgilde
op en was hij de eerste mededirecteur van het Belgische
stripmuseum in Brussel.
Maar zijn grootste werk was dus de piratenstrip Brammetje
Bram. Aanvankelijk konden lezers de avonturen van
de bemanning van De Zeemadelief, waar Brammetje tegen
zijn zin wordt vastgehouden door Kapitein Knevel 'de killer',
volgen in het Nederlandse blad Sjors. Later verscheen
de reeks in Duitsland in Zack, in België
in Wham! en in Frankrijk in Super AS.
Hans en ik hebben alle verhalen en vertalingen opgelijst
en kunnen het vandaag bevestigen: tussen 1970 en 1983
tekende Eddy Ryssack een duizendtal platen van Brammetje
Bram, ofwel ongeveer drie platen per twee weken —
naast al zijn andere werk uiteraard.
Na negen lange verhalen was Brammetje Bram op de Brug
het eerste kortverhaal dat in Sjors werd gepubliceerd.
Het
was bovendien de eerste kennismaking van het Duitse publiek
met Pittje Pit, zoals hij daar genoemd werd.
Piet Hein Broenland, een medewerker van
Sjors, schreef het scenario. Hij slaagde erin
het debuut van Brammetje Bram te verkopen aan
de Duitse uitgeverij Koralle Verlag —
en verdween vervolgens spoorloos met de opbrengsten. Ryssack
werkte met verschillende schrijvers samen, onder andere
zijn eigen zoon Peter en voormalig Robbedoes-hoofdredacteur
Yvan Delporte. In een interview in 1982
koos de tekenaar Opa als zijn eigen favoriete
strip, "maar als ik eens eindelijk de goede scenarist
voor Brammetje Bram kon vinden, kreeg die stellig
de voorkeur". Een jaar later verscheen het laatste
van de vijfenveertig avonturen van zijn scheepsmaatje. |
Met
Johnny Hallyday stierf ook een strippersonage |
|
|
|
Op
6 december overleed de Franse rockegende van Belgische
afkomst Johnny Hallyday (echte naam Jean-Philippe
Smet) op 74-jarige leeftijd. Van zijn platen
raakten meer dan 110 miljoen exemplaren verkocht. Bijna
een miljoen mensen namen in Parijs afscheid tijdens de
begrafenisstoet op zaterdag 9 december. Johnny Hallyday
was een striplezer en hij was zelf ook meermaals een stripfiguur.
Diverse tekenaars (onder wie Dany, André
Taymans, Yoann,...) verstripten
in 2007 zijn liedjes voor twee Franse stripalbums terwijl
zijn carrière in 2014 en 2015 in twee Franstalige
albums werd samengevat door François Dimberton
en Jean-Claude Bauer. Een speciaal hoofdstukje
is de strip Hud le Spécialiste, getekend
door Jijé, bekend van Robbedoes
en Kwabbernoot, Tanguy en Laverdure, Roodbaard,
Jerry Spring, Jan Kordaat,...
Hud
le Spécialiste verscheen tussen april en mei
1970 in zes nummers van het stripblad Johnny.
Dat blad was niet genoemd naar de zanger, maar naar de
stripreeks Johnny Hazard van Frank Robbins
die in het blad liep. Hallydays gezicht was dan
weer wel te herkennen in Jijés strip die een bewerking
was van de Itaiaanse western The Specialist uit
1961 van regisseur Sergio Corbucci, op
wiens Django Quentin Tarantino zijn
film Djanjo Unchained baseerde en uit wiens
Il Grande Silenzio Yves Swolfs inspiratie
haalde voor de westernreeks Durango). Lee
Van Cleef ('The Bad' uit Sergio Leones
The Good, The Bad and The Ugly) schreef mee aan
het filmscript. De hoofdrol in die film werd vertolkt
door, jawel, Johnny hallyday.
Jijés zoon Philippe schreef het
scenario van de stripbewreking. Vader en zoon maakten
elf pagina's en stopten er dan mee omdat een betaling
uitbleef. In juni 1970 verscheen nog één
nummer van het stripblad voor het blad kopje onder ging. |
|
|
|
Op
25 november wordt bovenstaande gag van Guust
geveild via het Zwitserse veilinghuis Galartis.
Het is een door André Franquin
bewerkte versie van gag 806 waarbij hij twee prenten en
zijn handtekening hertekende, speciaal voor Jean
Franco Battaglieri, een Zwitserse stripfestivalorganisator.
De bewerkingen plakte hij onder een uit het weekblad Spirou
geknipte, oorspronkelijke gag. Franquin tekende een ontblote
juffrouw Jannie die geen bezwaar lijkt te hebben tegen
het ongelukkige resultaat van Guusts plotse val, de confrontatie
bij de foto-ontwikkelaar en een scabreuze handtekening.
Bij zijn beste groeten schreef hij nog dat Jean de enige
was die "de echte Guust-pagina 806"
in zijn bezit heeft. Voor alle duidelijkheid vind je hieronder
de onderste strook zoals we hem allen kennen.
|
|
|
|
|
In
2010 verscheen onder Nederlands eerste en tot nu toe enige
stripintendant Gert Jan Pos de uitgave
Mooi Is Dat! met hoogtepunten uit de Nederlandse
literatuur die op één pagina door heel wat
Nederlandse en enkele Vlaamse stripmakers werd verbeeld.
Naar analogie van Mooi Is Dat! zouden twee jaar
later meer dan vijftig tekenaars ook hun visie op elk
een Nederlandse film geven voor het gelijkaardige boek
Filmfanfare, uitgegeven door Oog &
Blik | De Bezige Bij. Maar dat beviel enkele
Nederlandse filmregisseurs, -producers en -acteurs allerminst.
Ze tekenden verzet aan tegen het voornemen om zomaar hun
film te laten verstrippen, want zo hadden ze het toch
begrepen. Ze vielen vooral over het feit dat hun niets
werd gevraagd.
Filmmakers Dick Maas (Flodder,
De Lift,...), Alex van Warmerdam
(Abel, De Noorderlingen, Borgman,...),
actrice Nelly Frijda (Ma Flodder), producent
Rob Houwer (Soldaat van Oranje,
Turks Fruit,...) en anderen reageerden "ontzet"
of "verbijsterd" of legden uit waarom ze tegen
het project waren gekant. Na de heisa, die ook in de talkshow
De Wereld Draait Door werd beslecht, liet Pos
weten dat de producenten en regisseurs van de geselecteerde
films alsnog een brief krijgen toegezonden om de bedoelingen
te verduidelijken. Dat het om een hommage of interpretatie
ging in plaats van een klakkeloze verstripping was alvast
iets dat de filmmakers aan het verstand moest worden gebracht.
Ook de Beroepsvereniging Nederlandse Stripmakers
(BNS) wilde een en ander verduidelijken. Namens
de BNS werd onderstaand persbericht van duovoorzitters
Hanco Kolk en Maaike Hartjes
de wereld ingestuurd:
"Binnen de BNS, Beroepsvereniging Nederlandse Stripmakers,
hebben zich een honderdtal Nederlandse schrijvers en tekenaars
van beeldverhalen aaneengesloten.
De Beroepsvereniging heeft met verbazing kennis genomen
van de in haar ogen merkwaardige reactie van filmregisseurs
naar aanleiding van het geplande boek Filmfanfare.
In dit boek zullen in stripvorm een groot aantal Nederlandse
films worden geëerd. Het boek is een samenwerkingsproject
van het Filmfonds, uitgeverij De
Bezige Bij, Eye en het Fonds
BKVB. Eerst en vooral: het is onhandig van Eye en het
Filmfonds dat ze geen contact met de filmmakers hebben
opgenomen voordat de organisatie werd ingezet. Het zou
beleefder zijn geweest om de filmmakers op de hoogte te
stellen van het project.
Tegelijkertijd hebben wij de overtuiging dat het stripmakers
vrij staat een op films, personen of boeken gebaseerde
strip te maken, zolang deze bewerking zich maar verre
houdt van plagiaat. We kunnen ons het standpunt van de
regisseurs voorstellen indien het ging om een complete
verstripping van hun film in de vorm van een boek per
film, waarin scène voor scène het verhaal
wordt naverteld. Dit is echter niet het geval bij Filmfanfare:
iedere film krijgt een stripbewerking van één
pagina lang. Door deze lengte moet de stripmaker de inhoud
dusdanig comprimeren en abstraheren, dat er een autonoom
kunstwerk ontstaat, weliswaar gebaseerd op een film maar
volledig autonoom. Zolang andermans auteursrecht niet
wordt geschaad zijn stripmakers vrij om over welk onderwerp
dan ook een strip te maken."
Los van deze discussie trok Peter van Dongen
(Rampokan, Muizentheater) zich sowieso
al terug nadat zijn punkersvisie op Ciske de Rat
niet helemaal in goede aarde viel. Het ontwerp van zijn
pagina opent dit artikel. Het werd beschouwd als een "te
eigen interpretatie".
Filmfanfare verscheen in 2012. 51 stripmakers
werkten eraan mee. |
Keuze
voor Belgische in plaats van internationale cover van
Filip & Mathilde 2 |
|
|
Op
6 oktober verscheen Filip & Mathilde 2: Tournée
Générale bij Ballon Comics.
Uit de covervoorstellen van Charel Cambré
won onderstaande versie het pleit. De door koning Filip
ingezette polonaise met zijn familie wordt afgesloten
door Jacques Brel en Toots Thielemans, twee overleden
Belgische muzikanten. Op een ander covervoorstel trakteerde
Filip Manneken Pis-bier aan een internationaal, politiek
gezelschap met Charles Michel, Emmanuel Macron, Donald
Trump, Vladimir Poetin, Angela Merkel en Recep Tayyip
Erdogan als een springlevend, gezelig onderonsje. Die
cover haalde het niet.
|
Onvoltooid
project (32): Het Pension van Dokter Eon door Christian
Rossi en Patrick Cothias |
|
|
In
1998 en 1999 publiceerde Le Lombard de
twee delen van het fantasierijke tweeluik Het Pension
van Dokter Eon in de collectie Getekend.
Het was de tweede samenwerking tussen Griffo
en Patrick Cothias na Cinjis Qan,
maar het
had ook de eerste samenwerking tussen Christian
Rossi en Cothias kunnen zijn. De tekenaar had
namelijk midden jaren 1980 al een twintigtal proefplaten
getekend voor het project. In deze vorm ging Het Pension
van Dokter Eon niet door tot het dik tien jaar later
alsnog werd opgepikt, maar dan met tekenaar Griffo. Geen
probleem voor Rossi, want in dezelfde periode van de weigering
van het project kon hij beginnen met de reeks De Lotgevallen
van Julius Antoine op scenario van Serge
Le Tendre waarop hij de ene na de andere reeks
tekende, zelfs op scenario van Jean Giraud
(voor Jim Cutlass die in 1991 een comeback maakte
nadat Giraud en Jean-Michel Charlier in
1980 al een eerste deel publiceerden). Hieronder vind
je zes proefplaten van Rossi voor de eerste versie van
Het Pension van Dokter Eon. Klik erop voor een
grotere weergave.
|
Onvoltooid
project (31): Roman de Renart door Albert Uderzo en
René Goscinny |
|
|
|
Het
duo Albert Uderzo en René
Goscinny kennen de meesten wel van het fenomeen
Asterix, maar dat was lang niet hun eerste en enige samenwerking.
In 1959 werkten ze voor het nulnummer van het Franse stripweekblad
Pilote (in opdracht van en samenwerking met het
commerciële radiostation Radio Luxembourg)
een komische versie van Reynaert de Vos uit. Het bleef
bij die ene pagina en dat was maar goed ook, want in het
officiële nummer 1 maakte een halsoverkop bedachte
Asterix in de plaats van Roman de Renart
zijn opwachting. Pilote 1 werd op 29 oktober
1959 gelanceerd in een oplage van driehonderdduizend exemplaren
en raakte door een voortreffelijke promotiemachine in
24 uur uitverkocht. In dat eerste nummer beleefden ook
Tanguy en Laverdure (eveneens getekend door Uderzo), Roodbaard
en Joris Jasper de eerste stappen van hun avonturen.
Roman de Renart zou het Franse striplandschap
veranderen, of het zou toch minstens een groot succes
kunnen worden, dachten de auteurs en hun entourage. Pilote-collega
Poïvet moest hen echter teleurstellen.
Jean Trubert was al een tijdje daarvóór
op een gelijkaardige strip aan het broeden. Net voordat
ze op vakantie zouden vertrekken en voor Pilote
definitief uit de startblokken zou schieten, moesten Uderzo
en Goscinny wat anders uit de mouwen schudden dat geen
dierenreeks was en zich niet in de middeleeuwen mocht
afspelen. Dat werd Asterix.
Het na amper één pagina afgevoerde Roman
de Renart liet Goscinny niet volledig los. In 1962
kwam hij voor tekenaar Mic Delinx met
een variatie op de proppen, La Forêt de Chênebeau,
die eerst in Jacky Magazine verscheen, het jeugdsupplement
van het reclametijdschrift Jacqueline, een uitgave
van de J-winkels. Vier jaar later kwam het in Pilote
terecht. In 1966 en 1968 verschenen vijf kortverhalen
van elk vier pagina's die nooit in album zijn verschenen.
In het reeksje vol woordspelingen speelde een kabouter
de hoofdrol die in een bos woont en bevriend is met dieren
waarvan sommigen kleren droegen zoals in Raymond
Macherots Chlorophyl.
|
Onvoltooid
project (30): Sf-reeks door Enrico Marini en Alejandro
Jodorowsky |
|
|
Flashback
naar zo'n vijfentwintig jaar geleden: een sciencefictionproject
door Enrico Marini en Alejandro
Jodorowsky. Wat had dat kunnen zijn?... Helemaal
niets, want scenarist Jodorowsky blies het project in
wording af. Voor een keer niet omwille van creatieve meningsverschillen,
drukke agenda's, een uitgever die er geen brood inziet
of een van de talloze andere argumenten die vaak aangedragen
worden. Nee, Jodo gelooft sterk in de magie van tarotkaarten.
En in die kaarten las hij tijdens een kaartlegsessie dat
het gevaarlijk zou zijn om met Marini samen te werken.
Dit is geen grap! Uiteindelijk nam Marini het Jodorowsky
niet kwalijk, want zo kon hij een nieuw album tekenen
van Gipsy op scenario van Thierry Smolderen,
die nog steeds in leven is, waar hij ook wel meer zin
in had. Hierboven zie je een fragment van een plaat in
schetsvorm die Marini onlangs uit zijn archief diepte. |
Onvoltooid
project (29): June May door Minck Oosterveer en Willem
Ritstier |
|
|
|
Op
17 september 2017 is het zes jaar geleden dat de Nederlandse
striptekenaar in een motorongeluk omkwam. Van zijn behoorlijk
omvangrijke stripproductie, vaak op scenario van Willem
Ritstier, is June May minder bekend.
Het scheelde niet veel of June May verscheen
als stripreeks bij Den Gulden Engel uit
Wommelgem die in de jaren 1980 kortstondig reeksen uitgaf
als Annie en Peter, Dag en Heidi, De
Onnoembaren, Rona, Sloeber, Thomas
Rindt,...
Marvano stond toen mee aan het roer van Den Gulden
Engel nadat hij hoofdredacteur was van Kuifje.
En voor Kuifje-uitgeverij Le Lombard
mocht Marvano Oosterveer en Ritstier ook al binnenloodsen
voor een nieuw op te starten stripblad voor volwassenen.
Le Lombard zag daar wel graten in nadat het Nederlandse
stripmaandblad Titanic aanvankelijk aansloeg
en wilde iets gelijkaardigs op poten zetten. Op basis
van het twee pagina's tellende Dead End, een
verhaal van June May in het stripblad Yèch,
bestelde Marvano een strip van haar voor dat nieuwe blad.
Een eerste verhaal van acht pagina's werd voorgelegd aan
de hoofdredacteur van de Franstalige tak van Kuifje,
Jean-Luc Vernal. Hij vond het niet goed
genoeg en de strip ging niet door.
Marvano gaf het niet op en nam het June May-project
mee naar de dan nieuwe stripuitgeverij Den Gulden Engel
waar hij medeverantwoordelijk werd voor de albumuitgaven.
Dat gebeurde in 1987. Marvano legde uit: "Het eerste
deel zou City heten. De uitgave zou in zwart-wit
zijn, zoals Minck het graag wou. Ook hier: helaas. Den
Gulden Engel werd binnen anderhalf jaar (of zoiets) na
zijn lancering opgedoekt. City had niet eens
de tijd om te verschijnen."
|
Hierboven
vind je het ontwerp voor een nooit verschenen brochure
voor de titels van Den Gulden Engel met June May die op
de cover moest komen. Hieronder vind je de lay-out voor
wat de backcover van het eerste album, City,
moest worden.
Bovenaan dit artikel zie je het coverontwerp voor het
bij Den Gulden Engel geplande album. Een herwerkte versie
diende later voor de cover van het weekblad Kuifje
waarin June May-opvolgster Claudia Brücken vanaf
1989 alsnog verscheen. Al deze documenten komen uit de
archieven van Marvano.
|
Onvoltooid
project (28): spin-off De Minimensjes door Stéphane
Louis |
|
|
|
In
2011 gaf de Franse uitgeverij Clair de Lune het
laatste deel (nummer 44 in de reeks) van De Minimensjes
uit. Dupuis had de eerste 43 delen uitgegeven.
Datzelfde jaar kondigde tekenaar Stéphane
Louis met bovenstaande ontwerpschetsen aan dat
Clair de Lune ook een spin-offreeks ambieerde waarvan
hij het eerste album, een afgerond verhaal, zou tekenen
en schrijven. Het album zou niet voor 2012 verschijnen,
want hij moest nog Tessa - Intergalactische Agente
6 en Escobar 2 tekenen. Voor Louis zou een
kinderdroom uitkomen, want hij groeide op met de reeks
van Pierre Seron en hij wilde daardoor
zelf ook strips maken.
De spin-off moest te vergelijken zijn met de nevenreeks
Robbedoes door... Als het eerste album door Louis
succes zou hebben, zouden er meerdere volgen, normaal
gezien door andere auteurs. Louis kreeg alvast het vertrouwen
van Seron om een eigen versie te maken. Het project sleepte
aan en in 2014 kreeg Seron een beroerte. Kort daarop viel
het hele plan in het water. Seron overleed op 24 mei 2017. |
|
|
|
|
Wist
je dat de teksten die je leest in de Kuifje-albums
geletterd zijn door een in West-Vlaanderen geboren medewerker
van Hergé? Maak kennis met Arsène
Lemey die op 7 juli 1930 geboren werd nabij Kortrijk!
Na een kunst- en decoratieopleiding aan het Saint Luc
van Doornik werd hij dankzij een leraar (een broeder)
voorgesteld aan Charles Lesnes die bij
uitgeverij Casterman werkte. Begin jaren
1950 mocht Lemey enkele schetsen maken voor covers. In
1951 vroeg de uitgever van de reeks Kuifje om
als jobstudent de Duitse lettering te verzorgen van albums
van Hergé, met name de tekstballonnen, klanknabootsingen
en de titels. Zijn eerste opdracht: Het Geheim van
de Eenhoorn, het eerste album in een lange rij.
Lemey was een gentleman en heel taalvaardig en dat kwam
nog van pas voor de handmatige lettering van Kuifje
in het Frans, Nederlands, Engels, Duits, Italiaans, Spaans
en Portugees. Lemey ontving van Hergé getypte teksten
met een nummering die overeenstemde met de plaatsing in
de tekstballonnen van de platen. Zijn monnikenwerk voerde
hij uit op grijze afdrukken van die platen. Voor de weekbladpublicatie
werd de lettering aan iemand anders toevertrouwd, maar
de lettering voor de albums waren het alleenrecht van
Lemey. Ook toen hij in 1953 zijn militaire dienstplicht
moest vervullen in Duitsland kon hij blijven letteren.
Omdat hij kon zingen en orgel spelen, mocht hij namelijk
in dienst gaan bij majoor-kapelaan Verslyppe
die een bureau voor Lemey ter beschikking stelde waar
hij de lettering kon vervolgen van Mannen op de Maan.
Tussen 1955 en 1957 werkte Lemey thuis waar hij als zelfstandige
werkte voor Hergé, maar ook voor Jacques
Martin (Alex, Lefranc) en François
Craenhals (Pom en Teddy). In 1957 wierf
Casterman hem als voltijds werknemer aan. Hij ontwikkelde
voor Hergé het lettertype Arleson (Ar = Arsène,
le = Lemey, son = zoon in het Engels). Dat lettertype
werd samengesteld op een zetmachine waardoor vanaf 1975
de Engelse, Duitse, Italiaanse, Spaanse en Portugese albums
machinaal geletterd konden worden. De albums in het Nederlands
en Frans bleven geduldig en handmatig geletterd worden
door deze minder gekende medewerker van Hergé.
Tegenwoordig bestaat zijn lettertype ook als digitaal
font dat je her en der kan downloaden.
(Bron: Jean-Luc Rémy,
16 augustus 2017) |
Te
heftige covervoorstellen voor I.R.$ 18 |
|
|
Hierboven
staat de gepubliceerde cover van I.R$ 18: Kate's Hell.
Aan de uitgewerkte versie gingen voorstellen vooraf waarvan
er twee te heftig werden bevonden. Op die versies wordt
er een revolver tegen het hoofd van hoofdpersonage Larry
B. Max gehouden.
|
|