Karel
Verschuere en zijn gebruik van carbonpapier: documentatie
of plagiaat? (addendum) |
|
 |
In
januari 2016 schreef ik op deze website een uitgebreid
artikel over de kopieerdrift ofwel het plagiaat van Karel
Verschuere. Hoewel hij als een van Vlaanderens
beste realistische striptekenaars geldt, schroomde hij
veelal niet om tekeningen van anderen als basis voor zijn
eigen beeldverhalen te gebruiken. De enige Nederlandstalige
strip van zijn hand die ik hiervoor destijds niet onder
ogen heb gehad, betrof De Avonturen van Koen de Wilde:
De Test van de J-200.1
Inmiddels heb ik dit verhaal op de kop kunnen tikken,
zodat ik het onderzoek naar Verschueres werk kon afronden.
Het verhaal is zowel getekend als geschreven door Verschuere.
Oorspronkelijk verscheen het in De Kleine Zondagsvriend,
en wel in 25 afleveringen (nummer 47 (1954) tot nummer
19 (1955)). Het werd ook uitgebracht in één
publicatie.2
In januari 1996 volgde een herdruk in Brabant Strip
Magazine nummer 35.3
De Avonturen van Koen de Wilde: De Test van de J-200
is een eenvoudig, maar geen onaardig verhaal over een
tiener — een modernere, ietwat jongere uitgave van
Bessy's Andy Cayoon — die met zijn ouders en zijn
zwarte vriend Biloe (een wees) vanuit Congo naar Europa
vertrekt. Daar moet zijn vader de bouw van een nota bene
Belgische straaljager leiden: de J-200. Tijdens de heenreis
merkt Koen dat ze geschaduwd worden. Eenmaal in België
aangekomen, wordt er bij hen ingebroken en later wordt
het prototype van de J-200 gesaboteerd. Vervolgens komen
Koen en Biloe de bende op het spoor en kunnen de onverlaten
gearresteerd worden. Het nieuwe exemplaar van de J-200
kan tenslotte veilig zijn proefvlucht maken.
Toenmalig BSM-hoofdredacteur Patrick
Vranken constateert dat Verschuere als bewonderaar
van Edgar P. Jacobs en Hergé
gebruik maakte van prenten uit Blake en Mortimer:
Het Gele Teken en veelvuldig van prenten uit Kuifje:
De Zeven Kristallen Bollen. Dit laatste op pagina
22, 23 en 24, waarvan diverse prenten rechtstreeks ontleend
zijn aan prenten op pagina 44, 45 en 46 van hetKuifje-album.
Het commentaar van Vranken, die alleen pagina ("plaat")
23 en 45 noemt, is zeer mild en vergoelijkend: "Vandaag
kan dat vreemd lijken, maar in 1954 waren strips uitsluitend
tekeningetjes die de krant wat beter deden verkopen. De
opdrachtgevers, zelf niet echt kunstliefhebbers, zetten
de tekenaars meer dan eens aan tot het regelrecht 'lenen'
van succesvolle voorbeelden. Wat nu als plagiaat beschouwd
wordt, was destijds, toen strips maken nog een ambacht
was, een gebruikelijke werkmethode."4
Dit gold wellicht voor enkele tekenaars,
maar bij lange na niet voor allen.5
Verschuere hanteerde het echter als een rode draad gedurende
zijn twintigjarige carrière als striptekenaar.
Plagiaat vormde bij Verschuere een terugkerend fenomeen
in diverse van zijn verhalen en dit beperkte zich niet
tot de eerste helft van de jaren 1950.6
In Koen De Wilde betreft het niet louter de door
Patrick Vranken genoemde strips. Het verhaal kent diverse
gelijkenissen met Testpiloten (1953) uit de pilotenreeks
Buck Danny tot en met de saboterende mecanicien
die wroeging krijgt. Dit kan ideeënplagiaat worden
genoemd. Bovendien gebruikte Verschuere enkele prenten
uit Testpiloten. De tekenaar van Buck Danny
was toen Victor Hubinon en de scenarist
Jean-Michel Charlier.7
Verder shopte Verschuere nog bij het Kuifje-album
De Krab met de Gulden Scharen (1941) en bij Tiger
Joe: De Ivoorpiste (1951/1952), eveneens van het
duo Hubinon-Charlier.8
 |
 |
De
vader van Koen, ingenieur De Wilde (pagina 1, prenten
4 en 5), lijkt wel weggelopen uit Tiger Joe: De Ivoorpiste.
Zie hierboven. Hij is geïnspireerd op boevenleider
Storm, maar dan zonder bril. Respectievelijk pagina 26
prent 4 en pagina 29 prent 5.
Koen
De Wilde, pagina 3 prent 6 (boven) en 7 (rechts).
Het schip de Luele is overduidelijk de Karaboudjan uit
Kuifje: De Krab met de Gulden Scharen (pagina
9, prent 3). Ook de loopplank is hieruit afkomstig (pagina
10, prent 3).
Links
de J-200 uit Koen De Wilde (pagina 15, prent
4). Deze Belgische straaljager blijkt bijna een kopie
van de Lockheed T-33 Shooting Star of T-Bird, een echt
bestaand toestel, opgevoerd in Buck Danny: Testpiloten
(pagina 15, prent 7). Verschuere was een enthousiast modelbouwer,
maar heeft hier overduidelijk Testpiloten als
bron gebruikt.
|
 |
Links
de gesaboteerde J-200 gaat neerstorten (Koen
De Wilde, pagina 15, prent 8) versus de T-33
in duikvlucht. (Testpiloten, pagina 17
prent 10 en pagina 18 prent 3). Let vooral op de
wegen.
Hieronder: Ook een gelijkaardig achterzicht van
de piloot in de cockpit op dezelfde respectievelijke
pagina's valt op. |
 |
|
Wederom
het neerstorten van de J-200 (Koen De Wilde,
pagina 16, prent 2) versus de T-33 die uit een looping
komt (Testpiloten, pagina 16, prent 3).
Leo Kupers
Noten
1.
Weetje
v/d Week 208
2. Catawiki,
Koen De Wilde
3. Op de voorpagina staat foutief nummer
34, zie Catawiki,
Koen De Wilde en Catawiki,
Brabant Strip Magazine.
4. Wat is sterker dan Het Gele Teken?
— Patrick Vranken, Brabant Strip Magazine 35 (1996),
pagina 4.
5. Prins Valiants zwartboek over plagiaat
— Rob Møhlmann, Amsterdam (1982). Møhlmann
noemt behalve Karel Verschuere de volgende tekenaars:
Willy Vandersteen, Jan Giling, Pieter Kuhn, Sirius, Henk
Sprenger en Jan Waterschoot.
6. Weetje
v/d Week 183 / Weetje
v/d Week 186 / Weetje
v/d Week 208
7. Catawiki,
Buck Danny
8. Catawiki,
Kuifje en Catawiki,
Tiger Joe. La Piste de l’Ivoire verscheen
voor het eerst in La Libre Junior (1951-1952). |
Brammetje
Bram duikt terug op |
|
 |
Eddy
Ryssack is een Vlaamse stripauteur die wat tussen
de plooien van de geschiedenis verdwenen is. Onterecht,
meent uitgeverij Arboris, dat vanaf dit
voorjaar de avonturen van zijn piratenstrip Brammetje
Bram integraal uitgeeft. Zonder Stripspeciaalzaak.be
was het allicht anders gelopen. Onze medewerker Wouter
Adriaensen schreef het dossier voor het eerste
deel van De complete Brammetje Bram. Hieronder
lees je een kleine terugblik van Wouter op deze opdracht.
Eddy Ryssack heeft ooit beweerd dat hij duizend platen
had getekend — niet in zijn hele carrière
maar van één reeks: Brammetje Bram.
Daar zijn alles tezamen zeven albums van uitgebracht,
samen goed voor een driehonderdtal pagina's. Ik ben op
zoek gegaan naar die andere zevenhonderd platen. Het resultaat
daarvan verscheen op deze website. Hans van den
Boom van uitgeverij Arboris las dat artikel,
trok zijn albums nog eens uit de kast en besloot uit liefde
voor de strip alle avonturen van Brammetje Bram
integraal uit te geven.
Voor het dossier in het eerste deel van de reeks mocht
ik in het rijkgevulde leven van Eddy Ryssack duiken. En
rijkgevuld was het. Naast Brammetje Bram tekende
hij honderden illustraties voor verschillende rubrieken
in het stripblad Robbedoes, een langlopend verhaal
in zowel Robbedoes als concurrent Kuifje,
actuapagina's in Pilote en een jongerenrubriek
in Journal de Mickey, bijna honderd afleveringen
van de gagreeks Opa in Eppo en verschillende
reclamestrips. Een ongelofelijke productie en al helemaal
als je weet dat Ryssack eigenlijk een late roeping was.
Tot zijn dertigste was hij handelsreiziger en zelfs verkoper
van parfum. Naast zijn strips maakte hij ook de eerste
animatiefilms van De Smurfen, richtte hij de
Vlaamse belangenvereniging Stripgilde
op en was hij de eerste mededirecteur van het Belgische
stripmuseum in Brussel.
Maar zijn grootste werk was dus de piratenstrip Brammetje
Bram. Aanvankelijk konden lezers de avonturen van
de bemanning van De Zeemadelief, waar Brammetje tegen
zijn zin wordt vastgehouden door Kapitein Knevel 'de killer',
volgen in het Nederlandse blad Sjors. Later verscheen
de reeks in Duitsland in Zack, in België
in Wham! en in Frankrijk in Super AS.
Hans en ik hebben alle verhalen en vertalingen opgelijst
en kunnen het vandaag bevestigen: tussen 1970 en 1983
tekende Eddy Ryssack een duizendtal platen van Brammetje
Bram, ofwel ongeveer drie platen per twee weken —
naast al zijn andere werk uiteraard.
Na negen lange verhalen was Brammetje Bram op de Brug
het eerste kortverhaal dat in Sjors werd gepubliceerd.
Het
was bovendien de eerste kennismaking van het Duitse publiek
met Pittje Pit, zoals hij daar genoemd werd.
Piet Hein Broenland, een medewerker van
Sjors, schreef het scenario. Hij slaagde erin
het debuut van Brammetje Bram te verkopen aan
de Duitse uitgeverij Koralle Verlag —
en verdween vervolgens spoorloos met de opbrengsten. Ryssack
werkte met verschillende schrijvers samen, onder andere
zijn eigen zoon Peter en voormalig Robbedoes-hoofdredacteur
Yvan Delporte. In een interview in 1982
koos de tekenaar Opa als zijn eigen favoriete
strip, "maar als ik eens eindelijk de goede scenarist
voor Brammetje Bram kon vinden, kreeg die stellig
de voorkeur". Een jaar later verscheen het laatste
van de vijfenveertig avonturen van zijn scheepsmaatje. |
Met
Johnny Hallyday stierf ook een strippersonage |
|
 |
 |
Op
6 december overleed de Franse rockegende van Belgische
afkomst Johnny Hallyday (echte naam Jean-Philippe
Smet) op 74-jarige leeftijd. Van zijn platen
raakten meer dan 110 miljoen exemplaren verkocht. Bijna
een miljoen mensen namen in Parijs afscheid tijdens de
begrafenisstoet op zaterdag 9 december. Johnny Hallyday
was een striplezer en hij was zelf ook meermaals een stripfiguur.
Diverse tekenaars (onder wie Dany, André
Taymans, Yoann,...) verstripten
in 2007 zijn liedjes voor twee Franse stripalbums terwijl
zijn carrière in 2014 en 2015 in twee Franstalige
albums werd samengevat door François Dimberton
en Jean-Claude Bauer. Een speciaal hoofdstukje
is de strip Hud le Spécialiste, getekend
door Jijé, bekend van Robbedoes
en Kwabbernoot, Tanguy en Laverdure, Roodbaard,
Jerry Spring, Jan Kordaat,...
Hud
le Spécialiste verscheen tussen april en mei
1970 in zes nummers van het stripblad Johnny.
Dat blad was niet genoemd naar de zanger, maar naar de
stripreeks Johnny Hazard van Frank Robbins
die in het blad liep. Hallydays gezicht was dan
weer wel te herkennen in Jijés strip die een bewerking
was van de Itaiaanse western The Specialist uit
1961 van regisseur Sergio Corbucci, op
wiens Django Quentin Tarantino zijn
film Djanjo Unchained baseerde en uit wiens
Il Grande Silenzio Yves Swolfs inspiratie
haalde voor de westernreeks Durango). Lee
Van Cleef ('The Bad' uit Sergio Leones
The Good, The Bad and The Ugly) schreef mee aan
het filmscript. De hoofdrol in die film werd vertolkt
door, jawel, Johnny hallyday.
Jijés zoon Philippe schreef het
scenario van de stripbewreking. Vader en zoon maakten
elf pagina's en stopten er dan mee omdat een betaling
uitbleef. In juni 1970 verscheen nog één
nummer van het stripblad voor het blad kopje onder ging. |
|