Dit is archiefpagina 11 van de rubriek Weetje v/d Week.
Klik verder naar eerdere updates op deze pagina:
275
Karel Verschuere en zijn gebruik van carbonpapier: documentatie of plagiaat? (addendum)
265 Brammetje Bram duikt terug op
264 Met Johnny Hallyday stierf ook een strippersonage
262 Stoute Guust-aanpassing
259 Verzet tegen Filmfanfare
258 Keuze voor Belgische in plaats van internationale cover van Filip & Mathilde 2
257 Onvoltooid project (32): Het Pension van Dokter Eon door Christian Rossi en Patrick Cothias
256 Onvoltooid project (31): Roman de Renart door Albert Uderzo en René Goscinny
255 Onvoltooid project (30): Sf-reeks door Enrico Marini en Alejandro Jodorowsky 
254 Onvoltooid project (29): June May door Minck Oosterveer en Willem Ritstier 
253 Onvoltooid project (28): spin-off De Minimensjes door Stéphane Louis
252 De letteraar van Hergé
251 Te heftige covervoorstellen voor I.R.$ 18    
 
 
Karel Verschuere en zijn gebruik van carbonpapier: documentatie of plagiaat? (addendum)
12/05
TOP
In januari 2016 schreef ik op deze website een uitgebreid artikel over de kopieerdrift ofwel het plagiaat van Karel Verschuere. Hoewel hij als een van Vlaanderens beste realistische striptekenaars geldt, schroomde hij veelal niet om tekeningen van anderen als basis voor zijn eigen beeldverhalen te gebruiken. De enige Nederlandstalige strip van zijn hand die ik hiervoor destijds niet onder ogen heb gehad, betrof De Avonturen van Koen de Wilde: De Test van de J-200.1 Inmiddels heb ik dit verhaal op de kop kunnen tikken, zodat ik het onderzoek naar Verschueres werk kon afronden.

Het verhaal is zowel getekend als geschreven door Verschuere. Oorspronkelijk verscheen het in De Kleine Zondagsvriend, en wel in 25 afleveringen (nummer 47 (1954) tot nummer 19 (1955)). Het werd ook uitgebracht in één publicatie.2 In januari 1996 volgde een herdruk in Brabant Strip Magazine nummer 35.3

De Avonturen van Koen de Wilde: De Test van de J-200 is een eenvoudig, maar geen onaardig verhaal over een tiener — een modernere, ietwat jongere uitgave van Bessy's Andy Cayoon — die met zijn ouders en zijn zwarte vriend Biloe (een wees) vanuit Congo naar Europa vertrekt. Daar moet zijn vader de bouw van een nota bene Belgische straaljager leiden: de J-200. Tijdens de heenreis merkt Koen dat ze geschaduwd worden. Eenmaal in België aangekomen, wordt er bij hen ingebroken en later wordt het prototype van de J-200 gesaboteerd. Vervolgens komen Koen en Biloe de bende op het spoor en kunnen de onverlaten gearresteerd worden. Het nieuwe exemplaar van de J-200 kan tenslotte veilig zijn proefvlucht maken.

Toenmalig BSM-hoofdredacteur Patrick Vranken constateert dat Verschuere als bewonderaar van Edgar P. Jacobs en Hergé gebruik maakte van prenten uit Blake en Mortimer: Het Gele Teken en veelvuldig van prenten uit Kuifje: De Zeven Kristallen Bollen. Dit laatste op pagina 22, 23 en 24, waarvan diverse prenten rechtstreeks ontleend zijn aan prenten op pagina 44, 45 en 46 van hetKuifje-album. Het commentaar van Vranken, die alleen pagina ("plaat") 23 en 45 noemt, is zeer mild en vergoelijkend: "Vandaag kan dat vreemd lijken, maar in 1954 waren strips uitsluitend tekeningetjes die de krant wat beter deden verkopen. De opdrachtgevers, zelf niet echt kunstliefhebbers, zetten de tekenaars meer dan eens aan tot het regelrecht 'lenen' van succesvolle voorbeelden. Wat nu als plagiaat beschouwd wordt, was destijds, toen strips maken nog een ambacht was, een gebruikelijke werkmethode."4 Dit gold wellicht voor enkele tekenaars, maar bij lange na niet voor allen.5 Verschuere hanteerde het echter als een rode draad gedurende zijn twintigjarige carrière als striptekenaar.

Plagiaat vormde bij Verschuere een terugkerend fenomeen in diverse van zijn verhalen en dit beperkte zich niet tot de eerste helft van de jaren 1950.6 In Koen De Wilde betreft het niet louter de door Patrick Vranken genoemde strips. Het verhaal kent diverse gelijkenissen met Testpiloten (1953) uit de pilotenreeks Buck Danny tot en met de saboterende mecanicien die wroeging krijgt. Dit kan ideeënplagiaat worden genoemd. Bovendien gebruikte Verschuere enkele prenten uit Testpiloten. De tekenaar van Buck Danny was toen Victor Hubinon en de scenarist Jean-Michel Charlier.7 Verder shopte Verschuere nog bij het Kuifje-album De Krab met de Gulden Scharen (1941) en bij Tiger Joe: De Ivoorpiste (1951/1952), eveneens van het duo Hubinon-Charlier.8

Koen De Wilde
Tiger Joe
De vader van Koen, ingenieur De Wilde (pagina 1, prenten 4 en 5), lijkt wel weggelopen uit Tiger Joe: De Ivoorpiste. Zie hierboven. Hij is geïnspireerd op boevenleider Storm, maar dan zonder bril. Respectievelijk pagina 26 prent 4 en pagina 29 prent 5.


Koen De Wilde
Kuifje
Kuifje
Koen De Wilde, pagina 3 prent 6 (boven) en 7 (rechts). Het schip de Luele is overduidelijk de Karaboudjan uit Kuifje: De Krab met de Gulden Scharen (pagina 9, prent 3). Ook de loopplank is hieruit afkomstig (pagina 10, prent 3).


Koen De Wilde
Buck Danny
Links de J-200 uit Koen De Wilde (pagina 15, prent 4). Deze Belgische straaljager blijkt bijna een kopie van de Lockheed T-33 Shooting Star of T-Bird, een echt bestaand toestel, opgevoerd in Buck Danny: Testpiloten (pagina 15, prent 7). Verschuere was een enthousiast modelbouwer, maar heeft hier overduidelijk Testpiloten als bron gebruikt.


Koen De Wilde
Buck Danny
Links de gesaboteerde J-200 gaat neerstorten (Koen De Wilde, pagina 15, prent 8) versus de T-33 in duikvlucht. (Testpiloten, pagina 17 prent 10 en pagina 18 prent 3). Let vooral op de wegen.

Hieronder: Ook een gelijkaardig achterzicht van de piloot in de cockpit op dezelfde respectievelijke pagina's valt op.
Koen De Wilde
Buck Danny
 

Koen De Wilde
Buck Danny
Wederom het neerstorten van de J-200 (Koen De Wilde, pagina 16, prent 2) versus de T-33 die uit een looping komt (Testpiloten, pagina 16, prent 3).

Leo Kupers

Noten
1. Weetje v/d Week 208
2. Catawiki, Koen De Wilde
3. Op de voorpagina staat foutief nummer 34, zie Catawiki, Koen De Wilde en Catawiki, Brabant Strip Magazine.
4. Wat is sterker dan Het Gele Teken? — Patrick Vranken, Brabant Strip Magazine 35 (1996), pagina 4.
5. Prins Valiants zwartboek over plagiaat — Rob Møhlmann, Amsterdam (1982). Møhlmann noemt behalve Karel Verschuere de volgende tekenaars: Willy Vandersteen, Jan Giling, Pieter Kuhn, Sirius, Henk Sprenger en Jan Waterschoot.
6. Weetje v/d Week 183 / Weetje v/d Week 186 / Weetje v/d Week 208
7. Catawiki, Buck Danny
8. Catawiki, Kuifje en Catawiki, Tiger Joe. La Piste de l’Ivoire verscheen voor het eerst in La Libre Junior (1951-1952).


Brammetje Bram duikt terug op
16/12
TOP
Eddy Ryssack is een Vlaamse stripauteur die wat tussen de plooien van de geschiedenis verdwenen is. Onterecht, meent uitgeverij Arboris, dat vanaf dit voorjaar de avonturen van zijn piratenstrip Brammetje Bram integraal uitgeeft. Zonder Stripspeciaalzaak.be was het allicht anders gelopen. Onze medewerker Wouter Adriaensen schreef het dossier voor het eerste deel van De complete Brammetje Bram. Hieronder lees je een kleine terugblik van Wouter op deze opdracht.

Eddy Ryssack heeft ooit beweerd dat hij duizend platen had getekend — niet in zijn hele carrière maar van één reeks: Brammetje Bram. Daar zijn alles tezamen zeven albums van uitgebracht, samen goed voor een driehonderdtal pagina's. Ik ben op zoek gegaan naar die andere zevenhonderd platen. Het resultaat daarvan verscheen op deze website. Hans van den Boom van uitgeverij Arboris las dat artikel, trok zijn albums nog eens uit de kast en besloot uit liefde voor de strip alle avonturen van Brammetje Bram integraal uit te geven.

Voor het dossier in het eerste deel van de reeks mocht ik in het rijkgevulde leven van Eddy Ryssack duiken. En rijkgevuld was het. Naast Brammetje Bram tekende hij honderden illustraties voor verschillende rubrieken in het stripblad Robbedoes, een langlopend verhaal in zowel Robbedoes als concurrent Kuifje, actuapagina's in Pilote en een jongerenrubriek in Journal de Mickey, bijna honderd afleveringen van de gagreeks Opa in Eppo en verschillende reclamestrips. Een ongelofelijke productie en al helemaal als je weet dat Ryssack eigenlijk een late roeping was. Tot zijn dertigste was hij handelsreiziger en zelfs verkoper van parfum. Naast zijn strips maakte hij ook de eerste animatiefilms van De Smurfen, richtte hij de Vlaamse belangenvereniging Stripgilde op en was hij de eerste mededirecteur van het Belgische stripmuseum in Brussel.

Maar zijn grootste werk was dus de piratenstrip Brammetje Bram. Aanvankelijk konden lezers de avonturen van de bemanning van De Zeemadelief, waar Brammetje tegen zijn zin wordt vastgehouden door Kapitein Knevel 'de killer', volgen in het Nederlandse blad Sjors. Later verscheen de reeks in Duitsland in Zack, in België in Wham! en in Frankrijk in Super AS. Hans en ik hebben alle verhalen en vertalingen opgelijst en kunnen het vandaag bevestigen: tussen 1970 en 1983 tekende Eddy Ryssack een duizendtal platen van Brammetje Bram, ofwel ongeveer drie platen per twee weken — naast al zijn andere werk uiteraard.

Brammetje Bram Brammetje Bram Brammetje Bram Brammetje Bram
Brammetje Bram Brammetje Bram Brammetje Bram Brammetje Bram

Na negen lange verhalen was Brammetje Bram op de Brug het eerste kortverhaal dat in Sjors werd gepubliceerd.
Het was bovendien de eerste kennismaking van het Duitse publiek met Pittje Pit, zoals hij daar genoemd werd. Piet Hein Broenland, een medewerker van Sjors, schreef het scenario. Hij slaagde erin het debuut van Brammetje Bram te verkopen aan de Duitse uitgeverij Koralle Verlag — en verdween vervolgens spoorloos met de opbrengsten. Ryssack werkte met verschillende schrijvers samen, onder andere zijn eigen zoon Peter en voormalig Robbedoes-hoofdredacteur Yvan Delporte. In een interview in 1982 koos de tekenaar Opa als zijn eigen favoriete strip, "maar als ik eens eindelijk de goede scenarist voor Brammetje Bram kon vinden, kreeg die stellig de voorkeur". Een jaar later verscheen het laatste van de vijfenveertig avonturen van zijn scheepsmaatje.


Met Johnny Hallyday stierf ook een strippersonage
25/11
TOP
Hud le Spécialiste
Op 6 december overleed de Franse rockegende van Belgische afkomst Johnny Hallyday (echte naam Jean-Philippe Smet) op 74-jarige leeftijd. Van zijn platen raakten meer dan 110 miljoen exemplaren verkocht. Bijna een miljoen mensen namen in Parijs afscheid tijdens de begrafenisstoet op zaterdag 9 december. Johnny Hallyday was een striplezer en hij was zelf ook meermaals een stripfiguur. Diverse tekenaars (onder wie Dany, André Taymans, Yoann,...) verstripten in 2007 zijn liedjes voor twee Franse stripalbums terwijl zijn carrière in 2014 en 2015 in twee Franstalige albums werd samengevat door François Dimberton en Jean-Claude Bauer. Een speciaal hoofdstukje is de strip Hud le Spécialiste, getekend door Jijé, bekend van Robbedoes en Kwabbernoot, Tanguy en Laverdure, Roodbaard, Jerry Spring, Jan Kordaat,...

Le SpécialisteHud le Spécialiste verscheen tussen april en mei 1970 in zes nummers van het stripblad Johnny. Dat blad was niet genoemd naar de zanger, maar naar de stripreeks Johnny Hazard van Frank Robbins die in het blad liep. Hallydays gezicht was dan weer wel te herkennen in Jijés strip die een bewerking was van de Itaiaanse western The Specialist uit 1961 van regisseur Sergio Corbucci, op wiens Django Quentin Tarantino zijn film Djanjo Unchained baseerde en uit wiens Il Grande Silenzio Yves Swolfs inspiratie haalde voor de westernreeks Durango). Lee Van Cleef ('The Bad' uit Sergio Leones The Good, The Bad and The Ugly) schreef mee aan het filmscript. De hoofdrol in die film werd vertolkt door, jawel, Johnny hallyday.

Jijés zoon Philippe schreef het scenario van de stripbewreking. Vader en zoon maakten elf pagina's en stopten er dan mee omdat een betaling uitbleef. In juni 1970 verscheen nog één nummer van het stripblad voor het blad kopje onder ging.


Stoute Guust-aanpassing
18/11
TOP
Guust
Op 25 november wordt bovenstaande gag van Guust geveild via het Zwitserse veilinghuis Galartis. Het is een door André Franquin bewerkte versie van gag 806 waarbij hij twee prenten en zijn handtekening hertekende, speciaal voor Jean Franco Battaglieri, een Zwitserse stripfestivalorganisator. De bewerkingen plakte hij onder een uit het weekblad Spirou geknipte, oorspronkelijke gag. Franquin tekende een ontblote juffrouw Jannie die geen bezwaar lijkt te hebben tegen het ongelukkige resultaat van Guusts plotse val, de confrontatie bij de foto-ontwikkelaar en een scabreuze handtekening. Bij zijn beste groeten schreef hij nog dat Jean de enige was die "de echte Guust-pagina 806" in zijn bezit heeft. Voor alle duidelijkheid vind je hieronder de onderste strook zoals we hem allen kennen.

Guust


Verzet tegen Filmfanfare
21/10
TOP
Ciske de Rat
FilmfanfareIn 2010 verscheen onder Nederlands eerste en tot nu toe enige stripintendant Gert Jan Pos de uitgave Mooi Is Dat! met hoogtepunten uit de Nederlandse literatuur die op één pagina door heel wat Nederlandse en enkele Vlaamse stripmakers werd verbeeld. Naar analogie van Mooi Is Dat! zouden twee jaar later meer dan vijftig tekenaars ook hun visie op elk een Nederlandse film geven voor het gelijkaardige boek Filmfanfare, uitgegeven door Oog & Blik | De Bezige Bij. Maar dat beviel enkele Nederlandse filmregisseurs, -producers en -acteurs allerminst. Ze tekenden verzet aan tegen het voornemen om zomaar hun film te laten verstrippen, want zo hadden ze het toch begrepen. Ze vielen vooral over het feit dat hun niets werd gevraagd.

Filmmakers Dick Maas (Flodder, De Lift,...), Alex van Warmerdam (Abel, De Noorderlingen, Borgman,...), actrice Nelly Frijda (Ma Flodder), producent Rob Houwer (Soldaat van Oranje, Turks Fruit,...) en anderen reageerden "ontzet" of "verbijsterd" of legden uit waarom ze tegen het project waren gekant. Na de heisa, die ook in de talkshow De Wereld Draait Door werd beslecht, liet Pos weten dat de producenten en regisseurs van de geselecteerde films alsnog een brief krijgen toegezonden om de bedoelingen te verduidelijken. Dat het om een hommage of interpretatie ging in plaats van een klakkeloze verstripping was alvast iets dat de filmmakers aan het verstand moest worden gebracht.

Ook de Beroepsvereniging Nederlandse Stripmakers (BNS) wilde een en ander verduidelijken. Namens de BNS werd onderstaand persbericht van duovoorzitters Hanco Kolk en Maaike Hartjes de wereld ingestuurd:
"Binnen de BNS, Beroepsvereniging Nederlandse Stripmakers, hebben zich een honderdtal Nederlandse schrijvers en tekenaars van beeldverhalen aaneengesloten.
De Beroepsvereniging heeft met verbazing kennis genomen van de in haar ogen merkwaardige reactie van filmregisseurs naar aanleiding van het geplande boek Filmfanfare. In dit boek zullen in stripvorm een groot aantal Nederlandse films worden geëerd. Het boek is een samenwerkingsproject van het Filmfonds, uitgeverij De Bezige Bij, Eye en het Fonds BKVB. Eerst en vooral: het is onhandig van Eye en het Filmfonds dat ze geen contact met de filmmakers hebben opgenomen voordat de organisatie werd ingezet. Het zou beleefder zijn geweest om de filmmakers op de hoogte te stellen van het project.
Tegelijkertijd hebben wij de overtuiging dat het stripmakers vrij staat een op films, personen of boeken gebaseerde strip te maken, zolang deze bewerking zich maar verre houdt van plagiaat. We kunnen ons het standpunt van de regisseurs voorstellen indien het ging om een complete verstripping van hun film in de vorm van een boek per film, waarin scène voor scène het verhaal wordt naverteld. Dit is echter niet het geval bij Filmfanfare: iedere film krijgt een stripbewerking van één pagina lang. Door deze lengte moet de stripmaker de inhoud dusdanig comprimeren en abstraheren, dat er een autonoom kunstwerk ontstaat, weliswaar gebaseerd op een film maar volledig autonoom. Zolang andermans auteursrecht niet wordt geschaad zijn stripmakers vrij om over welk onderwerp dan ook een strip te maken."

Los van deze discussie trok Peter van Dongen (Rampokan, Muizentheater) zich sowieso al terug nadat zijn punkersvisie op Ciske de Rat niet helemaal in goede aarde viel. Het ontwerp van zijn pagina opent dit artikel. Het werd beschouwd als een "te eigen interpretatie".

Filmfanfare verscheen in 2012. 51 stripmakers werkten eraan mee.


Keuze voor Belgische in plaats van internationale cover van Filip & Mathilde 2
07/10
TOP
Filip & Mathilde 2
Op 6 oktober verscheen Filip & Mathilde 2: Tournée Générale bij Ballon Comics. Uit de covervoorstellen van Charel Cambré won onderstaande versie het pleit. De door koning Filip ingezette polonaise met zijn familie wordt afgesloten door Jacques Brel en Toots Thielemans, twee overleden Belgische muzikanten. Op een ander covervoorstel trakteerde Filip Manneken Pis-bier aan een internationaal, politiek gezelschap met Charles Michel, Emmanuel Macron, Donald Trump, Vladimir Poetin, Angela Merkel en Recep Tayyip Erdogan als een springlevend, gezelig onderonsje. Die cover haalde het niet.

Filip & Mathilde 2


Onvoltooid project (32): Het Pension van Dokter Eon door Christian Rossi en Patrick Cothias
30/09
TOP
Het Pension van Dokter Eon 1
Het Pension van Dokter Eon 1
In 1998 en 1999 publiceerde Le Lombard de twee delen van het fantasierijke tweeluik Het Pension van Dokter Eon in de collectie Getekend. Het was de tweede samenwerking tussen Griffo en Patrick Cothias na Cinjis Qan, maar het had ook de eerste samenwerking tussen Christian Rossi en Cothias kunnen zijn. De tekenaar had namelijk midden jaren 1980 al een twintigtal proefplaten getekend voor het project. In deze vorm ging Het Pension van Dokter Eon niet door tot het dik tien jaar later alsnog werd opgepikt, maar dan met tekenaar Griffo. Geen probleem voor Rossi, want in dezelfde periode van de weigering van het project kon hij beginnen met de reeks De Lotgevallen van Julius Antoine op scenario van Serge Le Tendre waarop hij de ene na de andere reeks tekende, zelfs op scenario van Jean Giraud (voor Jim Cutlass die in 1991 een comeback maakte nadat Giraud en Jean-Michel Charlier in 1980 al een eerste deel publiceerden). Hieronder vind je zes proefplaten van Rossi voor de eerste versie van Het Pension van Dokter Eon. Klik erop voor een grotere weergave.

Het Pension van Dokter Eon
Het Pension van Dokter Eon
Het Pension van Dokter Eon
Het Pension van Dokter Eon
Het Pension van Dokter Eon
Het Pension van Dokter Eon


Onvoltooid project (31): Roman de Renart door Albert Uderzo en René Goscinny
23/09
TOP
Roman de Renart
Het duo Albert Uderzo en René Goscinny kennen de meesten wel van het fenomeen Asterix, maar dat was lang niet hun eerste en enige samenwerking. In 1959 werkten ze voor het nulnummer van het Franse stripweekblad Pilote (in opdracht van en samenwerking met het commerciële radiostation Radio Luxembourg) een komische versie van Reynaert de Vos uit. Het bleef bij die ene pagina en dat was maar goed ook, want in het officiële nummer 1 maakte een halsoverkop bedachte Asterix in de plaats van Roman de Renart zijn opwachting. Pilote 1 werd op 29 oktober 1959 gelanceerd in een oplage van driehonderdduizend exemplaren en raakte door een voortreffelijke promotiemachine in 24 uur uitverkocht. In dat eerste nummer beleefden ook Tanguy en Laverdure (eveneens getekend door Uderzo), Roodbaard en Joris Jasper de eerste stappen van hun avonturen.

Roman de Renart zou het Franse striplandschap veranderen, of het zou toch minstens een groot succes kunnen worden, dachten de auteurs en hun entourage. Pilote-collega Poïvet moest hen echter teleurstellen. Jean Trubert was al een tijdje daarvóór op een gelijkaardige strip aan het broeden. Net voordat ze op vakantie zouden vertrekken en voor Pilote definitief uit de startblokken zou schieten, moesten Uderzo en Goscinny wat anders uit de mouwen schudden dat geen dierenreeks was en zich niet in de middeleeuwen mocht afspelen. Dat werd Asterix.

Het na amper één pagina afgevoerde Roman de Renart liet Goscinny niet volledig los. In 1962 kwam hij voor tekenaar Mic Delinx met een variatie op de proppen, La Forêt de Chênebeau, die eerst in Jacky Magazine verscheen, het jeugdsupplement van het reclametijdschrift Jacqueline, een uitgave van de J-winkels. Vier jaar later kwam het in Pilote terecht. In 1966 en 1968 verschenen vijf kortverhalen van elk vier pagina's die nooit in album zijn verschenen. In het reeksje vol woordspelingen speelde een kabouter de hoofdrol die in een bos woont en bevriend is met dieren waarvan sommigen kleren droegen zoals in Raymond Macherots Chlorophyl.

Pilote


Onvoltooid project (30): Sf-reeks door Enrico Marini en Alejandro Jodorowsky
16/09
TOP
Enrico Marini + Alejandro Jodorowsky
Flashback naar zo'n vijfentwintig jaar geleden: een sciencefictionproject door Enrico Marini en Alejandro Jodorowsky. Wat had dat kunnen zijn?... Helemaal niets, want scenarist Jodorowsky blies het project in wording af. Voor een keer niet omwille van creatieve meningsverschillen, drukke agenda's, een uitgever die er geen brood inziet of een van de talloze andere argumenten die vaak aangedragen worden. Nee, Jodo gelooft sterk in de magie van tarotkaarten. En in die kaarten las hij tijdens een kaartlegsessie dat het gevaarlijk zou zijn om met Marini samen te werken. Dit is geen grap! Uiteindelijk nam Marini het Jodorowsky niet kwalijk, want zo kon hij een nieuw album tekenen van Gipsy op scenario van Thierry Smolderen, die nog steeds in leven is, waar hij ook wel meer zin in had. Hierboven zie je een fragment van een plaat in schetsvorm die Marini onlangs uit zijn archief diepte.


Onvoltooid project (29): June May door Minck Oosterveer en Willem Ritstier
09/09
TOP
June May
Op 17 september 2017 is het zes jaar geleden dat de Nederlandse striptekenaar in een motorongeluk omkwam. Van zijn behoorlijk omvangrijke stripproductie, vaak op scenario van Willem Ritstier, is June May minder bekend. Het scheelde niet veel of June May verscheen als stripreeks bij Den Gulden Engel uit Wommelgem die in de jaren 1980 kortstondig reeksen uitgaf als Annie en Peter, Dag en Heidi, De Onnoembaren, Rona, Sloeber, Thomas Rindt,...

Marvano
stond toen mee aan het roer van Den Gulden Engel nadat hij hoofdredacteur was van Kuifje. En voor Kuifje-uitgeverij Le Lombard mocht Marvano Oosterveer en Ritstier ook al binnenloodsen voor een nieuw op te starten stripblad voor volwassenen. Le Lombard zag daar wel graten in nadat het Nederlandse stripmaandblad Titanic aanvankelijk aansloeg en wilde iets gelijkaardigs op poten zetten. Op basis van het twee pagina's tellende Dead End, een verhaal van June May in het stripblad Yèch, bestelde Marvano een strip van haar voor dat nieuwe blad. Een eerste verhaal van acht pagina's werd voorgelegd aan de hoofdredacteur van de Franstalige tak van Kuifje, Jean-Luc Vernal. Hij vond het niet goed genoeg en de strip ging niet door.

Marvano gaf het niet op en nam het June May-project mee naar de dan nieuwe stripuitgeverij Den Gulden Engel waar hij medeverantwoordelijk werd voor de albumuitgaven. Dat gebeurde in 1987. Marvano legde uit: "Het eerste deel zou City heten. De uitgave zou in zwart-wit zijn, zoals Minck het graag wou. Ook hier: helaas. Den Gulden Engel werd binnen anderhalf jaar (of zoiets) na zijn lancering opgedoekt. City had niet eens de tijd om te verschijnen."

June May
Hierboven vind je het ontwerp voor een nooit verschenen brochure voor de titels van Den Gulden Engel met June May die op de cover moest komen. Hieronder vind je de lay-out voor wat de backcover van het eerste album, City, moest worden.

June May
Bovenaan dit artikel zie je het coverontwerp voor het bij Den Gulden Engel geplande album. Een herwerkte versie diende later voor de cover van het weekblad Kuifje waarin June May-opvolgster Claudia Brücken vanaf 1989 alsnog verscheen. Al deze documenten komen uit de archieven van Marvano.

Claudia Brücken


Onvoltooid project (28): spin-off De Minimensjes door Stéphane Louis
02/09
TOP
De Minimensjes door Stéphane Louis
In 2011 gaf de Franse uitgeverij Clair de Lune het laatste deel (nummer 44 in de reeks) van De Minimensjes uit. Dupuis had de eerste 43 delen uitgegeven. Datzelfde jaar kondigde tekenaar Stéphane Louis met bovenstaande ontwerpschetsen aan dat Clair de Lune ook een spin-offreeks ambieerde waarvan hij het eerste album, een afgerond verhaal, zou tekenen en schrijven. Het album zou niet voor 2012 verschijnen, want hij moest nog Tessa - Intergalactische Agente 6 en Escobar 2 tekenen. Voor Louis zou een kinderdroom uitkomen, want hij groeide op met de reeks van Pierre Seron en hij wilde daardoor zelf ook strips maken.

De spin-off moest te vergelijken zijn met de nevenreeks Robbedoes door... Als het eerste album door Louis succes zou hebben, zouden er meerdere volgen, normaal gezien door andere auteurs. Louis kreeg alvast het vertrouwen van Seron om een eigen versie te maken. Het project sleepte aan en in 2014 kreeg Seron een beroerte. Kort daarop viel het hele plan in het water. Seron overleed op 24 mei 2017.


De letteraar van Hergé
19/08
TOP
Kuifje
Arsène LemeyWist je dat de teksten die je leest in de Kuifje-albums geletterd zijn door een in West-Vlaanderen geboren medewerker van Hergé? Maak kennis met Arsène Lemey die op 7 juli 1930 geboren werd nabij Kortrijk!

Na een kunst- en decoratieopleiding aan het Saint Luc van Doornik werd hij dankzij een leraar (een broeder) voorgesteld aan Charles Lesnes die bij uitgeverij Casterman werkte. Begin jaren 1950 mocht Lemey enkele schetsen maken voor covers. In 1951 vroeg de uitgever van de reeks Kuifje om als jobstudent de Duitse lettering te verzorgen van albums van Hergé, met name de tekstballonnen, klanknabootsingen en de titels. Zijn eerste opdracht: Het Geheim van de Eenhoorn, het eerste album in een lange rij.

Lemey was een gentleman en heel taalvaardig en dat kwam nog van pas voor de handmatige lettering van Kuifje in het Frans, Nederlands, Engels, Duits, Italiaans, Spaans en Portugees. Lemey ontving van Hergé getypte teksten met een nummering die overeenstemde met de plaatsing in de tekstballonnen van de platen. Zijn monnikenwerk voerde hij uit op grijze afdrukken van die platen. Voor de weekbladpublicatie werd de lettering aan iemand anders toevertrouwd, maar de lettering voor de albums waren het alleenrecht van Lemey. Ook toen hij in 1953 zijn militaire dienstplicht moest vervullen in Duitsland kon hij blijven letteren. Omdat hij kon zingen en orgel spelen, mocht hij namelijk in dienst gaan bij majoor-kapelaan Verslyppe die een bureau voor Lemey ter beschikking stelde waar hij de lettering kon vervolgen van Mannen op de Maan.

Tussen 1955 en 1957 werkte Lemey thuis waar hij als zelfstandige werkte voor Hergé, maar ook voor Jacques Martin (Alex, Lefranc) en François Craenhals (Pom en Teddy). In 1957 wierf Casterman hem als voltijds werknemer aan. Hij ontwikkelde voor Hergé het lettertype Arleson (Ar = Arsène, le = Lemey, son = zoon in het Engels). Dat lettertype werd samengesteld op een zetmachine waardoor vanaf 1975 de Engelse, Duitse, Italiaanse, Spaanse en Portugese albums machinaal geletterd konden worden. De albums in het Nederlands en Frans bleven geduldig en handmatig geletterd worden door deze minder gekende medewerker van Hergé. Tegenwoordig bestaat zijn lettertype ook als digitaal font dat je her en der kan downloaden.
(Bron: Jean-Luc Rémy, 16 augustus 2017)


Te heftige covervoorstellen voor I.R.$ 18
05/08
TOP
I.R$ 18
Hierboven staat de gepubliceerde cover van I.R$ 18: Kate's Hell. Aan de uitgewerkte versie gingen voorstellen vooraf waarvan er twee te heftig werden bevonden. Op die versies wordt er een revolver tegen het hoofd van hoofdpersonage Larry B. Max gehouden.

I.R$ 18
I.R$ 18