Dit is archiefpagina 5 van de rubriek Weetje v/d Week.
Klik verder naar alle eerdere updates, van Weetje 101 tot 125:
125 Het Zwarte Kerst-schandaal en de Het Geheim van Stalin-miserie
124 Guust Flater door Tome & Janry
123 Alternatieve Blake en Mortimer in Portugal
122 Overzicht De 7 Levens van de Sperwer
121 Onvoltooide projecten (5) van Steven Dupré
120 Superman in zijn blootje
119 Onvoltooid project (4): Bennurke door Willy Vandersteen
118 Onvoltooid project (3): Prequelspin-off De Dolle Musketiers door Charel Cambré en Ronald Grossey
117 Het macabere in Marc Hardy
116 Een half miljard tv-kijkers voor Belgische strips
115 Hoe Natasja bij Walter in bed belandde
114 Walthéry's wedstrijddeelname voor een doos kleurpotloden
113 Onvoltooid project (2): Rooie Doortje door Dirk Stallaert en Merho
112 Onvoltooid project (1): Fleur door Eric Heuvel
111 Gérald Fortons klim naar de top, van Oom Wim tot Toy Story... and beyond!
110 Inspiratiebronnen voor Blueberry
109 Afgekeurd Jerry Spring-voorstel
108 De echte Bernard Prince
107 Inserts verboden in Alex
106 Making of-filmpjes van fotoshoots voor pin-upboek van Romain Hugault
105 Albert Uderzo en zijn Ferrari's
104 Dubbele voorgeschiedenis voor Billy the Cat
103 15 Vlaamse striptekenaars in artbook voor Europees congres
102 Oerversie Mooie Navels
101 De echte Natasja's 
 
Het Zwarte Kerst-schandaal en
de Het Geheim van Stalin-miserie
19/10
TOP
Op 10 mei 2010 schreef tekenaar Régric een inmiddels van het internet verdwenen pagina bij elkaar waarin hij met tekst en beeld staafde waarom hij de totstandkoming van Lefranc 20: Zwarte Kerst een schandaal noemde. Kop van jut was volgens hem scenarist Michel Jacquemart die hij onder meer amateurisme verweet. Tot vijf keer toe zou hij dialogen hebben herschreven. Jacquemart zou eigenhandig tekeningen hebben veranderd, de lay-out van prenten hebben gewijzigd, inkleuringen hebben aangepast, Régric kloeg over het uitblijven van het vervolg van het scenario en ga zo maar door.
Het was een waslijst van opmerkingen en verwijten die één grote aanfluiting aan het adres van de scenarist waren. Op een bepaald moment zou Jacquemart een halfjaar lang niets van zich hebben laten horen. Régric noemde het de slechtste werkervaring van zijn leven. Aan het album spendeerde hij anderhalf jaar. Op de koop toe dreigde Jacquemart na afronding van het album met een proces om Régric alle correcties te laten uitvoeren. Casterman, die bang geworden was dat een mogelijk proces de verschijning van het album zou doen uitstellen, koos eieren voor zijn geld en maande Régric aan om op de eisen van Jacquemart in te gaan... wat hij dan ook deed. Maar achteraf volgden nog extra correcties waar Régric geen weet van had. Nog steeds bang voor een proces, liet Casterman betijen. Jacquemart mocht zijn gang gaan... wat hij dan ook deed!
Michel Jacquemart liet zich eerder dan Régric op diverse stripforums laatdunkend uit over "de grote boze uitgever" en "de incompetente tekenaar".

Hoe dan ook kwamen beide auteurs terug op de planning van te verschijnen albums, zij het niet als duo. TRussen die twee komt het nooit meer goed. Voor Lefranc 22: De Kinderen van de Bunker (2011) ging Jacquemart in zee met tekenaar Alain Maury, in 2012 volgde Lefranc 23: De Eeuwige Shogun door Régric en Thierry Robberecht. Datzelfde team publiceerde in oktober 2013 Lefranc 24: Het Geheim van Stalin want Régric kan met gemak jaarlijks een Lefranc-album afwerken. Als men hem niet corrigeert tenminste. En wat bleek nu? Voor dit verhaal werd Christophe Bec door uitgeverij Casterman gevraagd om het scenario van Robberecht na te kijken. Volgens hen bevatte het een aantal fouten. Uit gezondheidsredenen kon Robberecht zijn eigen verhaal niet herwerken. Na het lezen van het verhaal verlangde Bec dat hij voldoende bewegingsruimte zou krijgen voor het herwerken ven het verhaal. Vervolgens herschreef hij meer dan de helft van het scenario, de dialogen, de algemene structuur en moderniseerde waar hij kon. De basis vond hij wel goed, de algemene uitwerking duidelijk niet. Hij gaf het ook enkele eigen ideeën mee zoals het futuristische wetenschapscentrum. Na het indienen van zijn versie kwamen het comité van Casterman en de erven Jacques Martin en Régric met enkele veranderingen aandraven. Bec paste het allemaal aan en ontwikkelde nog wat meer de achtervolging op het einde van het verhaal dat nu in het album staat.

Alles goed, maar het comité liet niets meer van zich horen. Ondertussen was Bec al begonnen aan een nieuw verhaal, Le Sanctuaire des Hérétiques, dat op zijn vraag getekend moest worden Patrick Dumas (zie proefplaat hieronder). Het contact ging echter een negatieve richting op. Het boterde niet meer met Casterman, noch met Régric. In die mate zelfs dat Bec eiste dat zijn naam uit het album Het Geheim van Stalin werd verwijderd waarin hij anders als script doctor of iets gelijkssoortigs zou vermeld staan. Zonder zijn medeweten is ook het einde veranderd. Niet verder lezen als je het album nog moet lezen, maar Bec wilde de intelligentie van de vermeende kloon van Jozef Stalin niet verwaarlozen. Hij voorzag voor hem een veelbelovende carrière als politicus in de Verenigde Staten. Régric maakte er een minder logisch einde van door van het personage een eenvoudige pompbediende te maken.


Régric is tegenwoordig de enige tekenaar van Lefranc waarvan de verhalen zich afspelen in de jaren 1950 en 1960. Exit André Taymans, Francis Carin en Maury dus. Een volgend verhaal wordt geschreven door François Corteggiani. Het volgt in de chronologie op Lefranc 17: De Meester van het Atoom.


Guust Flater door Tome & Janry
05/10
TOP
Op 5 mei 1987 startte de voorpublicatie van Robbedoes en Kwabbernoot in New York in het weekblad Robbedoes, het nummer 2560. De cover was uiteraard gewijd aan de terugkeer van het stripduo dat al een tijdje werd gemaakt door Tome & Janry. Dat gold toch voor de Nederlandstalige editie. De Franstalige versie van het weekblad werd eigenlijk als bijlage verkocht bij Le Journal de Gastin, een eenmalig speciaal nummer met Guust in de hoofdrol. Deze feitelijke bijlage verscheen niet in het Nederlands. Jammer, Le Journal de Gaston was gevuld met hommages van André Franquins collega's waaronder een reeks Guust-gags van Tome & Janry. Nu ja, Guust? Het ging eigenlijk om gags met nevenpersonages in een hoofdrol, zijnde agent Vondelaar, Pruimpit (of eigenlijk diens kenau van een zus), hoofdboekhouder meneer Van Gestel en de onfortuinlijke contractenman De Mesmaeker. De vier gags vind je hieronder.


Alternatieve Blake en Mortimer in Portugal
28/09
TOP
Hierboven staat de definitieve cover van Blake en Mortimer 22: De Septimus-Golf. Voor een speciale editie die bedoeld is voor de Portugese tak van winkelketen FNAC ontwierp tekenaar Antoine Aubin een alternatieve cover. Vijf coverstudies hiervan vind je hieronder. En scrol maar verder voor nog meer alternatieve, Portugese covers.


Ook van het tweeluik De Dertig Zilverlingen liet de Portugese FNAC een gelimiteerde editie met alternatieve cover maken. Hieronder vind je beide covers van het tweeluik.



Overzicht De 7 Levens van de Sperwer
20/07
TOP
In januari 2014 verschijnt bij Dargaud een nieuw album van De 7 Levens van de Sperwer, opnieuw door André Juillard en Patrick Cothias die tevoren al twee cyclussen maakten. In dat nieuwe album keert Ariane de Troïl in het jaar 1642 en na haar belevenissen in Canada (zie Wuivende Veder) terug naar Parijs om er haar dochter te zoeken. De zoektocht naar haar zoon wordt verteld in het daaropvolgende album. Ondertussen zijn de verwikkelingen omtrent Ariane en meer nog de overvloed aan niet eens allemaal vertaalde nevenreeksen zo complex geworden dat we je onderstaand overzicht willen presenteren.

Bij de Franse uitgeverij Fleurus, waar André Juillard zijn publicatiecarrière startte, verdwenen nogal wat bladen. Hij zocht daarom zijn heil bij Pif-Gadget waar ze juist een tekenaar zochten die een scenario van Cothias kon uittekenen. Het was een strip over een vrouwelijke Robin Hood, Roodmasker, die zich in de tijd van Lodewijk XIII afspeelde. De redactie gaf dit concept als opdracht aan Cothias, maar stelde aanvankelijk de middeleeuwen als tijdperk voor. Om het in de formule van Pif-Gadget te doen passen, mochten de verhalen niet langer zijn dan tien of twaalf pagina's, niet meer en niet minder. Te weinig om enige ontwikkeling door te voeren, maar toch hebben de auteurs tussen juni 1980 en april 1982 vijftien episodes weten te maken. Het waren simpele mantel- en degenhistories bedoeld voor jongere lezers. Daarna veranderde Pif van formule en werd de reeks gestopt. De auteurs verkregen wel het recht om Roodmasker elders voort te zetten. Bij uitgeverij Glénat konden ze de reeks in een gewijzigde vorm en onder de nieuwe titel De 7 Levens van de Sperwer vanaf oktober 1982 onderbrengen in het stripblad Vécu (gespecialiseerd in historische verhalen). De albums volgden spoedig. De meeste Roodmasker-episodes uit Pif werden later herwerkt voor de drie eerste albums van Roodmasker. Door de Roodmasker-episode Le Chevalier Condor (niet opgenomen in de albums) rijpte het idee voor De 7 Levens van de Sperwer.

De spin-offs en nevenreeksen werden vaak kunstmatig aan het oorspronkelijke gegeven gekoppeld. Die reeksen (Het IJzermasker en het niet-vertaalde Ninon Secrète) kunnen net zo goed op elkaar staan. De andere series zijn wel nauw aan elkaar verbonden en zijn een kluwen van fictieve en historische personages, data en gebeurtenissen. Samen geven alle reeksen een historisch overzicht van de volledige Franse zeventiende eeuw en van de eerste regeringsjaren van Hendrik IV tot de troonsbestijging van Lodewijk XIV, aangevuld met enorm veel gefantaseerde intriges. De centrale figuur in de hele saga is barones Ariane de Troïl.

Ondanks Cothias' geloofwaardige optekening van de geschiedenis beging hij vaak fouten en gebruikte anachronismen. Meestal zette hij de geschiedenis naar zijn hand voor een beter verhaalverloop. Nadat De 7 Levens van de Sperwer aan de basis lag voor de Belgische universiteitsthesis Analyse Sémiologique des 7 Vies de l'Épervier door Marc Descornet begonnen steeds meer brieven binnen te sijpelen om hem op de gemaakte fouten te wijzen.


Dat brengt ons tot een overzicht van alle 53 verschenen albums tot nu toe, onderverdeeld in elf (sub)reeksen. Let op, het overzicht is chronologisch volgens het verhaalverloop, niet volgens de verschijning van de albums.

Navarra
     
Albums: 2 (verschenen in 1999 en 2001, voortijdig gestopt)
Tekenaar: Pierre Wachs
Chronologie: start in 1554
Onderwerp: De jeugd van de toekomstige koning Hendrik IV, vader van Lodewijk XIII (de vader van Arianes zoon).

Le Chevalier, la Mort et le Diable
     
Albums: 2 (verschenen in 1999 en 2000, voortijdig gestopt, niet vertaald)
Tekenaar: Alain Robet
Chronologie: start in 1572
Onderwerp: De jeugd van de broers Yvon en Gabriël de Troïl, respectievelijk de officiële en de officieuze vader van Ariane.

De 7 Levens van de Sperwer
     
Albums: 7 (verschenen tussen 1986 en 1991)
Tekenaar: André Juillard
Chronologie: start in 1601
Onderwerp: Ariane wordt in 1601 geboren als de dochter van Gabriël de Troïl, een roemruchte kapitein in dienst van de koning, die Blanche, de echtgenote van zijn oudere broer Yvon, bezwangerde. Blanche sterft bij de geboorte van Ariane die voor de woede van Yvon vluchtte. Acht jaar later wordt Gabriël de eerste Roodmasker/Sperwer, een gemaskerde onrechtbestrijder in gezelschap van een sperwer. Ariane volgt in zijn spoor na de mislukte poging van haar broer om de rol over te nemen, daarin gedwongen door Ariane. Zij wordt in haar zelfopgelegde taak bijgestaan door Germain Grandpin, een voormalig wachter van koning Hendrik IV die een dodelijke aanslag door Ravaillac niet kon verhinderen. Hij werd opgeleid door zijn vroegere kapitein Gabriël. Deze cyclus eindigt in 1625 met de vermeende dood van Ariane door Condor, een huumoordenaar die door de op dezelfde dag als Ariane geboren Lodewijk XIII werd ingeschakeld om Roodmasker uit te schakelen. Condor is niemand minder dan de uit Amerika teruggekeerde Gabriël de Troy.

Roodmasker (tweede periode)
   
Albums: 3 (verschenen tussen 1985 en 1986)
Tekenaar: André Juillard
Chronologie: start in 1620, tussen De 7 Levens van de Sperwer deel 6 en 7
Onderwerp: Kortverhalen over Roodmasker (zijnde Ariane) die de basis vormden voor het gehele universum van alle reeksen.

De Dwaas van de Koning
 
Albums: 9 (verschenen tussen 1995 en 2004)
Tekenaar: Goepfert
Chronologie: start in 1622
Onderwerp: Het parcours van Jean-Baptiste Poquelin, de eigenlijke zoon van Ariane en Lodewijk XIII. De werkelijke zoon van het gezin Poquelin stierf bij de geboorte door de schuld van de voedster, maar de baby werd omgewisseld met Arianes zoon. Wordt de Franse toneelschrijver Molière.

Roodmasker (eerste periode)
     
Albums: 7 (Roodmasker deel 4 tot 10, verschenen tussen 1992 en 2004)
Tekenaar: Marco Venanzi
Chronologie: start in 1624
Onderwerp: Het leven van Ariane als onrechtbestrijdster in Parijs. Is de geliefde van Lodewijk XIII. Ze krijgt het aan de stok met de zonen van hertog de Bruantfou die rivaliseerde met de familie de Troïl. De zonen zijn leden van de sekte van de Spin, een genootschap waar Ariane regelmatig mee te maken krijgt. In deel 6 duikt d'Artagnan op.

Cœur Brûlé
     
Albums: 7 (verschenen tussen 1991 en 2000, niet vertaald)
Tekenaar: Jean-Paul Dethorey (deel 1-2) / Michel Méral (deel 3-7)
Chronologie: start in 1625
Onderwerp: Germain Grandpin zit Condor, de echte vader van Ariane, achterna in het Canadese indianengebied om de vermeende dood van Ariane te wreken. Daar kreeg Gabriël de Troïl de totemnaam Cœur Brûlé.

Wuivende Veder
 
Albums: 4 (verschenen tussen 1995 en 2002)
Tekenaar: André Juillard
Chronologie: start in 1626
Onderwerp: Na het verloren duel tegen Condor bleef Ariane zwaargewond achter en verloor haar geheugen. Ze bevalt van een meisje van wie Germain Grandpin de vader is. Men vertelt haar dat haar dochter bij de bevalling overleed hoewel het als vondeling werd achtergelaten in een woud waar het werd gered door Lenclos. Met een jaar achterstand op Grandpin vertrekt ze naar Canada op zoek naar haar vader waar ze wordt opgevangen door een Canadese indianenstam. Ze huwt er met een homoseksuele indiaan.

De 7 Levens van de Sperwer cyclus 3 deel 1: Vijftien Jaar Later
       
Albums: 1 (te verschijnen in 2014)
Tekenaar: André Juillard
Chronologie: start in 1642
Onderwerp: Ariane keert terug naar Parijs om er haar doodgewaande dochter te zoeken. In het daaropvolgende deel zal ze naar haar eveneens doodgewaande zoon zoeken.

Ninon Secrète
       
Albums: 6 (verschenen tussen 1992 en 2004, niet vertaald)
Tekenaar: David Prudhomme
Chronologie: start in 1648
Onderwerp: De net zo moedige als intelligente Ninon de Lenclos is de dochter van Ariane en Grandpin. Ze is de historische courtisane die in haar Parijse salon de groten van het koninkrijk ontvangt.

Het IJzermasker
       
Albums: 6 (verschenen tussen 1991 en 2001)
Tekenaar: Marc-Renier
Chronologie: start in 1658
Onderwerp: Het lot van Jean-Baptiste Donjon, een middelmatig toneelspeler en -schrijver die zijn hele leven verlangt Molières plaats in te nemen. Hij is bevriend met Ninon.

(Bron: Casemate 61, juli/augustus 2013 / Hugo Landuyt, Stripschrift 302, augustus 1997)


Onvoltooide projecten (5) van Steven Dupré
29/06
TOP
In onze reeks onvoltooide projecten van striptekenaars dook Steven Dupré op onze vraag in zijn archieven. Hij maakte een selectie van de vele proefplaten die hij doorheen de jaren heeft getekend. Enkele niet geselecteerde zijn "projecten in samenwerking met Marvano, uiteindelijk door Magda getekend en verschenen als Het Kleine Afscheid, met Daniel Hulet en Yann en de Robbedoes-platen op scenario van Fabien Vehlmann".

Wat er dan wel bij zit:


De Pioniers van de Nieuwe Wereld. Jean-François en Maryse Charles waren op zoek naar een nieuwe tekenaar die deze reeks van Jean-François zou kunnen overnemen. Via Paul Herman (de voormalig uitgever van Glénat, red.) en in diens BMW kwam ik bij deze hartelijke mensen terecht. Na een vrij copieuze maaltijd heb ik bij hen thuis en na vertoon van deze proefplaat nog een hele dag zitten tekenen om bepaalde dingetjes goed te krijgen. Uiteindelijk moest ik me toch in vele bochten wringen om meer in zijn stijl te werken en bleek Ersel daar beter voor geschikt.

Later heeft dezelfde Paul Herman me nog voorgesteld om de reeks Het Land van Langvergeten, met Makyo aan het scenario, verder te zetten. Maar daar heb ik zelfs nooit proefplaten van gemaakt.

Ook een van de Samber-projecten met Bernard Yslaire liep op een sisser af.




Een project met Virginie Van Holme, die toen ook de reeks Doodsbang voor Alain Mauricet schreef, werd bij Dupuis voorgesteld, maar daar geweigerd. Ik hetrinner me de titel van het verhaal niet meer, net zo min als de reden waarom Dupuis het weigerde. De samenwerking met Van Holme resulteerde wel in het kortverhaaltje Jarvis, Détective de l'Occulte dat in Spirou werd gepubliceerd.



Ik wilde graag een verhaal maken dat zich in Mongolië zou afspelen en tekende er een proefplaat van. Dat project werd bij Dargaud aangeboden, maar geweigerd met de laconieke opmerking "dat er in Mongolië geen striplezers zijn te vinden". De plaat sierde nadien wel een tijd de muur van het bureau van de laconieke uitgever in kwestie. Mogelijk komt het er in de toekomst toch nog eens van.


Tinker Belle was ook een eigen project, een kinderstrip met zowel historische als fantasy-elementen. Naast enkele figuurontwerpen en deze ene plaat is er nooit meer aan verder gewerkt. De plaat in kwestie is wel de enige die ik ooit helemaal zelf in Photoshop heb ingekleurd, waarna ik tot de jammerlijke conclusie kwam dat de inkleuring me wegens totaal gebrek aan ervaring en kennis van het programma me dubbel zo veel tijd vergde als het tekenen ervan.

Ook is er ooit sprake van geweest dat ik in de reeks Classix van Standaard uitgeverij het album Romeo en Julia zou gaan tekenen, op scenario van Tom Bouden. De reden waarom dat uiteindelijk niet is doorgegaan, herinner ik me nog wel heel goed. De voorwaarden die Standaard Uitgeverij me bood waren zo armzalig dat ik liever iets wilde maken waarmee ik wel mijn rekeningen zou kunnen betalen en ik liet het project vallen (uiteindelijk tekende Claus D. Scholz het album, red.).

En toen kwam het voorstel om enkele proefplaten te tekenen voor Kaamelott van uitgeverij Casterman. Omdat ik net een hele tijd bijna niks anders dan proefplaten voor allerhande projecten die toch niet doorgingen had getekend, had ik daar echt geen zin meer in. Casterman drong aan, en bood aan mijn proefplaten te betalen, dus gaf ik toe. En deze keer wèl met resultaat.








Omdat ik niet het hele jaar bezig ben met het tekenen aan Kaamelott zocht ik nog iets om daarnaast te gaan doen. Dat zou een mogelijk sf-project worden naar het scenario van een gereputeerde scenarist. Een hele maand voorbereidende schetsen maken, deed me tot het inzicht komen dat geloofwaardige sf werkelijk niet mijn dada is en deed me uiteindelijk de handdoek in de ring gooien."


Superman in zijn blootje
22/06
TOP
Nu de nieuwste Superman-film dezer dagen potten breekt, vonden we het geschikt om even terug te keren naar hoe het de oorspronkelijke tekenaar Joe Shuster verder verging na het eerste nummer van Action Comics uit juni 1938, het nummer waarin Superman voor het eerst verscheen.

Het is een van die trieste verhalen in de stripgeschiedenis dat Shuster en scenarist Jerry Siegel hun creatie voor een appel en een ei (nu ja, toch nog voor 130 dollar) verkochten aan National Allied Publications, de voorloper van uitgeverij DC Comics, wilde het duo hun eerste Superman-verhaal gepubliceerd krijgen. Met die deal verloren ze ook alle rechten op het personage en waren ze ook nog eens verplicht om regelmatig nieuw werk van hun reeks, die zienderogen aan populariteit en commercieel belang won, aan te bieden. In 1946, bijna aan het einde van hun contract, kwam het tot een rechtszaak. Shuster en Siegel wilden beter betaald worden terwijl de uitgeverij erop hamerde dat ze geen rechten meer konden laten gelden op het personage. Uiteindelijk accepteerde het onfortuinlijke duo 94.000 dollar als ze verder zouden afzien van gerechtelijke stappen. Siegel bleef strips schrijven voor verschillende uitgeverijen. Shuster koos een ander pad...



"Aanmodderen" is het juiste woord om Shusters verdere carrière te omschrijven. Op anonieme basis tekende hij in de jaren 1950 'horrorstrips'. In 2009 verscheen het boek Secret Identity:
The Fetish Art of Superman's Co-creator Joe Shuster
waarin dieper werd ingegaan op het specifiek soort horrorstrips. Archivist Craig Yoe, "de Indiana Jones van de comics", beschreef in het boek van honderdzestig pagina's de toenmalige recente ontdekking van Shusters erotische sm- en fetisjillustraties die hij voor het obscure tijdschrift Nights of Horror maakte. Dat vunzige blaadje, eigenlijk een uitgave van de maffia, werd onder de toonbank verkocht in de vroege jaren 1950 tot het door het Amerikaanse hooggerechtshof in de ban werd geslagen.

De oorzaak voor het verkoopverbod kwam door een moordzaak. Een bende jeugdige, Joodse neonazidelinquenten onder de naam The Brooklyn Thrill Killers speelden in 1954 enkele scènes uit de boekjes na. Ze sloegen vrouwen met zwepen en vermoordden twee zwervers, de een door hem dood te slaan, de ander door hem te verdrinken. Dr. Fredric Wertham gebruikte deze zaak als een voorbeeld om comics aan te wijzen als slechte invloed op tieners. In 1954 publiceerde hij het boek Seduction of the Innocent en kwam het tot de Comics Code, een (zelf)censuurmaatregel voor comics. De uitgever van Nights of Horror, maffioso Ed (Edward of Eddie) Mishkin, werd veroordeeld tot twee jaar gevangenis terwijl Nights of Horror van rechtswege ophield te bestaan. Het was een precedent in de Amerikaanse rechtsspraak inzake seksuitgaven en zelfs de vrijheid van spreken.

Shuster leverde voor Nights of Horror een resem tekeningen met schaarsgeklede dames en heren die elkaar bewerken met zwepen of de vlakke hand. Eigen aan zijn realistische stijl, die hij gewoon was, doen de fysieke vergelijkingen met Superman/Clark Kent, Lois Lane en andere Lex Luthors of Jimmy Olsens niet vreemd.



Yoes boek geldt eveneens als een biografie van Shuster, barstensvol onthullingen en anekdotes die tegelijk grappig als intens triest zijn daar waar het de ondergang en de armoede van Shuster betreft. Zo moest hij in de jaren 1960 noodgedwongen het tekenen laten en een baantje aannemen als bezorger. In die functie kwam hij nog eens op het kantoor van DC Comics terecht waar de werknemers zich in zijn plaats voor schaamden. De CEO ontving hem en gaf 'm 100 dollar om hem een nieuwe jas te kopen en de raad om een andere job te kiezen. In 1976 was Shuster nagenoeg volledig blind en woonde hij in een tehuis.

Siegel en Shuster zouden nog verscheidene malen proberen om de rechtenkwestie aan te vechten. In 1975 lanceerde Siegel, met medewerking van Shuster, een gemediatiseerde protestcampagne om de onheuse behandeling van DC Comics aan de kaak te stellen. Warner Communications, het moederbedrijf van DC, vreesde alle negatieve publiciteit die het best kon missen met de komst van de eerste Superman-film met Christopher Reeve. De twee heren kregen voortaan een jaarlijkse pensioentoelage van 20.000 dollar plus voordelen. Shuster overleed in 1992, Siegel vier jaar later.


Onvoltooid project (4):
Bennurke door Willy Vandersteen
08/06
TOP
Hoe bekend een stripmaker ook kan worden, ook hij heeft zijn leerproces moeten doorspartelen. Op het pad van Willy Vandersteen slingeren her en der onvoltooide projecten. Bennurke bijvoorbeeld schopte het niet verder dan slechts één ekele gag die herboven staat afgebeeld.

De gagstrip had over een gladiator moeten gaan die allerlei avontuurtjes beleeft. Door de naam en de uitwerking naar de nog steeds weergaloze wagenmennersrace uit Ben Hur weten we wel waar Vandersteen de mosterd haalde. Nochtans vond Vandersteen vast geen inspiratie uit de bekende film van Cecil B. DeMille uit 1959 die in 1925 al een stille filmversie regisseerde. De gag, die met het pseudoniem Wil is gesigneerd, dateert van vermoedelijk de eerste maanden na de Bevrijding in 1944. Van Ben Hur bestonden natuurlijk al wel verschillende adaptaties van de oorspronkelijke roman uit 1880. De eerste verfilming gebeurde in 1907.


Onvoltooid project (3):
Prequelspin-off De Dolle Musketiers
door Charel Cambré en Ronald Grossey
25/05
TOP
Voordat er sprake was van Amoras, de instantsuccesreeks van Charel Cambré en Marc Legendre, speelden Cambré en Ronald Grossey al met het idee om de reeks Suske en Wiske vanuit een andere invalshoek te benaderen. Rechtstreeks uit Cambrés schetsboeken komen deze schetsen en een eerste uitgewerkte pagina. De volgende toelichting is eveneens van de tekenaar.

"In 2008 trokken we met wat schetsen en één afgewerkte plaat naar de familie Vandersteen. Aanvankelijk waren ze zeer enthousiast, maar nadat er binnenskamers en ook met Standaard Uitgeverij verder werd overlegd, besloten ze toch om er verder niets mee te doen, de tijd was toen blijkbaar nog niet rijp.

Het zou een drieluik worden over Jerom. Wie is die figuur eigenlijk? Waar komt hij vandaan? En hoe geraakt hij in dat hok met die dikke stalen tralies in De Dolle Musketiers. De afgewerkte plaat is geïnkt door Stedho van wie ik een enorme fan ben."













Het macabere in Marc Hardy
18/05
TOP
In 2013 is het dertig jaar en 29 albums geleden dat G. Raf Zerk uit de grond werd gestampt door tekenaar Marc Hardy en Raoul Cauvin. Het idee om deze twee heren aan elkaar te koppelen, kwam van Philippe Vandooren, toenmalig hoofdredacteur van Robbedoes. Hardy liet zich met zijn nerveuze tekenstijl in het weekblad opmerken door reeksen als Badminton, Gaffel en Gitaar en de sublieme fantasy- en sf-reeks Arkel. Daarvóór nog assisteerde hij Mittéï (voor Ton en Tineke) en Pierre Seron (voor De Mini-Mensjes). Dat assistentenwerk dateerde uit de vruchtbare tijd van de studio's waarbij veel tekenaars assistenten kwamen rekruteren op de schoolbanken van kunstacademies.

Cauvin was dus wel vertrouwd met Hardy's afwijkende tekenstijl... en hij hield er niet van. Toch wilde hij het erop wagen om een nieuwe gagserie te bedenken. Voor een geschikt hoofdpersonage verzocht hij Hardy om veel, heel veel schetsen te maken van personages om Hardy's wensen voor een nieuwe gagreeks te ontdekken. Daaruit kwam G. Raf Zerk voort, een figuurtje met een beroep dat allerminst voor de hand lag voor een jeugdweekblad: een doodgraver. Een oorzaak voor het macabere beroep komt misschien door Hardy's achtergrond. Op jonge leeftijd verloor hij niet minder dan drie broers terwijl zijn vrouw op amper 38-jarige leeftijd overleed waardoor hij plots alleen voor de opvoeding van zijn drie kinderen moest instaan. G. Raf Zerk had een heilzaam effect op hem, zo vertrouwde hij een paar jaar geleden toe aan het weekblad Spirou: "Elke nacht kwam ik meerdere keren wakker, badend in het zweet, doordrenkt van angst. Mijn angsten verdwenen van zodra ik G. Raf Zerk begon te tekenen."

Het onderwerp was niet evident. Zelfs Cauvin twijfelde aan het potentiële succes wanneer de eerste gags in het weekblad verschenen. Meer dan enkele verhaaltjes zou het niet duren, toch? Enkel de hoofdredacteur geloofde erin, niemand van de uitgeverij deelde zijn mening. Uitgever Charles Dupuis was categoriek tégen de reeks. De dood was voor hem een taboe voor zijn optimistische jeugdblad. Cauvin en al de rest kregen ongelijk, de serie raakte goed uit de startblokken, ook de eerste albums kenden een behoorlijk succes dankzij het enthousiasme van de lezers. De aanpak was er ook wel een waarin bittere ernst gemeden werd.

Oplettende lezers zullen wel de talloze namen van bekende stripmakers, journalisten en talloze onbekenden op de zerken en kruisen merken. In een van de eerste gags lag Hardy begraven met de achterliggende gedachte dat men hem niet langer zou lastigvallen. Op een dag, nog steeds in de beginperiode van G. Raf Zerk, kwam een oude dame die voor Dupuis werkt, met de boodschap: "Ze hebben het nooit over me gehad terwijl ik nog leef. Zou u me daarom willen begraven of enkel mijn naam op een kruis zetten?" Hardy was die vraag niet gewoon en reageerde verbaasd waarop de dame eraan toevoegde: "Als u wil, kan ik u er een beetje geld voor geven..." Maar dat was niet nodig, Hardy begraaft enkel personen die hij graag heeft of die hij waardeert omwille van wat ze doen.



Dergelijke hommages leverde hij ook in afzonderlijke illustraties zoals bovenstaande knipoog naar Suske en Wiske. Tussen zijn tweede en veertiende levensjaar woonde Hardy in Congo, aanvankelijk nog een Belgische kolonie. In Katanga ontving de boekhandelaar één keer per jaar een vracht strips waar Hardy leesvoer vond. En er was ook een vriend van Hardy's vader die definitief terugkeerde naar België. Hij liet een kartonnen doos met strips achter. Daarin zaten strips van Le Lombard, van Dupuis en ook heel wat Suske en Wiskes. Hardy's vader hield ze voor zijn zoon achter en gaf hem één Suske en Wiske-album per maand om te lezen. Sommige albums die hij van vrienden leende, tekende hij dan weer na om ze te kunnen herlezen wanneer hij het maar wilde. Hardy herinnerde zich dat hij een volledig album van Buck Danny had nagetekend.

Wil je nog meer psychologisch soelaas dankzij strips? Begin jaren 1980 zat Hardy een jaar zonder werk, het somberste jaar van zijn carrière. Dupuis moest 'm niet meer hebben. Bij geen enkele andere uitgeverij vond hij werk. Dankzij Stephen Desberg (Arkel) en kort daarop Cauvin (G. Raf Zerk) krabbelde hij terug. Voor alle zekerheid publiceerde hij bij Glénat ook nog de sarcastische serie La Patrouille des Libellules (waaruit Titia en Pijpelijn, een gagreeks over twee stoephoeren, voortkwam) op scenario van Yann want hem gelukte het wel om series te slijten. In zijn zwartste periode tekende Hardy een hele reeks covers van klassieke Suske en Wiske-verhalen identiek na. Het verlies van zijn werk deed hem vluchten naar de veilige cocon die zijn kindertijd was door in zijn oude strips te duiken. Nostalgie is voor sommigen echt wel meer dan zomaar een romantisch, vertekend verlangen naar betere tijden.


Een half miljard tv-kijkers voor Belgische strips
11/05
TOP


Komende week gaat het Eurovisiesongcircus weer van start om zoals gewoonlijk te ontaarden in oeverloze discussies over vriendjespolitiek. In 1986 won België de grootste zangwedstrijd ter wereld met het liedje J'Aime la Vie van Sandra Kim. Op 9 mei 1987 mocht ons landje dus het Eurovisiesongfestival organiseren. Daar ging heel wat communautair gedoe aan vooraf. De Vlaamse en Waalse staatszenders sturen beurtelings een kandidaat naar het festival. Het jaar waarin de Waalse Sandra Kim won, moest dus opgevolgd worden door een Vlaams jaar. De toenmalige BRT wilde het in Oostende organiseren. Er werd heel wat heen en weer getrokken. Uiteindelijk organiseerde de RTBF het festival op de Heizel in Brussel.

Nu goed, de bijzonder verrukkelijke Frans-Belgische Viktor Lazlo praatte de uitzending aan elkaar. En zoals bij elk editie de traditie is, neemt het organiserend land de kans te baat om de inheemse troeven uit te spelen en aan het publiek te presenteren. In tussenfilmpjes, waarin elk deelnemend land werd voorgesteld, kwamen onder meer de Belgische mode, gastronomie, diverse steden en andere toeristische trekpleisters aan bod. Eén specifiek thema vormde de rode draad in élk van de filmpjes: strips. Dat begon al met het computergeanimeerde introductiefilmpje met de raket van Kuifje in de eerste seconden van de uitzending.


Alle deelnemende zangers, zangeressen en groepen dienden mee te spelen in een geanimeerd filmpje waarin telkens een Belgische stripreeks figureerde. Daarbij hoorden uiteraard internationaal bekende reeksen als Kuifje, Quick en Flupke, De Blauwbloezen, De Smurfen, Lucky Luke, Robbedoes en Kwabbernoot en Bollie en Billie. Ook Suske en Wiske (waarbij zelfs een tekenende Willy Vandersteen was te zien in een filmpje dat de stad Antwerpen moest promoten), Nero, De Kat, Dommel en Clifton passeerden de revue. Verrassender waren meer op volwassenen gerichte reeksen als Canardo, De Duistere Steden, De Dorpsgek van Schoonvergeten en Samber. Een half miljard televisiekijkers bekeek het spektakel. Wie per se de hele rit van drie uur wil uitzitten, kan de complete uitzending (met Nederlands commentaar) via het YouTube-filmpje bekijken. Vandersteen en zijn speciaal voor het Eurosongfestival gemaakte illustratie (afgewerkt door Paul Geerts) is te zien vanaf 0:35:46.

O ja, de Ierse zanger Johnny Logan won voor de tweede keer het festival met het lied Hold Me Now. Van zijn zoontje kreeg hij een geluksbrenger mee... een poppetje van Garfield.


Hoe Natasja bij Walter in bed belandde
04/05
TOP
In 1985 en 1986 verscheen het Natasja-tweeluik De Weddenschap en De Brute Broekjes waarin Natasja een avontuur over haar grootmoeder vertelt. Terwijl Walter naar haar luistert, valt hij in slaap, een geschikt moment voor een pauze tussen de twee albums. In het begin van het vervolgalbum ontwaakt Walter met een houten kop. Hij heeft nog niet door dat Natasja de hele nacht naast hem lag in zijn eigen bed. Voor een Waalse dialectversie van het verhaal, in 2006 als dubbelalbum uitgegeven door Noir Dessin, laste François Walthéry een extra pagina in die tussen beide albums past. In deze overgangsscène komen we te weten hoe Natasja slaapkop Walter naar zijn eigen nest sleept. Die plaat kan je hieronder zien in de Waalse versie en daaronder in schetsvorm in de allicht meer begrijpbare Franse versie.


Walthéry's wedstrijddeelname
voor een doos kleurpotloden
27/04
TOP
Bovenstaand stripje maakte Natasja-tekenaar François Walthéry ooit voor de dochter van een vriend. Daarmee kon ze deelnemen aan een tekenwedstrijd voor het bedrijf Materne, gekend van de confituur. Walthéry verwerkte er nog een taalgrapje in door te spelen met de bedrijfsnaam: Materne > materner = bemoederen. Walthéry was toen al lang gevestigd als striptekenaar. Het bevoordeelde meisje won... niet minder dan een doos kleurpotloden!


Onvoltooid project (2):
Rooie Doortje door Dirk Stallaert en Merho
20/04
TOP
In onze nieuwe reeks onvoltooide stripprojecten komt deze keer Rooie Doortje aan bod. Onderstaande uitleg komt van bedenker Merho, alle ontwerpschetsen zijn van de hand van Dirk Stallaert.

"Ooit speelde ik met de gedachte voor een komisch erotische strip. Het was de tijd dat Rooie Oortjes begon te boomen. Dat kwam Dirk Stallaert ter ore en hij stelde zich onmiddellijk kandidaat als tekenaar. Het leek me zeer aanlokkelijk iets te doen waarbij ik me volledig op het scenario kon concentreren, zonder te hoeven omzien naar de grafische uitwerking.



Het basisidee was het volgende. Een studente seksuologie uit een gegoed milieu komt plots zonder financiële middelen te staan. Haar vader, directeur van een bankfiliaal in een kleine stad, heeft zijn klanten opgelicht door hen zeer lucratieve beleggingen voor te spiegelen. Tot alles dreigt te ontploffen en hij met het geld naar het buitenland vlucht. Haar moeder raakt in een depressie en het meisje moet bijklussen als rekkenvulster in een supermarkt. Haar chef kan zijn handen niet thuis houden en probeert ze in het magazijn te pakken. Als mannen dan toch alleen maar dat willen, zal ze zich er voor laten betalen. Door haar thesis rond prostitutie heeft ze contacten in dat milieu en ze besluit op die manier geld te verdienen. De theorielessen aan de praktijk toetsen. Ze werkt onder de naam Rooie Doortje (een duidelijke verwijzing naar...), vanwege een rosse pruik waarmee ze zich onherkenbaar wil maken.



Als nevenpersonages krijg je een parade van kleurrijke klanten. Grappige en minder grappige typetjes uit totaal verschillende milieus. Zelfs haar prof wordt klant en heeft niet door dat hij voor een van zijn studentes staat. Dit in elke betekenis van het woord. Haar ervaringen staan in schril contrast met de droge technische cursussen. Ze heeft een vriendje die condoomautomaten vult en niet vermoedt wat zijn liefje voor de kost doet. Haar beste vriendin is een mollig, wat naïef meisje uit een rijke famille. Ik had een scène in gedachten waarbij ze haar vriendin inwijdt in de wereld van de wiet. Wat eindigt in een onbedaarlijke giechelpartij.



Voor de locatie had ik een grote stad in gedachten. Een stad waarin regelmatig gekende gebouwen en monumenten uit verschillende wereldsteden opdoken. Bij wijze van spreken passeren ze zowel de Eiffeltoren als het Parthenon. Het eerste album zou heten: Tussen het Bedrijven Door.



Buiten een reeks mooie schetsen van Dirk Stallaert is dit project nooit verder uitgewerkt. Toen ik jaren later met het idee speelde om een mulatje aan de cast van De Kiekeboes toe te voegen, wilde ik haar een duister kant geven. Toen kwam dit project me weer in gedachte. Voor Tomboy heb ik er toen onbeschaamd alle bruikbare elementen uit gehaald. Zoals de moeilijke relatie met haar vader. Zo zou de totaal berooide vader van Rooie Doortje in het tweede album weer opduiken en zijn dochter geld aftroggelen. Ook de scène uit Code E, waarin Tomboy haar rijbewijs haalt en sputterend rondrijdt in een Fiat 500. "Met horten en stoten", zoals Fanny opmerkt. Dat zou de titel worden van deel 2. Ook het vriendje dat condoomautomaten vult, duikt later op in Geld Terug.



Zoals zoveel projecten is het nooit iets geworden. En nu Tomboy een stuk van Rooie Doortjes identiteit heeft ingepikt, zal het er zeker nooit van komen."


Onvoltooid project (1): Fleur door Eric Heuvel
13/04
TOP
Een uitgave met alleen maar proefprojecten en onafgewerkte strips van bekende striptekenaars, zou een meerdelige reeks kunnen worden. Vaak zou je je zelfs afvragen waarom een uitgever of de auteur in kwestie er geen brood in zag. Een mooi voorbeeld is Fleur van Eric Heuvel.

Onlangs postte Heuvel op Facebook de eerste en enige gag van Fleur die je hierboven ziet staan. De pagina was bedoeld voor een nieuw op te starten damesblad. In 1990 probeerde Heuvel met Robert Kopuit een strip te ontwikkelen waarvan het hoofdpersonage ook de naam droeg van het blad. Maar Fleur schopte het noch tot strip, laat staan tot tijdschrift. Jammer voor Heuvel want hij werd er ook niet voor betaald: "Het was no cure-no pay. De enige keer dat we (Jacqie kleurde toen nog voor me in... niet op de computer dus... dat werd nooit haar ding) niet betaald werden. De grap is, als ik me goed herinner, van Evert Gerards."

Heuvel legde aan ons verder uit dat Fleur een weekblad moest worden. Over het strippersonage Fleur zei hij: "Fleur zou een manusje van alles zijn in de tv-wereld... dan zou ze dus niet zo worden vastgepind op alleen presentatrice, maar van alles kunnen doen voor en achter de schermen... Jammer dat het niet van de grond kwam... niet dan?" Kopuit voegde er nog aan toe dat het als parodie was bedoeld op Linda De Mol, een allroundtelevisiemaakster.

Fleur had ons inziens vandaag best interessant kunnen zijn met een satirische inslag en commentaar op bekende persoonlijkheden. Sinds 1990 is de cultus rond celebrities namelijk alleen maar groter geworden. Wij vroegen daarom waarom Heuvel de strip niet aan anderen heeft aangeboden. Heuvel: "Acquisitie was niet mijn sterkste kant... Ik was wat dat betreft een beetje verwend... en misschien lui. Mijn debuutje January Jones liep toen al als een trein met vertalingen in vele landen."

Voor hetzelfde geld had Fleur zo'n beetje een concurrent kunnen zijn van Robert van der Krofts Claire uit het Vlaamse weekblad Flair. Volgens lezersonderzoeken is Claire verreweg de populairste en derhalve meest gelezen 'rubriek' van Flair. De lezeressen starten het vaakst met het lezen van hun wekelijkse dosis Claire. En die lezeressen zullen misschien de grap van Fleur herkennen want die werd hergebruikt voor gag 175, verschenen in het album Claire 5: Bekend van TV.


Gérald Fortons klim naar de top,
van Oom Wim tot Toy Story... and beyond!
06/04
TOP
Als we hier de naam van de in Brussel geboren Gérald Forton droppen, zal hij alleen bij oudere striplezers een belletje doen rinkelen. Nochtans is de kans immens dat het eindresultaat van zijn voorbereidende werk bij zowel oud als jong is bekend, net zoals bij miljoenen anderen over de hele wereld. Lees snel verder.

Gérald Forton werd in Brussel geboren op 10 april 1931. Hij is de kleinzoon van Louis Forton, een pionier van het Franse beeldverhaal die in 1908 Les Pieds Nickelés creëerde. Sinds 2008 behoort die reeks tot het publieke domein waardoor verschillende auteurs er hun gang mee kunnen gaan zonder aan iemand auteursrechten te hoeven betalen. Zelfs Ptiluc (Pacush Blues) wierp zich voor tekenaar Luz op als coscenarist met Richard Malka (van de advocatenserie De Orde van Cicero) voor eigen komische avonturen van de drie kruimeldieven die maar geen job kunnen houden. Eind maart 2013 verscheen er weer een nieuw album, alleen in het Frans bij het uitgeverijtje L'Âpart Editions. Het speciale eraan is dat Gérald Forton, kleinzoon vàn dus, er de tekenaar van is op scenario van Moca.



Gérald Forton debuteerde in 1950 als striptekenaar. Hij was een veeltekenaar. Al vlug deed scenarist Jean-Michel Charlier een beroep op hem voor de verhalen van Oom Wim, de reeksen Kim Devil en Kapitein Morgan en verder nog Cyril Cinclair en Alain Cardan. Voor Greg tekende hij zeven afleveringen van Tiger Joe die de krant La Libre Junior publiceerde. In 1962 nam hij de reeks Bob Morane van Dino Attanasio over voor diverse publicaties waaronder Het Laatste Nieuws. Veertien verhalen verschenen van zijn hand tot een zekere William Vance het stokje overnam. In 1966 vroeg Edgar P. Jacobs hem om een handje te helpen bij de potloodtekeningen van Blake en Mortimer: Het Halssnoer van de Koningin. De eerste achttien pagina's tekende hij in potlood. Jacobs veranderde die compleet en werkte het verhaal alleen af.

In de jaren 1970 publiceerde hij in diverse tijdschriften. Vanaf 1977 kwam daar een comichoofdstuk bij door voor de Franse markt gemaakte kortverhalen van Spider-Man, Fantastic Four, Captain America, Thor, Hulk en Submariner te tekenen. Voor zijn eigen tekenstijl stond hij sowieso al onder de invloed van comicreeksen als Terry and the Pirates, Flash Gordon, Dick Tracy en andere klassiekers, maar vooral van Fred Harmans Red Ryder. In 1980 stootte hij door naar het grotere werk, rechtstreeks voor Marvel en DC in de Verenigde Staten waar hij naartoe verhuisde. Daar tekende hij vier jaar lang mee aan Arak, Jonah Hex, Black Lightning (zie voorbeeld hieronder), John Sable, Nexus, enzovoort en zette voor andere series de potloodtekeningen van andere tekenaars in inkt.



Eens dat dominosteentje viel, volgde de rest. Hollywood wenkte. Hij verhuisde naar Californië en kon er medio jaren 1980 aan de slag als storyboardtekenaar voor reclamespots, tekenfilmseries, muziekclips, televisiereeksen en films. Niet voor de minste trouwens. Hij participeerde aan de storyboards van de tv- en tekenfilmseries The Legend of Prince Valiant, X-Men, Street Fighter, Extreme Ghostbusters, Men in Black, RoboCop,... Voor He-Man and the Masters of the Universe, She-Ra: Princess of Power, James Bond Jr., Swamp Thing, The Real Ghost Busters, Tiny Toon Adventures, Teenage Mutant Ninja Turtles, enzovoort stond hij mee in voor het ontwerp van de personages, decors en algemene lay-out.



Als storyboardtekenaar voor films liet hij zich evenmin onbetuigd. Coyote Ugly (zie voorbeeld hierboven), Inspector Gadget, Starship Troopers, Waterworld, Mulan, Conan the Barbarian, de biopic Ali,... zijn films die op zijn cv prijken 't Kan nog bekender want Forton raakte ook op de payroll van Pixar als storyboardtekenaar van de eerste Toy Story-film.

Forton leeft nog steeds en woont op een eigen ranch in de Verenigde Staten. Hieronder zie je een foto die dateert van eind 2011. 't Maakt eigenlijk niet uit of je Forton kent of niet, die vent heeft het gemààkt! Respect!



Inspiratiebronnen voor Blueberry
23/03
TOP
Het is niet de eerste keer dat we aan de hand van filmaffiches of foto's uit films en magazines aantonen waar de betreurde Jean Giraud de mosterd haalde. Vaak tekende hij deze beelden na om covers of prenten mee op te bouwen. Van lezer Martijn Lofvers, een enorme fan van Girauds werk, kregen we onderstaand reeksje dat nogmaals aantoont hoe ver Giraud het soms ging zoeken want lang niet alle films behoren tot het collectief geheugen.

We tonen telkens eerst het stripplaatje met daaronder het voorbeeld uit een westernfilm. Het gaat om de volgende voorbeelden:
• Blueberry: De Laatste Kaart (1983) > Film: The Halliday Brand (1957)
• Henry Fonda door Giraud > Film: My Darling Clementine (1946)

• Blueberry: Ballade voor een Doodskist (1974) > Film: The Searchers (1956)
• Blueberry: De Ongrijpbare Navajo's (1974) > Film: Calamity Jane and Sam Bass (1949)
• Blueberry: De Lange Mars (1980) > Film: Cheyenne Automne (1964)


Afgekeurd Jerry Spring-voorstel
09/03
TOP
Mochten er boeken bestaan met alleen maar afgekeurde projecten, proefplaten en andere voortijdig afgebroken, nooit gepubliceerde stripverhalen zou men nogal grote ogen opentrekken. Elke tekenaar of scenarist heeft wel wat in zijn archiefkast liggen of tekenmap zitten dat het nooit tot een concrete strip schopte. Op zijn blog diept scenarist François Corteggiani af en toe van die projecten op. Een ervan was een overname van de reeks Jerry Srping nadat Franz in 1990 één extra album aan de reeks mocht toevoegen. Corteggiani kon rekenen op het realistische tekentalent van Frédéric Garcia. Maar een van de zonen van Jijé (de bedenker van de westernstripreeks) hield alles tegen, eensklaps, zonder verdere uitleg. In een compleet ander register was Garcia al vertrouwd met het westerngenre. Hij was ooit een assistent van Morris voor de reeks Lucky Luke! Op scenario van Rodolphe tekende hij de eerste twee albums van de avonturenreeks Cliff Burton.

Nu goed, vergaap je in stilte aan onderstaande proeftekeningen want hier bleef het bij.


De echte Bernard Prince
16/02
TOP
In Weetje 040 vertelden we je nog dat Hermann voor de personages Barney Jordan en Kurdy inspiratie putte uit strips van collega's om hun uiterlijk op te baseren. Barney Jordan loopt als nevenpersonage rond in een Blueberry-album terwijl een personage uit een verhaal van Claude Auclair de weg voorbereidde voor Kurdy. Ook voor Bernard Prince, zijn eerste grote held, baseerde Hermann zich op een bestaand iemand. Nu eens geen strippersonage, maar wel een acteur: Peter van Eyck.

Peter van Eyck werd onder de naam Götz von Eick geboren op 16 juli 1911 in een toen nog Duitse streek die tegenwoordig tot Polen behoort. Hij stierf op 15 juli 1969 in Zwitserland. Na zijn middelbare school volgde hij muzieklessen. In 1931 verliet hij Duitsland om achtereenvolgens naar Parijs, Londen, Tunis, Algiers, Cuba en New York te verhuizen. In The Big Apple settelde hij zich. Hij kwam rond door piano te spelen in bars terwijl hij revues schreef voor cabarets. Via het theatercircuit kwam hij in Hollywood terecht... waar hij begon als vrachtwagenchauffeur. Aan regiseur Billy Wilder heeft hij zijn eerste radiojobs te danken en zijn eerste filmrolletjes. Hij werd vaak gecast als nazi-officier of voor andere onsympathieke rollen. In 1943 werd hij officieel een Amerikaans staatsburger. Na het einde van de Tweede Wereldoorlog keerde hij terug naar Duitsland om er te acteren en te regisseren. In Duitsland vergaarde hij populariteit in uiteenlopende genres. Hij was vaak te zien in de thrillerserie Doctor Mabuse.
Veel extra uitleg is er niet nodig. Greg wilde een held met witte haren en Hermann dacht aan Peter van Eyck die hij fysiek interessant vond.

Ook voor Jeremiah zocht Hermann het in de filmsfeer. Aanvankelijk dacht hij aan Hardy Krüger, ook al een Duitse acteur, en Steve McQueen. Het werd een eigen variant.


Inserts verboden in Alex
02/02
TOP
Hierboven staat een fragment uit Alex 31: De Schaduw van Sarapis. Oorspronkelijk voorzag tekenaar Marco Venanzi op pagina 8 een strook met een insert (een kleinere prent op een grotere prent), maar dat werd hem verboden door het comité dat zich over de reeksen van Jacques Martin buigt. In geen enkel album in gelijk welke reeks van Martin gebruikte hij inserts. Daarom mogen zijn opvolgers er ook geen gebruiken.

Een ander regeltje is dat er geen expliciete seks te zien mag zijn. Er was geen bezwaar tegen de strelingen en aanrakingen tussen Alex en Cleopatra in hetzelfde album en er bestaat een beruchte scène in O, Alexandrië waar Cleopatra aanstalten maakt om bij Alex in bad te kruipen, maar de eigenlijke daad kreeg je nooit te zien. Het comité is daar ontzettend waakzaam over. In een van de vele, maar niet gespecificeerde Reizen-albums liet een tekenaar in zijn potloodschets een monnik zijn gang gaan met een nonnetje ergens op de achtergrond. Die scène moest de schalkse tekenaar weggommen.

Sinds 2005 bestaat er een comité van vier personen bestaande uit twee kinderen van Martin (dochter Frédérique en zoon Bruno) en twee afgevaardigden van uitgeverij Casterman, zijnde Simon Casterman en Jimmy Van Den Hautte. Zij waken erover dat de reeksen van Jacques Martin vervolgen. Jacques Martin en zijn zoon Bruno hadden hiervoor een charter opgesteld die bepaalde inhoudelijke zaken vastlegt. Maar het gaat er vooral om dat de geest van zijn reeksen hetzelfde blijft en hoe de karakters en de psychologie van de personages zijn. Voorts houdt het een beperking van geweld en erotiek in. Het comité komt tweewekelijks samen.

Een recentere beslissing is om het aantal tekenaars aan de diverse reeksen te beperken. Aan de wisseling van tekenaars komt een einde. Marco Venanzi en Marc Jailloux (die Orion 4 tekende) zullen elkaar afwisselen zodat er elk jaar een nieuw album kan verschijnen. Het is dus afgelopen voor Rafaël Moralès, Christophe Simon en Ferry. Voor Lefranc zijn de zaken nog duidelijker: Régric, wiens regelmaat een jaarlijks album mogelijk maakt, is de enige tekenaar. Exit André Taymans en Francis Carin. De situering van de Lefranc-verhalen is definitief vastgelegd in de jaren 1950 en 1960, geen moderne verhalen meer.

Inspiratie voor nieuwe verhalen vormde aanvankelijk geen probleem. Martin liet een dertigtal synopsissen van één tot vier pagina's na met min of meer uitgewerkte verhaalideeën. Daar zitten verhalen tussen die zich zullen afspelen in Groenland, Engeland, Zwitserland, Jeruzalem en Judea, de Zwarte Zee en zelfs Amerika. Er was geen verplichting voor de nieuwe scenaristen om deze strikt na te volgen. Sinds de laatste beslissingen van het comité is het de bedoeling dat scenaristen met hun eigen verhalen op de proppen komen. De opzetjes van Martin belanden op de reservebank of dienen als startpunt voor een andere uitwerking. Voor de levering van scenario's verklaart het comité open te staan voor alle mogelijke voorstellen, ook van bijvoorbeeld Jean Van Hamme, verklaarde Jimmy Van Den Hautte.

Kortom, de kwaliteit moet omhoog. Dat hield al in dat een project dat al was gestart, werd beëindigd. Ietwat omzichtig zei Bruno Martin in een interview dat er ook problemen waren met het ego van bepaalde auteurs. In een ander interview was hij niet te beroerd om de houding van zijn vader terecht te wijzen. Jacques Martin kon echt niet tegen kritiek. Niemand durfde hem tegen te spreken, behalve Bruno en dat had-ie dikwijls geweten! Met kritiek rekening houden, deed hij sowieso niet. Bruno en Frédérique tekenden bijvoorbeeld verzet aan tegen de hagedissenmensen in De Groene Rivier, een rotslecht album, maar Martin wilde niet luisteren. Om die reden zag ook een reeks van hem nooit het licht. Hij had het scenario geschreven van een Belgische vrouwelijke piloot tijdens de Eerste Wereldoorlog. De tekenares was net zo'n keikop als Martin. Het hele project is afgesprongen omwille van de kleur van de lippen van de pilote. Beide auteurs hielden voet bij stuk. En dan hebben we het nog niet over de legendarische, soms vernietigende commentaren op het werk van zijn tekenaars, hoewel hij meteen daarna constructief de zaken herstelde.

Maar de periode van jaknikkerij is voorgoed voorbij. Het blad Casemate legde in deze context de vinger op de zere wonde. Toen Jacques Martin nog leefde, kon het comité weinig manoeuvreren door de stugge houding van de meester. Volgens Bruno had zijn vader trouwens nooit de spin-off Alex Senator toegelaten. Hij zou luidop "verraad!" hebben geroepen.


Making of-filmpjes van fotoshoots
voor pin-upboek van Romain Hugault
26/01
TOP
Romain Hugault, de gewaardeerde tekenaar van de populaire luchtvaartreeksen Boven de Wolken, De Nachtuil (dat ondertussen een Japanse editie kent) en Edelweiss, werkt aan het derde deel van Pin-Up Wings waar Silvester deel 2 van uitgaf als gratis presentje voor een zomeractie uit 2010. Dat boek met vliegtuigen en schaars geklede dames zal deze keer zo'n speciale aandacht verlenen aan modellen (zowel vliegtuigen als pin-ups) uit de Tweede Wereldoorlog.

Om het zichzelf makkelijk te maken, kon Hugault een beroep doen op zestien fotoshoots die werden georganiseerd. Daar bestaan making of-filmpjes van die we bij deze gaarne aanbevelen. De making of met model Caitlin Litzinger kan je hieronder bekijken. Het resulteerde in bovenstaande pin-uptekening. O ja, het vliegtuig is een B17. Andere filmpjes zijn eveneens op YouTube te vinden.


Albert Uderzo en zijn Ferrari's
15/12
TOP
Sommigen verzamelen luciferdoosjes, anderen postkaarten en jij bent een stripverzamelaar. Albert Uderzo speelt mee in een andere categorie. Als kapitaalkrachtig medemens verzamelt hij Ferrari's. Als kind van Italiaanse ouders kruipt het bloed waar het immers niet gaan kan. In totaal heeft hij naar verluidt vijftien wagens gekocht en verkocht.

In 1975 kocht hij zijn eerste Ferrari, een 365 GT/4 BB. Tweedehands, dat wel. In 1978 werd hij de voorzitter van de in 1968 opgerichte Club Ferrari France, een van de oudste Ferrariclubs ter wereld. Hierboven poseert hij bij een 365 P2/3, zijn toenmalig nieuwste aanwinst. Het jaar is 1977. Twee jaar later, we zijn dan al 1979, blijkt hij volgens onderstaande cartoon zijn 365 P2/3 van de hand te doen. Aan deze Ferrari kleeft een trieste anekdote. De dag dat hij de wagen ontving, vernam hij de dood van René Goscinny. Maandenlang raakte Uderzo de wagen niet aan. Zijn vrienden van de club hielpen 'm ook het afscheid van zijn vriend en scenarist verwerken.



Voor de Club Ferrari France tekende Uderzo wel eens een cartoon. Onderstaande tekening uit 1980 illustreert de fascinatie van Ferrari-rijders. De afgebeelde carrosserie (dan hebben we het over de wagen) komt van een 365 California.


Hieronder poseert Uderzo met zijn helden Asterix en Obelix bij een 308 Michelotto en een 412. Deze laatste kocht hij rechtstreeks van Charles Pozzi, de officiële importeur van Ferrari en Maserati in Frankrijk.



Uderzo met zijn 288 GTO. Van zijn model zouden er maar twee exemplaren zijn met een specifieke uitlaat.


Een ander model dat hij bezat, was een prototype van de P2. Daar bestonden slechts drie exemplaren van... en in drie seconden reed hij de wagen in de vernieling. Hij ging wel eens racen op een circuit (een enkele keer met een doodsbenauwde René Goscinny naast 'm) want hij kickt op snelheid. Die bloedhete avond reed hij vermoeid van de baan en raakte de benzinemotor een stel banden die in het gras verborgen lagen. De wagen vloog in de fik.

Nog modellen? Op een gegeven moment had hij vier supercars en een 550 Titanium tegelijk in zijn vijfde garage. En verder was er nog een F50 en een van de slechts zeventien F40 LM uit 1991, opnieuw verkocht in 1993 aan een Britse verzamelaar. Het was het laatste model dat onder toezicht van Enzo Ferrari werd gebouwd. Op een exclusieve veiling in het Zwitserse Gstaad werd diezelfde wagen verkocht voor 540.000 euro, een record want amper een jaar voordien betaalde Clint Eastwood nog 365.365 euro aan een Italiaanse verzamelaar voor een 275 GTB. Tegenwoordig zou Uderzo in zijn privémuseum de volgende modellen hebben: 288 GTO, F40, F50, Enzo, 360 Modena en 550 Maranello. Onderstaande foto dateert van 2007.



Hieronder staat hij links in beeld zijn 512 M met een 1024-chassis te bewonderen. Met deze wagen reed hij op een treffen in 1988 als tweede over de meet bij de eerste manche van een liefhebbersrace.


In een Duits artikel verscheen een toepasselijke cartoon die Uderzo in 1977 maakte voor een lithografie.



In 2008 kwam de film Asterix en de Olympische Spelen uit met daarin een gastrolletje van Michael Schumacher, de welbekende en inmiddels gepensioneerde F1-piloot voor Ferrari. Bij de bekendmaking van Schumachers toezegging voor de film verscheen onderstaande illustratie in de pers.


Dubbele voorgeschiedenis voor Billy the Cat
08/12
TOP
In 1990 verscheen bij Dupuis het eerste album van de reeks Billy the Cat over een stout jongetje dat reïncarneert in de huid van een katje. In zijn nieuwe bestaan vond hij vriendschap bij Meneer Hubert, een zwerfkat die het reilen en zeilen van de straat kende en hem voor de meeste gevaren en stommiteiten behoede. In de aan zijn oog verminkte, gemene kater Valsifer kwam Billy een aartsvijand tegen. Stéphane Colman en Stephen Desberg waren verantwoordelijk voor het zielenheil van hun creatie. Op een gegeven moment werden ze elk afzonderlijk (of samen?) gevraagd om proefpagina's te maken voor de reeks Robbedoes en Kwabbernoot nadat Jean-Claude Fournier ermee stopte. Van alle kandidaten was de kwaliteit van Colmans tekenwerk het beste, maar de redactie en de uitgeverij vreesden voor zijn tempo zodat andere kandidaten, in casu Nic Broca, Yves Chaland en Tome & Janry, een tijd lang naast elkaar de reeks mochten voortzetten.

Nu goed, Billy the Cat was een voor de jeugd en zich jong voelende volwassenen gemaakte serie waarvan elf albums verschenen. Deel 7 werd getekend door Marco, vanaf deel 8 nam Peral de serie over. Scenarist Desberg op zijn beurt hielp het verhaal van deel 9 op poten zetten voor coscenarist Jean-Louis Janssens die vervolgens op zijn eentje deel 10 en 11 schreef. En toen werd de serie stopgezet, in 2007. Die laatste twee delen werden zelfs niet meer vertaald, ondanks de 52-delige tekenfilmserie die al vroeg in 1994 uit de stripserie werd gepuurd, maar er weliswaar van afweek.

Wie het weekblad Robbedoes nooit las, weet niet dat Billy the Cat een dubbele voorgeschiedenis kende die nooit in album verscheen. Ten eerste maakten Colman en Desberg de pagina Zomaar 'n Verhaaltje... dat in nummer 2379 van 17 december 1981 verscheen. Daarin namen de auteurs vivisectie (proefnemeningen op dieren) op de korrel via een door Billy the Cat verteld, aangrijpend verhaaltje. Hier was nog geen sprake van het feit dat Billy eigenlijk een jongetje was. Tien nummers later, vanaf 2288 (25 februari 1982) startte een langer verhaal van Billy the Cat, de oorspronkelijke versie die later werd herwerkt voor de reeks die wel in album verscheen. Dat verhaal liep vijf nummers lang, goed voor twintig pagina's. Daarin beleefde Billy the Cat zijn eerste grote avontuur. De oudere Professor Luter ging Meneer Hubert vooraf terwijl Kat Zandt en zijn bende straatkatten terreur zaaiden in de buurt. Kat Zandt is een schoongelikt poesje in vergelijking met de latere schurk Valsifer.

Wie die eerste pagina en het complete eerste verhaal wil lezen, moet hierzo klikken om de pdf te downloaden. Let trouwens op de cameo's van Yvan Delporte (oud-hoofdredacteur van Robbedoes) op pagina 9 en Natasja-tekenaar François Walthéry op pagina 12. Eric Maltaite, een goeie kameraad van Colman en Desberg, hielp mee aan het tekenwerk.


15 Vlaamse striptekenaars in artbook voor Europees congres
17/11
TOP
Van 28 tot 30 september 2012 vond in de Poolse stad Krakau een congres plaats voor Europese bouwproducenten en -handelaars. De organisatie en hget initiatief hiervoor lag in handen van het Belgische Ufemat, de Europese federatie van bouwhandelaars (www.ufemat.eu). Dit congres gaat jaarlijks door in telkens een andere Europese stad en elke keer treedt de organisatie op als een mecenas voor internationale kunstenaars. Dit jaar werd er gekozen voor stripmakers, meerbepaald Vlaamse stripmakers. En daarvoor kwam Ufemat bij ons terecht om het project in goede banen te leiden.

De bedoeling was dat elke tekenaar een pagina zou tekenen met het thema Building Bridges in Europe. Een voorwaarde was dat er op elke plaat een logo diende voor te komen van een van de sponsors. Voor de rest genoten de auteurs van een zeer grote creatieve vrijheid. Dat leidde naar een extra groot en dik uitgevoerd artbook op mooi, glanzend papier met een voorwoord van Europees president Herman Van Rompuy die het initiatief ondersteunde.

Sommigen onder de tekenaars bouwen zelf aan een internationale carrière terwijl anderen zich laten voorstaan als felgewaardeerde studiotekenaars op wie hun opdrachtgevers steeds kunnen bouwen. De keuze was gevarieerd, zowel in stijl als aanpak, wars van het aantal publicaties, de verkochte oplages of de bekendheid van de auteurs in kwestie. Dat leverde een interessante, zeg maar ronkende lijst op met bijdrages van Reinhart Croon, Ward De Graeve, Pieter De Poortere, Maarten De Saeger, Lode Devroe, Steven Dhondt, Thomas Du Caju, Brecht Evens, Jeroen Janssen, Wauter Mannaert, Philip Paquet, Simon Spruyt, Dirk Stallaert, Steve Van Bael en Maarten Vande Wiele.

In de plaat van Dirk Stallaert komt het Europagebouw in Brussel voor. Deze nieuwe thuis voor de Europese Commissie, bijgenaamd het Lantaarngebouw, is in volle aanbouw. De toestemming voor het gebruik van de uiteindelijke uitvoering in de stripplaat werd verkregen via het ontwerpbureau. De afsluitende en t
oepasselijke haiku is van Stallaerts hand... met instemming van Herman Van Rompuy die de hoofdrol vertolkt in Stallaerts strippagina.

Het volledig Engelstalig artbook verscheen in een strikt gelimiteerde oplage van vijfhonderd exemplaren en was bedoeld als een gratis hebbeding voor de aanwezigen op het congres. Omdat het sowieso niet in de handel terechtkwam, maar we jou dit unieke project niet wilden ontzeggen, publiceren we met de toestemming van Ufemat het integrale artbook als pdf. Klik op de cover hierboven of hier om de pdf te downloaden. Als dat niet rechtstreeks lukt, klik dan met de rechtermuisknop op de link en bewaar de pdf naar je bureaublad of een andere zelfgekozen locatie op je computer. Ga vervolgens naar die locatie en klik op de pdf om die correct te kunnen openen. Veel plezier ermee!

Hieronder: een voorsmaakje op piepklein formaat van alle overige illustraties en strippagina's.


Oerversie Mooie Navels
20/10
TOP
Mooie Navels is een van de jongste verkoopsuccessen van Dupuis en dat vertaalt zich zelfs naar steeds hogere verkoopcijfers per nieuw album. Hierboven zie je de allereerste gag die Marc Delafontaine alias Delaf en Maryse Dubuc in 2004 maakten. Deze verscheen in het Canadese stripblad Safarir. Dat de Europese uitgeverij Dupuis later de rechten verwierf, gebeurde via een omweg.

Delaf en Dubuc zijn zelf afkomstig van Canada, meerbepaald de provincie Québec waar nog grotendeels Frans wordt gesproken. Toen de twee elkaar voor het eerst ontmoetten, hadden ze het al over een strip die ze samen wilden maken. Omdat de stripmarkt in Québec piepklein is, duurde het een tijd tot die wens uitkwam. Enkele jaren geleden stelden ze een dossier samen en liepen daarmee verschillende Europese uitgeverijen af. Zonder succes. Uiteindelijk hapte er toch een lokale uitgever in Québec toe. Veel moesten ze daar niet van verwachten. Met een voorschot van amper 500 dollar en een oplage van zo'n duizend exemplaren konden ze daar niet van leven. En ze lieten het project vallen.

Vervolgens trokken ze de animatie- en illustratiesector in. Dubuc schreef twee kinderboeken. Uit al die activiteiten vloeide Mooie Navels. Vooreerst werd de reeksnaam bedacht, en dan pas de thematiek. Het was ook de bedoeling om voor een jong mannelijk publiek te werken want het maandelijkse tijdschrift Safarir wilde een strip van het duo plaatsen. Jonge, sexy meiden, dat moest het volgens hen wel doen. Safarir liet betijen, de redactie legde hen geen restricties op. Uiteindelijk verschenen er zes gags in het maandblad. Hun collega Marc Cuadrado (van de gagserie Parker & Badger die al in het weekblad Spirou liep) tipte hen om de reeks voor te stellen aan Spirou. Daar stonden ze weigerachtig tegenover. Ze gingen ervanuit dat, mocht de reeks geaccepteerd worden, ze een heleboel concessies moesten doen om gepubliceerd te raken: de personages verjongen, een lichtere en vriendelijke toon aanslaan,... Maar Spirou verzekerde hen dat er geen censuur aan te pas zou komen.

Aanvankelijk zou Mooie Navels alleen rond de twee pestkoppen Jenny en Vicky draaien. Karin kwam pas later ter sprake en zij mocht absoluut geen kleine dikkerd worden zoals het cliché het wil. Voor de stijl, met de ondertussen bekende spaghetti-armen vonden ze inspiratie bij onder meer Dupuy en Berberian, maar de stijl kwam er toch vooral doordat Delaf iets compleet anders wilde beogen dan de vele stijlen die hij voor de gevarieerde tekenfilmprojecten moest hanteren. Mooie Navels wordt trouwens vanaf de potloodschets volledig op de computer gemaakt. Dubuc is niet alleen de coscenarist, ze kleurt de gags ook in. Bekijk in onderstaand fascinerend making of-filmpje hoe Delaf stap voor stap te werk gaat.


De voorpublicatie in Spirou kent zo zijn voordelen, maar zijn een nachtmerrie voor de albumverzamelaars. Als een grap achteraf gezien niet werkt of niet past in de rode draad van het verhaal dat elk album kent, dan wordt de gag niet gepubliceerd in het album. Zo zijn er al tientallen gags achterwege gelaten (een voorbeeld stata hieronder) of in gewijzigde vorm verschenen. Die zullen samen wast wel eens een extra album vormen, maar dat zijn enkel speculaties van onze kant.



De echte Natasja's
13/10
TOP
Nog tot 24 februari 2013 kan je in het Belgisch Stripcentrum een overzichtsexpo van François Walthéry bezoeken omdat hij vijftig jaar in het vak zit. Op deze expo hangt onder andere bovenstaand coverontwerp van het allereerste Natasja-album. Ernaast hangt een sterk uitvergrote brief van uitgever Charles Dupuis die het ontwerp afkeurt omwille van de "seksuele agressiviteit" die van de coverafbeelding uitgaat. Een deel van het publiek ("het cliënteel") zou er aanstoot aan kunnen nemen. Met andere woorden: de boobies van luchtstewardess Natasja dienden afgedekt te worden. Dat gebeurde door een flauw opgetild handje voor de boezem.

Hieronder zie je de huidige cover... met daarnaast een uniek exemplaar met aangebrachte tepelafdruk. Het zogenoemde "tepelexemplaar" was een geintje van technici in de drukkerij die zich amuseerden door de borst van Natasja een beetje te bewerken door er een detail aan toe te voegen. Van deze oplage bestaat welgeteld één exemplaar, eveneens te bewonderen op de expo. Het verschil tussen beide, onderstaande covers van verschillende drukversies in de loop van de jaren is ook een hertekening van Natasja. Tegenwoordig staat ze er wat wulpser op met verder opengesperd mondje en een embleem van luchtvaartmaatschappij Bardaf op de ook nog eens in omvang toegenomen borsten.


Omdat het in deze rubriek wéér over blote toestanden dreigt te gaan, verleggen we onze focus snel naar de échte Natasja's die inspiratie boden voor Walthéry's stripheldin. De eerste schetsen dateren van 1967 toen Walthéry nog op de studio van Peyo werkte. Toenmalig hoofdredacteur van het weekblad Robbedoes, Yvan Delporte, en Gos, allebei werkzaam voor Peyo, zagen wel wat in Walthéry's krabbels. Delporte vond dat er een stripheldin op de cover van zijn weekblad ontbrak en stelde Walthéry voor een stripserie uit te dokteren. Gos wierp zich op als scenarist. Een beroep voor haar was snel gekozen, Delporte had twee charmante buurmeisjes die de wereld rondreisden als luchtstewardess. Maar hoe moest ze eruitzien?

We weten dat Natasja's looks bestaan uit elementen die hij links en rechts oppikte bij bestaande vrouwen. Een ervan was Céline (links op de fotocollage hieronder, compleet met de toen zeer modieuze mini-jurk), Walthéry's buurmeisje dat Linette werd genoemd. De jonge Walthéry mocht dikwijls in haar poëziealbum tekenen om illustraties te verzorgen bij Célines gedichten, herinneringen, indrukken, tekstfragmenten en confidentiële zaken. Als het te privé was, mocht François de tekst niet lezen en moest hij maar een tekening met Céline verzinnen op basis van wat zij hem wel wilde toevertrouwen. Ook tijdens zijn militaire dienst dacht hij dikwijls aan haar als hij weer eens meisjes tekende. Céline zat in zijn potlood. Uit gewoonte kwam ze weer tevoorschijn bij de creatie van Natasja. Tegelijk baseerde hij zich op twee Franse actrices waar Walthéry voor viel: Mireille Darc (rechtsboven op de collage) en Dany Carrel. Let vooral op hun kapsels! En zoek zelf maar hun naaktfoto's op het net.


© foto's briefreproductie en "tepelcover": Raymond Lagae