Klik verder naar alle eerdere updates,
van Weetje 051 tot 075:
• 075
Raymond Macherots vingeroefening voor Chlorophyl
• 074
Jugurtha en de Rode Khmer
• 073
Jakke en Silvester, de vergeten verhalen
• 072
Ambachtelijk schilderen versus speed painting
• 071
Kleine meisje Sophie was ooit groot
• 070
Papegaaien papegaaien piraten na
• 069
Onpopulaire Krazy Kat in Pulp Fiction en op
de arm van Michael Stipe
• 068
De pietà van Régis Loisel
• 067
Captain America nummer 1
• 066
Dubbel jubileum voor Rik Ringers
• 065
Rosinski's debuut in Kuifje
• 064
Kuifje, Robbedoes, Guus Slim en George Bush
in de jungle
• 063
Marvano's Eeuwige Oorlog-haardroger in Lego
• 062
Bravo voor Edgar P. Jacobs
• 061
Interview met Guust Flater
• 059
Tekenende Bob Dylan-fans
• 058
Ana Lima = Druuna
• 057
Van Albator tot Daft Punk
• 056
Lucky Luke door Jean Giraud / Blueberry door
Morris
• 055
Wat een tekenaar lijden kan (door Chaland)
• 054
De oorspronkelijke Blacksad
• 053
Gewraakte martelscène
• 052
De klap op 29 september
• 051
Puzzleposter van het weekblad Kuifje
01/10
Raymond
Macherots vingeroefening voor Chlorophyl
Nog
dit jaar start Casterman in het Frans
met een grootscheeps herdrukprogramma van de reeks
Snoesje in vijf integrales. Alle onuitgegeven
kortverhalen en lange verhalen komen er ook in te
staan. Le Lombard heeft het voornemen
om in 2012 met die andere dierenstripreeks van Raymond
Macherot uit te pakken: Chlorophyl.
Aan het restaureren van onuitgegeven materiaal, het
schrijven van een rijkgevuld dossier, een nieuwe lettering
trouw aan die van Macherot en de herinkleuring van
alle verhalen is veel tijd en zorg besteed. Drie integrales
zijn voorzien. Wij stellen hier een kortverhaal van
Macherot voor dat aan de basis lag van Chlorophyl
en zijn hele verdere carrière als tekenaar
van dierenstrips.
De legende wil dat Raymond Leblanc,
de oprichter van het weekblad Kuifje en uitgever
van Le Lombard, op een dag zijn oog liet vallen op
een door Macherot getekend muisje dat op een wortel
knabbelt. Leblanc was op zoek naar een dierenserie
die de concurrentie moest aangaan met de strips in
het concurrerende stripblad Mickey Mouse.
Leblanc gaf Macherot de kans voor een eerste verhaal.
Het vier pagina's tellende kortverhaal Operatie
Geitenblad verscheen in 1953 in Kuifje.
Het marmotje Gustaaf en de muis Anselmo delen de hoofdrollen
in Operatie Geitenblad. Net zoals in de vroegste
verhalen van zowel Chlorophyl als Snoesje
hebben de brave diertjes te kampen met een invasie
van kwaadaadige dieren. In dit geval gaat het niet
om de rat Anthraciet of Mispunt aan het hoofd van
een leger ratten, maar wel om één enkel
vliegend roofdier, de buizerd Koenraad. Om de bedreiging
vanuit de lucht tegen te gaan, kiezen de diertjes
voor het verzet. Kraaien vormen een escadrille en
trekken in de aanval. Deze vingeroefening ontbreekt
hopelijk niet in de integrale reeks van Chlorophyl.
Je vindt er namelijk al de basis in voor de klassieker
Chlorophyl tegen de Zwarte Ratten die in
1954 begon te lopen in het weekblad Kuifje.
24/09
Jugurtha
en de Rode Khmer
Bovenstaande
illustratie van Jugurtha en Vania schilderde Franz
in 1978 voor een poster die in 1980 in het weekblad
Kuifje zat. In deze periode reisde het duo
nog steeds rond in Aziatische territoria. Het ene
avontuur volgde op het andere, maar in De Rode
Prins smokkelde Jean-Luc Vernal
er een boel maatschappijkritiek in.
Het idee voor de potentaat, die met zijn zwarte mannen
de bevolking tiraniseert en hen in ronduit mensonwaardige
omstandigheden stort, kreeg de scenarist eind 1978
van een Duitse journalist die hij in de luchthaven
van Berlijn ontmoette. De reporter kwam net terug
van een reportage in Cambodja waar dictator Pol
Pot de bevolking onderwierp. Vernal aanhoorde
de horror die de reporter er ter plaatse aanschouwde.
De Rode Khmer verdreef bewoners uit hun huizen in
steden die leeg kwamen te staan. Typmachines, radio,
televisie, scholen, de post, zelfs ziekenhuizen,...
alles wat naar decadentie rook werd vernietigd. Geld,
onderwijs, godsdienst en privébezit werden
afgeschaft. De bevolking, ook de intellectuelen, moesten
de rijstvelden op om er te werken tot ze erbij neervielen.
Tussen 1975 en 1978, de periode waarin Pol Pot ogestoord
zijn gang kon gaan, werden meer dan driehonderdduizend
mensen geëxecuteerd en stierven er twee tot drie
miljoen aan ziektes, foltering of door opsluiting.
Vernal was een van de eersten van de Belgische pers
om over de situatie te berichten. Hij zag er ook brood
in om er een verhaal van Jugurtha aan te
wijden. Op 25 december 1978 verdreven Vietnamese troepen
de Rode Khmer. Pol Pot kon zich terugtrekken met zo'n
dertigduizend getrouwen en bijna honderdduizend burgers
nabij de grens met Thailand (dat hem steunde als buffer
tegen Vietnam) waar hij nog dik twintig jaar standhield
in de jungle.
De Rode Prins was tevens het verhaal waarin
de rosse Vania zich definitief ontpopte als heldin.
In de tweede Franstalige integrale van Jugurtha
beweert Vernal dat Vania in de jaren 1970 het eerste
vrouwelijke personage in een realistische serie was
die meer betekende dan enkel opdraven als sidekick
voor de mannelijke held. In 2010 stemden deelnemende
lezers van De Stripspeciaalzaak haar
tot de 45ste aantrekkelijkste
stripheldin.
17/09
Jakke
en Silvester, de vergeten verhalen
Als
rechtgeaarde stripkenner herken je het bovenstaande
rijtje covers van Jakke en Silvester (Jacky
et Célestin in het Frans) vast wel. Het
zijn de vier albums van François Walthéry's
werkelijke debuutserie als studiomedewerker van Peyo.
Ze verschenen tussen 1980 en 1985 in de collectie
Jeugdzonden van Dupuis waarin
oudere verhalen van bekende Dupuis-tekenaars werden
gepubliceerd. De scenario's kwamen van Peyo,
Vicq, Gos en Derib.
Het zijn lang niet de enige verhalen van Jakke
en Silvester, maar de zes andere werden nooit
in album gepubliceerd. Nochtans kan het lijstje participerende
auteurs mooie namen voorleggen: Will,
Jo-El Azara, Francis Bertrand,
Roger Leloup en Mittéï.
Uit Leloups aanzet tot een elfde verhaal distilleerde
hij het eerste avontuur van Yoko Tsuno.
Jakke en Silvester was Peyo's creatie voor
de bijlage Le Soir Illustré van de
Waalse krant Le Soir. Hij was hen een nieuwe
serie verschuldigd nadat uitgever Dupuis de gagstripreeks
Poesie afkocht. Elke nieuwe serie van Peyo,
een vedette van Robbedoes, was namelijk welkom
in het weekblad. Le Soir gaf Peyo zijn eerste
kans met een voorloper van Johan, dus wilde hij de
opdrachtgever niet in de steek laten door hem een
nieuwe, beloofde serie te ontzeggen. Maar hij zat
na de creatie van de eigen albumreeks van De Smurfen
(in 1960 ingezet als microverhalen voor Robbedoes),
de lopende reeks Johan en Pirrewiet en vanaf
1960 ook nog eens Steven Sterk tot over zijn
oren in het werk.
Jakke en Silvester werd in datzelfde jaar
1960 zijn eerste studiostrip. Peyo hield zich bezig
met het scenario en liet alle tekenwerk over aan medewerkers.
Voor het eerste en tweede verhaal, Des Fleurs
pour Mon Lüger (1960-1961) en La Ceinture
Noire (1961-1962), kreeg Will
nog de assistentie van Jo-El Azara die
tevoren bij de Studios Hergé
werkte. Un Biniou Jouera Ce Soir (1962-1963)
kwam door hetzelfde team tot stand. Daarna koos Will
voluit voor Baard en Kale dat hij even had
overgelaten aan Marcel Denis na een
uitstapje naar Kuifje. Jo-El Azara assisteerde
Will eveneens voor Baard en Kale en het Isabel-verhaal
Isabel en de Kapitein. De decors en ook de
inkting dragen zijn signatuur. Voor het Jakke
en Silvester-verhaal Et Que Ça Saute
(1963) stond Azara er als tekenaar alleen voor. Na
dit verhaal gaf hij er de brui aan. Hij wilde liever
zijn eigen series tekenen. Die volgden effectief,
met Taka Takata in 1965 voor het weekblad
Kuifje als zijn bekendste wapenfeit.
Hieronder: zes reproducties van de originele platen,
van links naar rechts en van onder tot boven: plaat
23, 24 en 42 uit La Ceinture Noire, plaat
6 en 31 uit Et Que Ça Saute en plaat
19 uit Un Biniou Jouera Ce Soir.
Voor het vijfde tot achtste verhaal vertrouwde Peyo
alle tekenwerk toe aan zijn nieuwste, jongste medewerkler
Walthéry. Na diens passage volgden tussen 1966
en 1968 nog eens twee episodes, Aventures de M.
Bouffu en Les Penseurs de Rodin, waarvoor
Francis als hoofdtekenaar met de hulp van Roger Leloup
voor de decors en Mittéï als scenarist
de krachten bundelden. Het verhaal van de daaropvolgende
episode schreef Leloup zelf want het zag ernaaruit
dat hij Jakke en Silvester helemaal kon overnemen.
Daarin introduceerde hij een Aziatisch meisje. Het
project werd niet verder uitgewerkt voor de krant,
maar ging wel een nieuw leven leiden als een verhaal
voor de nieuwe reeks Yoko Tsuno. In het eerste
verhaal van Yoko Tsuno was zij ook maar een
nevenpersonage naast Paul en Ben, Leloups versie van
Jakke en Silvester, om zijn verhaal te kunnen recupereren.
Hierboven
vind je twee covers van Walthéry voor de verhalen
van Will. Tot een albumuitgave kwam het evenwel niet.
De afbeelding van Des Fleurs pour Mon Lüger
gebruikte het Waalse uitgeverijtje Noir Dessin
in 2008 voor een Franstalige, gelimiteerde zwart-witbundel
van alle Jakke en Silvester-verhalen door
Walthéry.
De stripreeks voor de krant duurde een decennium lang,
van 1960 tot 1970. In 1978 maakten Will en Peyo nog
het twee pagina's tellende kerstverhaaltje Bezoek
van de Kerstman voor nummer 2121 van het weekblad
Robbedoes met een hoofding door Walthéry.
Een aantal nummers eerder (vanaf 2112) begon Robbedoes
met de publicatie van Walthéry's verhalen in
het weekblad.
Alle nooit in album verschenen verhalen van Jakke
en Silvester waren 44 pagina's lang, ideaal voor
net wel een albumpublicatie. Waarom het er tot nu
toe nooit van is gekomen in eender welke taal is ons
een vraag.
03/09
Ambachtelijk
schilderen versus speed painting
We stonden er een beetje van te kijken nadat we vernemen
dat Jean-Louis Mourier zijn Trollen
van Troy tegenwoordig volledig op de computer
tekent. Wacom is ondertussen een
ingeburgerd gereedschap geworden bij veel tekenaars.
En dat hoeven niet eens de jonkies te zijn. Ook tachtigplusser
Jean Giraud alias Mœbius
bijvoorbeeld is al jaren een fervente computertekenaar.
Op het Franse stripfestival van Angoulême demonstreerden
internationale tekenaars de voorbije jaren hun kunsten
op een Wacom op een eigen stand van de producent.
Onder meer Mœbius, Olivier
Vatine, François Boucq
en een twintigtal anderen zie je in onderstaande filmpjes
speed painten want zo heet de demonstratie
waarbij de tekenaars niet langer dan één
uur kregen om een tekening te maken.
Wie het liever ambachtelijker ziet, kan in het derde
filmpje Grezgorz Rosinski aan het
werk zien. Hij gaat een plaat te lijf uit het one-shot
Western. Hij gebruikt daarvoor potlood, penseel,
pen, breekmes en er komt ook een revolver aan te pas...
27/08
Kleine
meisje Sophie was ooit groot
Dat
striptekenaars zich voor personages wel eens baseren
op hun eigen kroost, is genoegzaam bekend. Jean
Roba bijvoorbeeld nam zijn eigen zoon Philippe
als model voor Bollie. De cockerspaniël des huizes
leidde naar Billie. Hoe ver de idyllische fantasie
kan liggen van de werkelijkheid, manifesteerde zich
in juli 1999 toen Philippe Roba na een ruzie met geweld
een geladen geweer trok en het op zijn vrouw richtte
met het dreigement dat hij haar zou vermoorden. In
april 2002 werd hij veroordeeld voor poging tot moord.
Tijdens het proces probeerde de advocaat een situatie
te schetsen die het verschil in het familiale karakter
tussen de populaire stripreeks en de realiteit moest
verduidelijken. Philippe werkte bij zijn vader en
werd daarvoor betaald. Na zijn wandaad moest hij in
voorhechtenis en zijn vader ontsloeg hem omdat hij
dus niet meer kwam opdagen op zijn werk. De advocaat
vond dat een zwaar doorwegend feit om zijn cliënt
enig respijt te geven. Maar de rechters hadden daar
geen oren naar. Toch raakte hij ervanaf met een jaar
gevangenis met uitstel door de ernst van zijn criminele
daad te erkennen.
Wat doet die foto van dat leuke meisje hierboven dan?
Als illustratie dat er dus nog andere auteurs zijn
die hun kind als voorbeeld nemen voor een stripheld(in)...
Maak kennis met Sophie De Mesmaeker,
de dochter van Jean De Mesmaeker die
we beter kennen als Jidéhem.
Hij was de eerste en een van de trouwste medewerkers
van André Franquin. Hij stond
in voor het inktwerk en de decors van Robbedoes
en Kwabbernoot en tekende naar de storyboards
van de meester de eerste Guust-albums tot
de gags op één pagina begonnen te verschijnen.
Jidéhem ontleende aan het personage uitdrukkingen
als "m'enfin" (vertaald als "nou
moe") en "bof". De fysieke verschijning
van Jidéhems vader leidde zelfs naar de bekende
contractenman De Mesmaeker in Guust. Het
was Franquins bedoeling om Guust na verloop
van tijd volledig aan Jidéhem over te dragen.
Dat gunde Franquin hem wel omdat Jidéhem toen
geen eigen serie had. Maar op een dag kwam Jidéhem
'm vertellen dat hij weinig voeling had met de antiheld.
Het personage was te soepel getekend en hij geloofde
er niet echt in.
Jidéhem had ondertussen een eigen serie lopen,
Starter. Starter was een personage dat Franquin
ontwierp in 1956 voor de autorubriek van het weekblad
Robbedoes. Twee jaar later liet hij Starter
over aan Jidéhem die hem in de volgende twintig
jaar (!) zou tekenen. In 1960 beleefde Starter een
eerste avontuur als microverhaal, een jaar later gevolgd
door het volwaardige vervolgverhaal Starter tegen
de Brokkenmakers. Van Sophie was toen nog geen
sprake. Zij kwam er pas in 1964, in het verhaal Het
Ei van Karapolie. Na Starter en de Brokkenmakers
en Het Huis aan de Overkant was dit het derde
Starter-verhaal. Na het vierde verhaal, De
Bel der Stilte, moest hij de plaats ruimen voor
een sliert kortverhalen met Sophie vooraleer ze helemaal
het voortouw nam. Voor de latere albumuitgaven werd
Het Huis aan de Overkant herwerkt naar een
Sophie-verhaal voor het zesde deel in de
reeks door toevoeging van extra pagina's aan het begin
en het einde. In augustus 2011 gaf Dupuis
een eerste integrale uit van de reeks Sophie
die de oorspronkelijke verhalen bundelt.
Sophie kende al een voorgeschiedenis. Begin jaren
1960 koesterde Jidéhem het plan voor een eigen
stripserie met een jonge vrouw van een jaar of zeventien-achttien.
Bovenstaande schets dateert uit deze periode. Maar
hij was zijn tijd vooruit. Robbedoes was
een traditioneel, deugdelijk blad. Toch kampte het
met aanhoudende vermaningen van de Franse censuurcommissie
die zeer streng toezag op alle stripbladen en strips
die het land binnenkwamen. Meer uit protectionisme
voor de eigen stripproductie eigenlijk, maar dat mocht
niet luidop worden gezegd. Geweld en vrouwelijke vormen
waren uit den boze. Uitgever Charles Dupuis
was als er als de dood voor en legde zelfcensuur
op. Toen Jidéhem met zijn bijna volwassen Sophie
met een duidelijke boezem kwam aandraven, wilde hij
er niet van weten. "Nee, geen meisjes in Robbedoes,
het is een weekblad voor jongens! Bovendien hebben
we al genoeg last met de censuur...", was zijn
kordate antwoord. Jammer voor Jidéhem want
vijf jaar later slaagden achtereenvolgens François
Walthéry en Roger Leloup
om respectievelijk Natasja en Yoko Tsuno
geplaatst te krijgen. In de weekbladen van die
tijd pionierden Walthéry en Leloup met hun
sterke en slimme heldinnen.
De revolutie was al ingezet, maar Jidéhem had
de boot dus gemist. Van Dupuis mocht hij wel een jonger
meisje als sidekick voor Starter gebruiken. Dat gebeurde
ongeveer tegelijk met de geboorte van Jidéhems
dochter die naar de Franse actrice Sophie
Desmarets werd genoemd. Haar familienaam
Karamazout (Karapolie in het Nederlands)
verwees naar De Gebroeders Karamazov van
de Russische schrijver Fjodor Dostojevski.
Sophie zou aanvankelijk slechts in één
verhaal meespelen, maar zoals dat wel eens gebeurt
bij figuurtjes die een eigen leven gaan leiden, werden
het er meer en werd ze uiteindelijk de titelheldin
van een eigen stripreeks waarvan twintig albums verschenen.
En dat voor een serie waarvan Dupuis niet wilde inzien
dat een jongen zich zou vereenzelvigen met een meisje.
Lezersbrieven kwamen er vervolgens minder voor Starter
dan voor Sophie.
En hoe is het ondertussen gesteld met de echte Sophie
De Mesmaeker? We zijn haar naam nog niet tegengekomen
op de krantenpagina's met gerechtelijk nieuws, maar
ze is wel in het stripmilieu actief. Ze werkt momenteel
bij uitgeverij BD Must (van de integrale
Barelli-reeks) als grafisch vormgeefster.
20/08
Papegaaien
papegaaien piraten na
In
de reeks Sabels en Galjoenen klinken de dialogen
van de meeste personages alsof Molière,
de Franse toneelschrijver en een beetje de geestelijke
vader van de satire, ze had kunnen schrijven. Pure
poëzie ratelt uit de bekken en monden van de
personages. Taalvirtuositeit ten top waarvan de verzen
in de meeste gevallen ook in vertaling overeind zijn
gebleven.
Maar ook in situatiehumor, slapstick, komische expressies
(we liggen steevast plat bij elke afbeelding van het
konijn Eusebio) blinkt de reeks uit. Af en toe kan
tekenaar Jean-Luc Masbou een grafisch
knipoogje presenteren, getuige bovenstaand voorbeeld
uit deel 4, Het Geheimzinnige Eiland. Op
pagina 11 ontspint zich een discussie over papegaaien.
Piratenkapitein Boney Boone heeft een kip op zijn
rechterschouder en meent dat dit een papegaai is.
Echte papegaaien kijken op de discussie toe. Tien
pagina's verder wordt de complete dicussie woord voor
woord herhaald, maar nu door papegaaien in de rol
van de piraten. Zelfs in de beeldkadrage en de positionering
van alle personages is de volledige pagina een kopie
van de eerste, maar dus met papegaaien in de rol van
de mensen en dieren... en mensen in de rol van de
papegaaien uit de eerste pagina. Let maar eens op
alle overeenkomsten.
Bij de Franse eerste druk van dit album hoorde een
volledig uitgeschreven theatertekst, van begin tot
einde opgesteld in alexandrijnen. Het is een acte
in twaalf scènes die de allereerste ontmoeting
tussen Don Lope de Villalobos y Sangrin en Armand
Raynal van Maupertuis vertelt. Deze ontmoeting gebeurde
volgens de tekst, neergepend door scenarist Alain
Ayroles, in Vlaanderen... En het is net deze
tekst die de basis vormde voor een echte Franse theatervoorstelling
van Sabels en Galjoenen. Op 17 juni 2010
vond de eerste opvoering plaats in Parijs. Hieronder
vind je de trailer.
13/08
Onpopulaire
Krazy Kat in Pulp Fiction en op de arm van
Michael Stipe
Tegenwoordig
wordt Krazy Kat van de
Amerikaanse tekenaar Georges
Herriman beschouwd als
een klassieker, een meesterwerk,
een pionier van de krantenstrip.
het behoort tot de religie van de
negende kunst. De gagstrip is volledig
opgebouwd rond de driehoeksverhouding
van een muis, een kat en een hond.
De goedmoedige en gevoelige hond,
politiediender Offisa Pup, is verliefd
op de kat Krazy die het op zijn
beurt heeft zitten voor de muis
Ignatz. Die verliefdheid is niet
wederzijds. Elke toenaderingspoging
van Krazy beantwoordt Ignatz door
een baksteen die hij (of zij?, Herriman
beweerde het geslacht van de muis
zelf niet te weten) naar Krazy gooit.
Offisa kan dat niet velen waardoor
Ignatz in het laatste plaatje van
de op een volledige krantenpagina
afgedrukte gag regelmatig in de
gevangenis belandt.
Herriman was klaarblijkelijk een
genie want op dit oeroude rhema
borduurde hij oneindig lang, van
1916 tot 1944, 28 jaar lang. Hij
experimenteerde met alle conventies
van de strip en ook taalkundig bedienden
de personages zich allerminst van
een standaardtaaltje. Vaak verraden
de dialogen een mengelmoes van het
Amerikaanse Brooklyn-dialect, Jiddisch,
Creools, Frans en Spaans. President
Woodrow Wilson,
die regeerde van 1913 tot 1921,
was een grote fan en verklaarde
nooit een aflevering te missen.
Hoewel er merchandising bestond
in de vorm van poppen, tekenfilmpjes
(het vnevenstaande voorbeeld dateert
van 1916!) en zelfs een balletopvoering
haalde Krazy Kat in zijn
gehele krantencarrière nooit
de grote populariteit die andere
krantenstripreeksen wel moeiteloos
haalden. Niet eens zo gek veel kranten
plaatsten de strip.
De grootste reden waarom de strip
nooit werd gestopt, kwam dankzij
een nog heviger fan dan Wilson.
Kwam dat effe goed uit voor Herriman
dat hij de hand boven het hoofd
werd gehouden door William
Randolphe Hearst met wie
de tekenaar ook bevriend raakte.
Deze mediatycoon en eigenaar van
een krantenimperium stond model
voor het fictieve personage Charles
Foster Kane in de film Citizen
Kane van Orson Welles.
Hearst was sowieso een grote stripfan
en was in het bijzonder fier op
zijn Krazy Kat. Hij legde elke suggestie
van de hoofdredacteurs die voor
zijn kranten werkten naast zich
neer om met de strip te stoppen.
Herriman mocht de strip zolang publiceren
als hij wenste. En dat gebeurde
tot zijn dood in 1944.
Verschillende
buitenlandse uitgeverijen hebben
de al dan niet dikwijls surrealistisch
ingekleurde Sunday pages in
integrale edities uitgegeven. Maar
ook buiten de stripwereld lieten
Krazy Kat en Ignatz zich opmerken.
Wanneer de criminelen Jules Winnfiled
(Samuel Jackson)
en Vincent Vega (John Travolta)
het bloed op de achterbank van hun
wagen schoonmaken op bevel van Winston
"The Wolf" Wolf (Harvey
Keitel) krijgen ze achteraf
nieuwe kleren. Jules draagt een
T-shirt met een kenschetsende situatie
uit Krazy Kat. Na het immense
succes van de film Pulp Fiction
(want jazeker, uit deze film komt
de scène) uit 1998 werd het
T-shirt nagemaakt voor een verdere
verkoop via websites.
Een andere opmerkelijke aanwezigheid
van Krazy Kat is de rehcterbovenarm
van Michael Stipe.
Opnieuw een stenengooiende Ignatz
en Krazy als ontvanger van de baksteen,
vormen de afbeelding voor de tatoeage
die het lichaam van de zanger van
R.E.M. siert. Het
publiek zag die tattoo voor het
eerst in 1995 in de populaire late
night talkshow van David
Letterman. Op Stipes rechterhand
staat een baksteen getatoeëerd
die ook nog toebehoort aan Ignatz.
06/08
De
pietà van Régis Loisel
De
pietà (Italiaans voor
beklag of medelijden) is een
vaak voorkomende pose in de
schilder- en beeldhouwkunst.
Maria beweent het afgestorven
lichaam van haar zoon Jezus
Christus nadat hij van het
kruis is gehaald. Het lichaam
van Jezus ligt neergevlijd
op Maria's schoot.
Het is een van de meest dramatische
poses waar wereldberoemde
kunstenaars wel weg mee wisten.
In volgorde van boven naar
onder zie je hierboven de
pietà van Sandro
Botticelli uit
omstreeks 1487, van Michelangelo
uit 1499, van Vincent
van Gogh uit 1889
(naar een lithografie van
Eugène Delacroix)
en Jan Fabre
waarmee hij dit jaar voor
controverse zorgde op de Biënnale
van Venetië nog voor
het werd geopend. De Vlaamse
kunstenaar Fabre had het beeld
van Michelangelo nagemaakt
met het hoofd van Maria dat
is vervangen door een doodshoofd
en Jezus door zichzelf. In
zijn rechterhand houdt hij
hersenen vast als knipoog
naar een eerder kunstwerk
dat hij op de Biënnale
exposeerde. Men vroeg zich
af of het effectief kunst
is of niet meer dan godslastering.
Maar
goed. We onthouden de pietà
van Michelangelo die je in
de Sint-Pietersbasiliek in
Vaticaanstad kan bewonderen.
Let goed op nevenstaand zijaanzicht
van het beeld en vergelijk
het met alle onderstaande
fragmenten uit Op Zoek
naar de Tijdvogel. In
werkelijk elk album houdt
Bolster een stervend personage
in zijn armen of hun hoofd
tussen zijn handen.
De nog onopgeloste vraag is
of Régis Loisel
deze uitbeelding
van sterven, verdriet en afscheid
bewust als een constante knipoog
naar de pietà hanteert
of veeleer als een dramatisch
trucje gebruikt. Dat ook Lidwine,
Mohamed Aouamri
en Vincent Mallié
de scène aanhouden
voor de prequelcyclus kan
geen toeval zijn.
In elk geval versterkt het
continue proces van afscheid
nemen de zwaarmoedige emoties
waar Bolster onder gebukt
gaat.
30/07
Captain
America nummer 1
Onderstaande
bijdrage kregen we spontaan van
het Nederlandse marketingbureau
Way To Blue dat
onder meer werkt voor grote filmstudio's
als Universal,
Paramount Pictures,
Disney en DreamWorks
in de Benelux. Het artikel en de
top 10 van Marvel-helden
dient ter ondersteuning van de nakende
filmrelease van Captain America:
The First Avenger. Voor de
top 10 werd onderzoek gedaan naar
de populariteit van de vermelde
superhelden in Nederland en België
op dit moment. Way To Blue
stelde hierbij ook: "De plaats
in de top 10 hangt vaak samen met
de release van een film of boek
die de populariteit kan beïnvloeden."
Captain America: The First Avenger,
die bij ons uitkomt op 17 augustus,
staat met stip bovenaan in de Amerikaanse
bioscooptop-10 en verslaat hiermee
zelfs het laatste deel van de kaskraker
Harry Potter! Captain
America: The First Avenger
draait sinds een week in de Verenigde
Staten en stormde met een weekendopbrengst
van 68,5 miljoen dollar als hoogste
binnenkomer de hitlijsten op. Hoe
kan dit? Waarom houden we zoveel
van comichelden? En zijn de helden
van Marvel altijd van succes verzekerd?
Het
ontstaan van Marvel Comic
We
grijpen hiervoor terug naar het
ontstaan van het Marvel
Comic-tijdperk en we beginnen
in 1939 toen de eerste stripheld
geboren werd. Onder leiding van
topman Martin Goodman
werd de eerste Marvel-comic gepubliceerd
door Timely Comic
(later Marvel Comic) een feit. Het
eerste exemplaar werd meteen tachtigduizend
keer verkocht met superhelden als
Namor the Sub-Mariner en Human Torch.
Een groot succes, wat resulteerde
in een tweede publicatie een aantal
maanden later. Hiervan werden er
maar liefst achthonderdduizend van
verkocht. Vooral redacteur Joe
Simon was verantwoordelijk
voor dit succes en werkte samen
met Jack Kirby
aan nieuwe helden die we tegenwoordig
nog steeds kennen. Zo werd niet
veel later, in 1941, de superheld
Captain America geboren. Hij zorgde
voor een nog groter succes!
Na de Tweede Wereldoorlog werden
de populaire comichelden niet meer
zo goed ontvangen. Martin Goodman
veranderde zijn strategie en maakte
onder de naam Atlas Comics
alleen nog verhalen die themagebonden
waren, zoals westerns en sciencefiction.
Het succes van de comichelden liep
ogenschijnlijk op zijn einde, maar
niets was minder waar.
Jack
Kirby
In de jaren 1960 keerde de honger
naar de superhelden weer terug en
Marvel Comic probeerde net zoals
concurrent DC Comics,
bekend van Superman en
Batman, de striphelden
weer populair te maken bij het grote
publiek. Marvel bracht onder de
nieuwe naam Amazing Adventures
#3 een nieuw stripverhaal uit,
met succes. In 1969 stond de teller
op 831 stripverhalen waarvan het
grootste gedeelte geschreven was
door Stan Lee.
Deze levende comiclegende was later,
samen met Jack Kirby (bekend van
de eerste comichelden), ook verantwoordelijk
voor de bekendste antihelden. Ze
focusten extra op de karakters van
hun helden en zo gingen de van oorsprong
getekende helden een geheel eigen
leven leiden zoals wij ze nu kennen.
Top
10 Marvel-helden
Marvel Comics heeft ons door de
jaren heen een flink aantal coole
striphelden geschonken. De volgende
top 10 is een weregave van een recent
onderzoek in Nederland en België
naar de populariteit van de populairste
Marvel-helden.
#10
Daredevil
Het alter ego van Matt Murdock
kwam voor het eerst uit in
april 1964. In tegenstelling
tot wat we van de meeste Marvel-helden
gewend zijn, heeft Daredevil
geen superkrachten, maar juist
een handicap. Als gevolg van
een ongeluk in zijn jeugd
is hij blind geworden waardoor
zijn overige vier zintuigen
juist extra sterk zijn geworden
en hij hierdoor de meeste
schurken te slim af is.
#9
Jean Grey
Jean Grey verscheen voor het
eerst in X-Men 1
in september 1963. Jean is
een mutant en heeft grote
telepathische krachten die
ze mentaal onder controle
heeft. Daarnaast heeft ze
de belichamingen van de Phoenix.
In de stripserie sterft ze
een aantal keer, maar dankzij
haar Phoenix-krachten staat
ze altijd weer op uit de dood.
Verder heeft ze een romantische
relatie met Cyclops.
#8
Thing
Benjamin Jacob Grimm hoorde
vanaf het prille begin bij
het team The Fantastic Four.
Na een mislukte missie in
de ruimte werden Grimm en
de rest van het team blootgesteld
aan een substantie waardoor
hij transformeerde in The
Thing. Hij is met zijn opvliegende
karakter, maar toch ook kleine
hartje, de tegenpool van de
slimme Mr. Fantastic. Thing
heeft een stenen huid waardoor
hij kogels kan weerstaan.
Ook zijn uithoudingsvermogen
is legendarisch te noemen.
#7
Iron Man
Iron Man, of Tony Stark, verscheen
voor het eerst in Tales
of Suspence in maart
1963, samen met Captain America.
Hij was oorspronkelijk bedoeld
als communistische held. Geleidelijk
aan veranderde dit en werd
hij een symbool van menselijke
creativiteit. Hij wordt samen
met Captain America en Thor
voorgesteld als De Grote Drie.
#6
Thor
Thor kwam voor het eerst uit
in augustus 1962 en is gebaseerd
op de naamgenoot en Noorse
god Thor. Hij verscheen voor
het eerst in Journey Into
Mystery. Thors vader
Odin is voornamelijk verantwoordelijk
voor de grootheid die hij
nu is. Thor is haast immuun
voor ouderdom, aangezien zijn
botten tien keer minder snel
oud worden dan bij de normale
mens.
#5
Silver Surfer
Kennen we vanaf maart 1966
waar hij een grote rol speelde
in Fantastic Four.
De astronoom veranderde in
de Silver Surfer nadat hij
een deal had gemaakt met Galactus
om de aarde te redden. Met
zijn kosmische krachten is
hij een zeer sterke superheld
geworden en behoort hij zeker
in deze top 5.
#4
Wolverine
Deze 'veelvraat' verscheen
voor het eerst als lid van
superheldenteams als X-Men
en Avengers in oktober
1974. Hij beschikt over dierlijke
zintuigen en reflexen en heeft
drie intrekbare lemetten per
hand. Wolverine is ook in
staat zijn verwondingen te
genezen. Bij het grote publiek
werd hij bekend door zijn
rol in X-Men. Hij
groeide al snel uit tot een
van de populairste personages
en kreeg zijn eigen stripreeks
en film-spin-off.
#3
The Incredible Hulk
De Hulk werd 'geboren' in
maart 1962. Hij is eigenlijk
de timide dokter Bruce Banner.
Tijdens een radioactief experiment
is de boel ontploft en werd
zijn lichaam blootgesteld
aan een bepaalde stof. Die
dag veranderde hij voor het
eerst in de ijzersterke Hulk.
The Incredible Hulk is de
sterkste comicheld in het
universum van Marvel Comics.
#2
Spider-Man
Augustus 1962. Peter Parker
was een rustige jongen, tot
het moment dat hij werd gebeten
door een spin. Sindsdien was
niets in zijn leven meer hetzelfde.
Hij kan draden spannen en
zich daarmee verplaatsen van
gebouw naar gebouw. Daarnaast
kan hij eenvoudig aan oppervlakten
blijven plakken. Spider-Man
is een van de bekendste Marvel-helden.
#1
Captain America
Met een record aan bezoekers
in Amerika na één
weekend kunnen we gerust zeggen
dat Captain Amerika op dit
moment de populairste comicheld
van de Marvel-superhelden
is. Steven Rogers houdt met
zijn ijzersterke schild de
schurken op afstand. Zijn
schild dient niet alleen als
bescherming, maar is ook in
te zetten als wapen. Vanaf
17 augustus zal Captain
Ameirca: The First Avenger
dan eindelijk ook in alle
Belgische bioscopen te zien
zijn.
Maak alvast kennis met Captain
America: The First Avenger
op het witte doek! In deze video
vertellen de acteurs en crew over
hun ervaringen tijdens het maken
van deze film en we krijgen een
sneak peek op de set.
23/07
Dubbel
jubileum voor Rik Ringers
Het
jaar 1991 was een belangrijk jaar
voor Tibet en André-Paul
Duchâteau, de makers
van de detectivestrip Rik Ringers.
Niet alleen vierde hun creatie zijn
35-jarig jubileum, maar hij beleefde
ook nog eens zijn vijftigste avontuur.
De Misdaad van het Jaar 2000
werd voorgepubliceerd in Kuifje
en startte in nummer 22 van dat
jubileumjaar. Het was in de loop
der jaren traditie geworden dat
de redactie bij dergelijke festiviteiten
groots uitpakte en dit was geen
uitzondering. Naast een cover bij
het nieuwe verhaal, getekend door
Tibet, was er een fraaie hommage
door Bob de Moor
en Dirk Stallaert,
die bestond uit twee gezamenlijk
gemaakte tekeningen.
Op pagina 3 komt de lezer de eerste
tegen, waarop Tibet en Duchâteau
worden verrast met een grote slagroomtaart,
aangedragen door Bob de Moors Barelli.
Op de achtergrond kijken alle stripfiguren
uit Kuifje toe, gekleed
in de bekende Rik Ringers-colbertjes.
Op pagina 47 volgt de tweede tekening,
waarop Barelli uitglijdt en de taart
over de onfortuinlijke auteurs kiepert,
terwijl het hele gezelschap hartelijk
lacht. Er was een felicitatie door
Kuifje-hoofdredacteur Yves
Sente en een artikel door
J.L.L. (Jean-Louis
Lechat?) en daarnaast waren
alle verhalen in het blad voorzien
van kopjes van de hoofdfiguren,
gekleed in zo'n typisch Rik Ringers-jasje.
Twaalf in totaal, van Julie, Klaartje
en Cecile via Rik Ringers zelf naar
onder meer Bob Morane, Kuifje en
Dommel.
En alsof het nog niet genoeg was
stond Kuifje nummer 46
van 1991 in het teken van het 35-jarig
jubileum, met een cover getekend
door Guy Counhaye en
een herpublicatie van Het Eerste
Onderzoek van Rik Ringers uit
1966. Verder was er een artikel
over de receptie in het Belgische
Centrum voor het Beeldverhaal
(nu het Belgisch Stripcentrum
genoemd) in Brussel waarop Tibet
en Duchâteau zo'n dertig hommagetekeningen
van collega's kregen aangeboden.
Een drietal werd bij het artikel
afgebeeld, waaronder eentje van
opnieuw Dirk Stallaert.
Daarop is te zien hoe Tibet in een
nachtmerrie de spikkeltjes op een
rij Rik Ringers-colbertjes moet
tekenen. Tenslotte was er nog een
'interview' met Rik zelf en de lancering
van een Rik Ringers-pin die nieuwe
abonnees voortaan als welkomstgeschenk
zouden krijgen.
Veel aandacht dus voor Rik Ringers,
dat jubileumjaar in Kuifje.
De strip zou dan ook tot het einde
in 1993 een van de pijlers van het
blad blijven. De allerlaatste pagina
van het laatste nummer van Kuifje
werd getekend door Tibet, die daarmee
afscheid nam van bijna een halve
eeuw striphistorie. Maar niet van
Rik Ringers, die hij tot
zijn dood in 2010 bleef tekenen.
(bijdrage
van Ed Hengeveld)
16/07
Rosinski's
debuut in Kuifje
Momenteel
wordt er hard gewerkt aan de integrale
uitgave van de alfabetische index
van het weekblad Kuifje,
samengesteld door uitgeverij Kippenvel.
Bijna vijftig jaar stripgeschiedenis
wordt daarin overzichtelijk gerubriceerd
en geïllustreerd. In die vele
duizenden bladzijden van het weekblad,
dat bestond van 1946 tot 1993, is
uniek materiaal te vinden dat nooit
in album werd gepubliceerd. Verschillende
grote namen van nu publiceerden
als beginnend tekenaar in Kuifje
en sommigen maakten er zelfs hun
debuut in de stripwereld.
Zo kwam er onlangs een stripje boven
water dat werd gepubliceerd in Kuifje
nummer 26 (1976) onder de titel
De Val. Bovenaan de pagina
staat als een soort serietitel Humor
van Igor, maar de naam van
deze maker keert in latere jaren
niet terug in de bladzijden van
het weekblad. Het lijkt hier dus
te gaan om een eenmalige bijdrage.
Tekenaar Patrick Van Oppen,
bekend van de strip De Vries
uit het hedendaagse weekblad Eppo,
kwam op stripforum De
Getekende Reep met de suggestie
dat het hier wel eens zou kunnen
gaan om vroeg werk van Grzegorz
Rosinski, die we natuurlijk
vooral kennen van bestsellerseries
als Thorgal, De Klaagzang der
Verloren Gewesten en het onbetwiste
meesterwerk De Chninkel.
Patrick meende vooral in de arceringen
de stijl van de Poolse meester te
herkennen.
Nieuwsgierig
legden we deze kwestie voor aan
kenner Tom Vermeeren,
die samen met Gert Bussens
een uitgebreid interview
met Rosinski publiceerde in Brabant
Strip Magazine 184. Tom wist
onmiddellijk te melden dat het hier
inderdaad gaat om een gag van Rosinski
en als bewijs produceerde hij dezelfde
pagina uit de Franstalige versie
van Kuifje, Tintin. In
die versie
is helemaal geen sprake van Igor
en staat in het eerste plaatje,
onder de originele titel Le
Piège, gewoon de naam
Rosinski vermeld. Tevens wordt ene
Jaroszynski genoemd,
met wie Rosinski rond diezelfde
tijd een aantal korte gags publiceerde
in het weekblad Robbedoes.
Waarom deze namen in de Nederlandse
vertaling zijn weggelaten is een
raadsel. Misschien omdat de gag
oorspronkelijk voor Robbedoes
was bedoeld?
Bij nader inzien blijkt het hier
dus te gaan om het debuut van Rosinski
in het weekblad Kuifje,
amper een jaar voordat hij van start
ging met de reeks Thorgal
op scenario van Jean Van
Hamme. Niet alleen kan
dit nu correct worden vermeld in
de Kuifje Index, maar voor
de Rosinski-fans is het een belangrijke
ontdekking en een goed voorbeeld
van wat er via crowd-sourcing
boven water kan komen.
Als uitsmijter is er nog onderstaande
zwart-wittekening van Rosinski waarin
hij in 1975 probeerde bij Kuifje
een voet tussen de deur te krijgen.
(bijdrage
van Ed Hengeveld met dank aan Tom
Vermeeren voor de afbeelding van
de Franstalige gag)
09/07
Kuifje,
Robbedoes, Guus Slim en George Bush in de
jungle
Bijna
alle covers van Kuifje
zijn mythisch te noemen. Je hebt
ze vast al zodanig veel keer gezien
dat je moeiteloos de titel bij een
Kuifje-cover kan plaatsen
als je enkel de illustratie ervan
zou zien. Maar kende je ook de knipoogjes
in andere stripreeksen naar de cover
van Het Gebroken Oor?
In Robbedoes en Kwabbernoot
7: De Dictator en de Paddenstoel
laat André Franquin
zijn personages de rivier in het
oerwoud van Palombië afvaren.
Ze beseffen niet dat de Marsupilami
liever met hen teruggaat dan in
zijn natuurlijke biotoop te verblijven.
Op de plaats van de indiaan en Kuifje
roeien nu respectievelijk Kwabbernoot
en Robbedoes terwijl een triestige
Spip voor Bobbie doorgaat.
Maurice Tillieux
bewonderde Hergé
voor diens heldere tekenstijl. Toch
werd van hem verwacht dat hij —
net zoals zowat elke komische striptekenaar
in de jaren 1950-1960 van het weekblad
Robbedoes — in de
tekenstijl van André Franquin
zou werken. In Guus Slim 5:
De Hel van Taxiguay nemen de
Chiriki-indianen het roeien voor
hun rekening. Voor Guus Slim (nog
in zijn gele gevangenisplunje met
zwarte strepen) en inspecteur Horatius
Spek is het avontuur weldra ten
einde, Vlinder zit in het bootje
achter hen. De papegaai ter hoogte
van de voorkant van het bootje herinnert
aan Bobbie en/of Spip.
En
dan komen we bij deze nevenstaande
cover van het veelgelezen Britse
weekblad The Economist.
Het nummer met een oplage van 1
miljoen exemplaren dateert van 19
februari 2005. In deze periode bezocht
toenmalig Amerikaanse president
George Bush België.
De Britten achtten dat Bush op zijn
hoede moest zijn wanneer hij België
en de rest van Europa zou betreden.
"Op dit ogenblik zijn de inboorlingen
er vriendelijker dan een poosje
geleden, maar hun grijns kan misleidend
zijn," was de teneur van het
coverartikel.
De vergelijking met de cover van
Het Gebroken Oor is misschien
vergezocht. Toevallig vergeleek
de website van de BBC
op 18 februari 2005 onze toenmalige
minister van buitenlandse zaken
Karel De Gucht
explicieter met Kuifje. De minister
blunderde in de voormalige kolonie
Congo door tijdens een diplomatieke
reis zich neerbuigend uit te laten
over de Congolese politici. Op de
website stond een tijdlang een foto
van De Gucht naast een portret van
Kuifje.
Het album Kuifje in Congo
of Kuifje in Afrika ontlokte
dan al een zoveelste golf van verontwaardiging
over het vermeende racistische karakter
en de koloniale vooroordelen van
Kuifje en Hergé.
25/06
Marvano's
Eeuwige Oorlog-haardroger in Lego
Blijkbaar
bestaat er onder liefhebbers van
Lego een soort competitie om op
basis van hetzelfde voorbeeld zo
knap mogelijk een eigen versie in
de plastieken bouwsteentjes na te
maken. Ze noemen dat een MOC. Steef
de Prouw en Giovanni
Seynhaeve zijn zo'n gepassioneerde
knutselaars. Ze delen ook een adoratie
voor de sf-trilogie De Eeuwige
Oorlog van Marvano
en Joe Haldeman.
Dat moest wel leiden naar een MOC.
Hierboven en hieronder zie je enkele
voorbeelden, veel meer kan je zien
op deze
website.
De detailfoto's tonen aan hoe vernuftig
het tuig wel in elkaar zit. Het
plezante is dat Marvano de vorm
van het ruimteschip baseerde op
een dagdagelijks gebruiksvoorwerp:
een ordinaire haardroger! Voor andere
ruimtetuigen nam hij er ook speelgoed
van zijn dochtertje bij.
11/06
Bravo
voor Edgar P. Jacobs
Op
3 mei 1936 gaf Nederlander Jean
Meuwissen vanuit Brussel het
eerste nummer van Bravo!, "het
groote weekblad voor jongeren", uit.
Tot 1 juni 1940 verscheen het enkel in
een Nederlandstalige editie. Tijdens de
Tweede Wereldoorlog viel de Nederlandse
markt weg. Bravo! werd een Belgisch
stripblad dat net zoals Robbedoes
en na de oorlog ook Kuifje in
de beide landstalen verscheen. Dat gebeurde
vanaf december 1940. Dankzij heliogravure
zagen de kleuren er prachtig uit, beter
dan bijna gelijk welk ander tijdschrift
uit deze periode. Het avontuur duurde
nog tot 1951. Naast Amerikaanse strips
kregen ook auteurs van hier hun kans.
Marten Toonder en Willy
Vandersteen bijvoorbeeld, en
ook Edgar P. Jacobs.
Hij werd er aangenomen om illustraties
te verzorgen bij sprookjes en leesverhalen.
Een eerste illustratie verscheen in 1941.
De in 1934 door Alex Raymond
gecreëerde sf-reeks Flash Gordon
was er al bij vanaf 1936 onder de
naam Stormer Gordon. Als Silvester
ooit verlegen zit om een even briljante
serie à la Prins Valiant
van Hal Foster in een
supermooi jasje uit te geven, dan kan
het maar beter kiezen voor Flash Gordon...
Anyway, toen de Verenigde Staten
tot de oorlog toetrad, werd het voor de
redacties in de bezette landen steeds
moeilijker om aan hun Amerikaanse importstrips
te geraken. De Duitse censuur lag op de
loer. Amerikaanse superheldenstrips waren
intussen verboden. Bij Robbedoes
moest Jijé een
lopend verhaal van Superman afwerken,
aan Jacobs werd gevraagd om een avontuur
van Flash Gordon te voltooien
in vijf platen. Alle vaste personages
tekende Jacobs zonder probleem na: Flash
Gordon, zijn vriendin Dale en aartsvijand
Ming. Het resultaat zie je onderaan dit
artikel. Besef dat dit de eerste stripplaten
van Jacobs waren... en al meteen op zo'n
hoog niveau.
Om het verlies van Flash Gordon goed
te maken, kreeg Jacobs vervolgens de opdracht
om een nieuwe sf-strip te bedenken. Dat
werd De U-Straal met het hoofdpersonage
Lord Calder naar het fysieke voorbeeld
van zijn goede vriend Jacques
Laudy die ook in Bravo!
en daarna Kuifje publiceerde.
Calder evolueerde vervolgens naar het
personage Francis Blake. De Waalse uitgeverij
Editions l'Age d'Or gaf
eerder dit jaar De U-Straal uit
met een facsimilereproductie van de stripplaten
zoals ze in Bravo! verschenen
(zie voorbeeld bovenaan dit artikel).
Aansluitend werden ook de vijf Stormer
Gordon-platen opgenomen. Het album
raakte razendsnel uitverkocht. Editions
l'Age d'Or is trouwens ook de uitgever
van de meest uitgebreide en rijkelijk
geïllustreerde biografie over Jacobs.
Er bestaat interesse van een andere uitgever
om deze biografische reeks in het Nederlands
te vertalen, maar dt voornemen is nog
te voorbarig om het al als nieuws te verkondigen.
De U-Straal trok ook de aandacht
van Hergé die
Jacobs vroeg om samen te werken aan een
toekomstige uitgave in kleur van Kuifje.
Jacobs werd op die manier Hergés
eerste medewerker en ging halftijds aan
de slag als enerzijds decorontwerper en
anderzijds inkleurder voor de herwerkte
versies van Kuifje in Congo, Kuifje
in Amerika, De Schat van Scharlaken Rackham,
De Scepter van Ottokar en De
Blauwe Lotus. Hij werd ook nog belast
met opzoekingswerk voor De Zeven Kristallen
Bollen en De Zonnetempel.
En
dan kwam er op een dag ook nog zijn eigen
reeks Blake en Mortimer bij.
04/06
Interview
met Guust Flater
In
1971 lanceerde het weekblad Robbedoes
een interviewrubriek. Jan Van
Rompaey opende de rubriek met
een tweedelig interview met Godfried
Bomans. Meteen daarna nam Jos
Thomasse het van hem over om
andere bekende Vlamingen en Nederlanders
te interviewen. Hij werd opgevolgd door
Nederlander Joop Feijtes
die als redacteur en vertaler werkzaam
was voor Robbedoes. De twee brachten
onder meer Dora Van der Groen,
Gaston Roelants, Anton
Geesink, Zangeres Zonder
Naam, Will Tura,
Zaki, Wannes
Van de Velde, Louis Paul
Boon, Roger De Vlaminck,
Robbe De Hert, Johan
Cruyff,... vor hun microfoon,
niet van de minsten.
Het laatste interview van 1971 gebeurde
met een dierentemster waarop de rubriek
een andere weg insloeg. Voortaan zou in
praktisch elk nummer iemand aan bod komen
die over zijn beroep vertelt. In de jaren
die volgden, tot 1977 warain de rubriek
werd opgedoekt, passeerde werkelijk elk
mogelijk beroep. Maar voor nummer 2000
van 12 augustus 1976 had Joop Feijtes
een interview voorzien met een wel heel
speciaal iemand: jongste bediende Guust
Flater. André Franquin
maakte exclusief voor dit interview illustraties
die op foto's werden gemonteerd. Omdat
deze rubriek enkel in het Nederlands verscheen,
is het compleet vergeten geraakt door
Franstalige verzamelaars waardoor de tekeningen
zelden — zeg maar nooit —
zijn gereproduceerd in publicaties over
Franquin. Ook de tekst is prettig om te
lezen. Geniet dus dubbel van deze bijdrage.
We lichten ondertussen enkele Franse verzamelaars
in...
21/05
Tekenende
Bob Dylan-fans
Op
24 mei mag Bob Dylan
zeventig kaarsjes uitblazen. Hij brak
in 1963 door bij een groter publiek met
zijn tweede album The Freewheelin'
Bob Dylan en zijn legendarisch geworden
optreden op het Newport Folk Festival.
Op de platenhoes loopt hij door West Forth
Street in New York met zijn toenmalige
vriendin Suze Rotolo
aan de arm. Zij was verreweg Dylans belangrijkste
muze.
In werkelijkheid was hun verhouding niet
zo harmonisch. Dylans razendsnelle opkomst
en Rotolo's jeugdigheid — ze was
17 toen ze Dylan leerde kennen —
zetten de relatie onder de druk. Toen
Rotolo een jaar in Italië ging studeren,
was Dylan volledig ontredderd. Dit was
de inspiratiebron van een aantal van zijn
meest desolate liedjes: Tomorrow is
a Long Time, het enige nummer van
Dylan dat Elvis Presley
ooit opnam, en Boots of Spanish Leather
van The Times They Are A-Changin'.
Blowin' in the Wind, ongetwijfeld
Dylans bekendste song, staat eveneens
op The Freewheelin' Bob Dylan.
Dylan is een van de belangrijkste muzikanten
van de geschiedenis. Ook onder striptekenaars
heeft hij fans. De leukste, en ook minst
opvallende knipoog, verwerkte voormalig
Nero-tekenaar Dirk Stallaert
in de achtergrond van strook 97 uit Nero
139: Operatie Ratsjenko. Let maar
eens op de personages rechts in beeld
op onderstaande prent en de platenhoes.
De inkleurster was niet op de hoogte van
het grapje en gebruikte andere kleuren.
Een andere cameo van Bob Dylan vinden
we in het eerste album van De Geverniste
Vernepelingskes van Jan Bosschaert
en Urbanus. Urbanus is
een absolute Dylan-fan. Een samenwerking
met Stallaert kwam er misschien mede daardoor
sowieso. Dat gebeurde met Plankgas
en Plastronneke en Mieleke Melleke
Mol.
Als toemaatje een muzikale en ook wel
kritische Dylan-gag van Zep
(die zijn pseudoniem koos naar de band
Led Zeppelin) uit het bij Dupuis
verschenen Harde Muziek en Doffe Ellende
dat later door Daedalus
werd heruitgegeven als Happy Rock.
14/05
Ana
Lima = Druuna
Het
is geen geheim dat tekenaars wel eens
foto's natekenen, sommigen overdreven
veel meer dan anderen. Uit alle interviews
die we ooit hebben gelezen, komen twee
tijdschriften naar voor als populairste
inspiratiebronnen. Dat zijn National
Geographic en Playboy. Het
bekende blootblad wordt dan vooral gebruikt
om de anatomie van vrouwen te bestuderen.
Van onder meer François
Walthéry, Régis
Loisel en Philippe Francq
is geweten dat ze het blad tot zich namen
of nog steeds nemen.
Ook de Italiaanse tekenaar Paolo
Eleuteri Serpieri baseerde zich
voor bovenstaande pin-up van Druuna op
een Playboy-fotoshoot uit 1989.
De vrouw die hij natekende heet Ana
Lima, een Braziliaans blootmodel,
niet te verwarren met haar bekendere landgenote
Adriana Lima. Serpieri
gaf haar in de getekende versie nog meer
rondingen. Voor andere tekeningen gebruikte
hij foto's van de de acterende modellen
Valérie Kaprisky,
Isabelle Adjani,
Raquel Welch en anderen.
Ondertussen is Serpieri gestopt met tekenen.
Hij sukkelt met zijn gezondheid. Ook zijn
handen hebben onder zijn kwalen te lijden.
30/04
Van
Albator tot Daft Punk
Na
een jarenlange opmars van manga's in zowat
de hele striplezende wereld — uitgezonderd
het bastionnetje van dwarsliggers in Vlaanderen
en Nederland! — brokkelt het aandeel
van de kleine boekjes de laatste jaren
af. Vertaaluitgevers in het buitenland
schroeven het aantal reeksen terug of
stoppen er gewoon helemaal mee zoals Tokyopop
onlangs in de Verenigde Staten.
Dat
na de Japanners vooral de Fransen een
mangaminnend publiek is, komt grotendeels
door een tv-show voor kinderen die op
TF1 werd uitgezonden. Ook de
dertigplussers onder onze lezers zullen
Club Dorothée (1987-1997)
na nostalgische overpeinzingen misschien
nog kunnen associëren met animereeksen
als Goldorak, Inspector Gadget, Les
Chevaliers du Zodiac, Capitaine
Flam en de Power Rangers.
Zonder er wellicht ook maar een gedubt
woord van te begrijpen, gaapten Vlaamse
jonkies naar fantastische sciencefictionwerelden
waar werkelijk geen rem op stond. Alles
was mogelijk. De tv-makers toonden zich
van hun hipste kant want de Japanse import
volgde niet lang na de uitzendingen van
de tekenfilmreeksen in Japan. En tegelijk
met de anime werden gelijknamige mangareeksen
gelanceerd. Vaak is daardoor niet duidelijk
of bijvoorbeeld Les Chevaliers du
Zodiac eerst een manga of een anime
was of omgekeerd. In dit geval was er
eerst de mangaserie.
Nog
vžžr deze hypersciencefictionserie
op het kleine scherm werd vertoond was
er al Albator. Samen met Goldorak
behoorde de ruimtepiraat tot de eerste
generatie van Japanse helden waarmee Franse
kindertjes kennismaakten. Ook Albator
startte als een mangareeks, in een eerste
versie bedacht door Leiji Matsumoto
in 1953 en effectief als manga gepublicered
vanaf 1977. In het Japans heet de reeks
Uchû Kaizotu dat letterlijk
te vertalen is als Kapitein Harlock.
Om de voor de hand liggende verwarring
te vermijden met kapitein Haddock uit
Kuifje werd er voor de Franse
markt besloten om er kapitein Albator
van te maken. Een trits serietjes gingen
aan de uiteindelijke Albator
vooraf waarin ofwel het personage van
de kapitein of nevenfiguren (zoals zijn
vrouwelijke alter ego Emeraldas die ook
de hoofdrol vertolkte in een eigen anime-
en mangareeks) werden uitgeprobeerd en
vastgelegd. Zijn beste vriend dook bijvoorbeeld
op in een westernmanga. In 1977 volgde
de eigenlijke mangareeks Albator.
Matsumoto had er duizend pagina's voor
nodig, verdeeld over vijf uitgaven. De
Franse uitgeverij Kana
vertaalde ze allemaal. Tussen 1980 en
1981 gaf Dargaud in acht
albums een volledig hertekende versie
uit die meer aansloot bij de traditionele
Franco-Belgische tekenstijl.
Albator speelt zich af in 2977. Alle
landen op aarde zijn verenigd tot één
natie die wordt geregeerd door een gouverneur.
Japan heeft het in realiteit al altijd
hard te verduren gekregen door opeenvolgende
aardbevingen en tsunami's, in strips is
dat niet anders. In Albator crasht
een gigantische bol uit de ruimte op Japan
en vernielt nagenoeg het hele eiland.
Een wetenschapper waarschuwt iedereen
ervoor dat dit pas de voorbode is van
nog groter onheil. Een mysterieuze vrouw
vermoordt hem kort daarop voor de ogen
van zijn zoon, Tadashi. Deze laatste wordt
eveneens aangevallen, maar Albator kan
'm op het nippertje redden. Hij lijft
'm in bij zijn bemanning en legt uit dat
de aarde het doelwit is van het buitenaardse
ras, de Sylvidres. Tadashi ontmoet aan
boord van Albators ruimteschip Arcadia
(later Atlantis genoemd) een bonte verzameling
personages, op het eerste zicht allemaal
leeglopers die aan de drank zitten. In
werkelijkheid gaat het om het leger van
Albator, de ruimtepiraat. Zij nemen het
op tegen de buitenaardse invasie en leveren
een eindeloze strijd.
Dat laatste mag je ook letterlijk nemen
want in de stripreeks kwam er officieel
nooit een slot aan de ruimteveldslagen.
De stripreeks eindigde met een ontmoeting
tussen Albator en Sylvidra, de koningin
van de Sylvidres. Een jaar na de verschijning
van de manga's, in 1978, startte de animeadaptatie.
Omdat dit alle tijd opslorptre van Masumoto,
liet hij de manga links liggen en zette
de strijd van Albator voort als tekenfilmserie.
Maar Albator keerde in 1980 alsnog terug
in een manga-one-shot dat aan zijn jeugd
werd gewijd.
Na drie seizoenen als animeserie (Albator,
le Corsaire de l'Espace in 1978-1979,
Albator 84 in 1982-1983 en Galaxy
Express 999 in 1982-1983) kende Albator
in de jaren 1990 een revival. In 1992
volgden L'Anneau des Nibelungen
(tevens de eerste manga die op het internet
werd gepubliceerd) en in 1996 Le Second
Voyage du Galaxy Express 999 die
eveneens als mangareeks werden uitgegeven.
In 2003-2005 liep de meest recente serie,
Space Symphony Maetel. E bestaat
ook een zevental animefilms.
In
2001 deden de anonieme heren van de Franse
elektropopsensatie Daft Punk
een beroep op Matsumoto. Hij produceerde
clips voor alle veertien nummers van hun
tweede album Discovery waarvan
One
More Time de grootste hit werd.
Samen vormen de clips de ongeveer één
uur lange animefilm Interstella 5555:
The 5tory of the 5ecret 5tar 5ystem
die in 2003 op dvd uitkwam. Er wordt geen
woord in gesproken. De geest van Albator
waart min of meer rond in deze knap geanimeerde
kortfilmpjes met vier blauwe wezens (zoals
de Vineanen uit Yoko Tsuno!).
Samen vormen de The Crescendolls. Ze beleven
meeslepende avonturen in de ruimte. Want
alles komt steeds terug.
23/04
Lucky
Luke door Jean Giraud /
Blueberry door Morris
In
december 1971 vierde de komische westernklassieker
Lucky Luke zijn vijfentwintigste
verjaardag. De reeks liep toen al in het
Franse stripweekblad Pilote van
uitgeverij Dargaud nadat
MorrisRobbedoes
en Dupuis verliet. Dat
zijn scenarist René Goscinny
de sterke man was bij Pilote,
dat ook Asterix en Iznogoedh
publiceerde, had daar veel mee te maken.
Maar eigenlijk gaf de betere albumuitgave
van Dargaud voor Morris ook de doorslag.
Bij Dupuis wilden of konden ze Lucky
Luke in het Frans enkel als gebrocheerde
hardcoveralbums uitgeven. Dargaud had
mooiere gekartonneerde uitgaven.
Soit, verschillende auteurs (zoals Claire
Brétecher, Gotlib
en Druillet) leverden
diverse gags voor het speciale verjaardagsnummer.
Jean Giraud, van de realistische westernklassieker
Blueberry, had een ander idee.
Hij hertekende in zijn eigen tekenstijl
een pagina uit het verhaal Tenderfoot.
Als bedanking gooide Morris zich op een
pagina uit het Blueberry-verhaal
De Mijn van Prosit. Je vindt
deze versies hierboven en hieronder. Omdat
ze tien jaar later ook werden gepubliceerd
in Stripschriftspecial 3 over
Lucky Luke, maar dan enkel in
zwart-wit, konden we de vertaling monteren
op de Franse pagina's uit Pilote.
En
dat Morris de grotere kenner was van westerns
bewees hij door scenarist Jean-Michel
Charlier te vermanen in de extra
uitleg over een necktie party.
16/04
Wat
een tekenaar lijden kan (door Chaland)
"Wil
je rijk worden zonder je in te spannen?
Een gewaardeerd beroep uitoefenen dat
je de ster op iedere stripbeurs maken
zal? Neem dan de lessen van Chaland en
Manœuvre ter harte. Word tekenaar.
Word tekstschrijver. Hoe dat moet? Lees
aandachtig de volgende vier pagina's.
Deze superprofs zulen alle geheimen van
het vak voor je ontsluieren."
Met deze woorden werden de vier komische
strippagina's ingeleid in het Stripjaarboek
'84-'85. Ze verschenen eerder in
het Franse blad Rigolo. De auteurs
zijn Yves Chaland en
Philippe Manœuvre.
Chaland is effectief een gevierd tekenaar
geworden, maar dan met een bescheiden
stripproductie zoals Freddy Lombard,
Bob Fish, Adolphus Claar, De Jonge Albert
en een kwartverhaal van Robbedoes
en Kwabbernoot. In de reclamebusiness
liet hij zich des te meer gelden met honderden
illustraties en een stijl die menigmaal
werd nagebootst. Hij kwam samen met zijn
dochtertje om in een verkeersongeluk in
1990. Hij was amper 33 jaar.
09/04
De
oorspronkelijke Blacksad
Juanjo
Guarnido mag dan wel furore maken
als tekenaar van Blacksad, er
wordt wel eens vergeten dat ook zijn scenarist
Juan Daz Canales
een onderlegd tekenaar is. Hij was niet
alleen actief als animatietekenaar, hij
had oorspronkelijk het plan om Blacksad
zelf te tekenen.
Beide auteurs volgden in Madrid dezelfde
studies als animatietekenaar. Al vroeg
hadden ze zin om samen te werken aan een
strip. Canales had al enkele zelf getekende,
niet gepubliceerde kortverhalen van Blacksad
op zijn actief die bestemd waren voor
Spaanse stripbladen. Aan Guarnido bezorgde
hij kopies van dit Blacksad-project.
Guarnido stelde voor om deze aan de kant
te leggen en ineens voor een stripreeks
rond de kater te gaan. Maar de afstand
(Canales woonde in Madrid, Guarnido verkaste
inmiddels naar Parijs) en hun beider veeleisende
animatiewerk gooide roet in het eten en
veroorzaakte uitstel. Het duurde nog enkele
jaren tot ze zich weer aan het project
konden zetten.
De reden om een duistere detectivestrip
met dieren te bevolken, zat 'm voor Canales
in het spel van contrasten. In een ernstige
uitleg zette hij het actuele polargenre
(dat volgens Canales amper een eeuw oud
is) tegenover de dierenfabels van weleer.
Voor Guarnido was de uitleg simpeler:
hij tekent gewoon graag dieren en hij
hield van de uitdaging om deze in een
realistische setting te integreren. Hij
exploiteert graag het genre om ironische
en komische situaties te creëren.
Hierbij maakte hij de vergelijking met
het konijn Eusebio uit Sabels en Galjoenen
dat hij hilarisch vindt.
in het lijstje invloeden bevinden zich
verder nog Raymond Chandler
voor het noirgenre, de film The Big
Sleep met Humphrey Bogart
en Lauren Bacall
voor de dialogen en eigenlijk ook die
andere Bogart-klassiekers Key Largo
en The Maltese Falcon voor de
personages, James Ellroy's
verfilmde roman L.A. Confidential
voor het filmische van de roman,
het album De Jager uit de reeks
Op Zoek naar de Tijdvogel voor
het creëren van rustpauzes, Alack
Sinner van José Muoz
en Carlos Sampayo voor
het expressionistische zwart-witgebruik,
de film Seven voor de sombere
sfeerschepping, de film 12 Angry Men
en de Hitchcock-klassieker
Vertigo voor de sfeer van een
huis clos, Disney uiteraard
voor de dierenpersonages en een resem
stripateurs om diverse (grafische) redenen:
Francisco Ibaez
(van Paling en Ko), Carlos
Gimenez, Mœbius,
Hermann, André
Juillard, Miguelanxo
Prado en Albert Uderzo.
In het bijzonder vermelden we ook David
Mazzucchelli en Frank
Miller met het onlangs door Nona
Arte heruitgebrachte Daredevil:
Wedergeboorte. Daarin komt onderstaande
scène voor waarin de machtige Kingpin
wordt voorgesteld. De camera cirkelt vaagweg
rond hem. Guarnido ontleedde deze plaat
als volgt: "In de eerste prent zie
je hem vanop de rug en lijkt hij de stad
aandachtig te overzien. Daarna komt de
camera dichter en zien we dat hij rookt.
De camera toont zijn portret daaropvolgend
frontaal in beeld wat hem een werkelijk
sterk angstaanjagende psychologie geeft.
Tegelijkertijd kan je lezen wat hij denkt
in de tekstblokken die links over de hele
plaat in een kolom staan. Zoiets kan je
alleen in een stripverhaal!"
02/04
Gewraakte
martelscène
Op
pagina 13 van Een Avontuur van Johan
1: De Nederlaag van Basenau 'ondervragen'
Johan en de graaf van Tremelo een gevangen
genomen troubadour die eigenlijk een spion
is van heer Basenau.
De ondervraging bestaat in albumvorm uit
het kietelen van de voeten met een strohalmpje.
Maar eigenlijk had Peyo
aanvankelijk een extra scène voorzien
die voorafgaat aan dit lieflijke tafereeltje...
Misschien
heb je je ooit tijdens het lezen afgevraagd
waarom de troubadour plots een dikke buik
heeft nadat hij losgemaakt wordt van de
pijnbank. Dat komt dus door de gewraakte
scène. Daarin kapt de beul met
behulp van een trechter een volle emmer
water in de arme spion.
Toen uitgever Charles Dupuis
deze plaat in 1953 onder ogen zag, zei
hij vrolijk: "O! Een martelscène!
Wat zal de censuur hiervan zeggen?"
Door een strenge Franse wet moesten brave
kindertjes behoed worden voor alle vormen
van geweld, seks en dies meer.
Peyo, die hiermee zijn debuut maakte bij
uitgeverij Dupuis en het weekblad Robbedoes,
liet de scène uiteraard uit het
verhaal schrappen. Tot op de dag van vandaag
blijft het een onuitgegeven scène.
André Franquin
stond trouwens naast meneer Dupuis toen
hij de plaat onder ogen zag en schaamde
zich jaren later nog voor deze gênante
situatie. Hij had immers Peyo binnengeloodst
bij Dupuis nadat ze collega's waren bij
de tekenfilmstudio CBA
die failliet ging.
26/03
De
klap op 29 september
Op
29 september 1983 zou er een schok doorheen
de stripwereld gaan, althans volgens het
weekblad Robbedoes. In de weken
daaraan voorafgaand verschenen in het
blad teasers om de lezers te doen uitkijken
naar de bewuste datum. We hebben ze hier
allemaal voor je verzameld.
De bewuste 29ste september 1983 gebeurde
er niet veel. De lay-out van het blad
veranderde drastisch en er werd voortaan
gekozen voor een groter aantal pagina's
voorpublicatie waardoor een verhaal al
in vier weken compleet verschenen was.
Nieuw was wel de aanwezigheid van een
trits Vlaamse en Nederlandse auteurs die
eindelijk een volledig katern in Robbedoes
tot hun beschikking hadden. Biebel
verscheen voor het eerst, Circus Maximus
van Hec Leemans werd
gepubliceerd en ook nog Sloeber
van Jeff Broeckx, Annie
en Peter van Jean-Pol en
diverse meer. Aan Nederlandse zijde leverden
onder meer Willem Ritstier,
Gleever, Toon
en Peter De Smet (Morgenster
en Durandel) nieuwe reeksen.
Maar lang zou de hogere Nederlandstalige
aanwezigheid niet duren evenwel. Bovendien
bleef het Nederlandstalige publiek verstoken
van bepaalde Franstalige nieuwigheden
waaronder het vierde en laatste verhaal
van Frommeltje en Viola dat tot
op heden nog niet is vertaald.
19/03
Puzzleposter
van het weekblad Kuifje
Met
ingang van nummer 2 van 1971 onderging
het weekblad Kuifje een facelift
die al een aantal weken tevoren werd aangekondigd.
Vanaf nummer 50 van 1970 gebeurde dat
onder meer door een wekelijkse strippagina
van de hand van Dupa,
getiteld De Vrolijke Spion, waarin
langzaam werd onthuld wat er stond te
gebeuren. In nummer 51 werd er zelfs een
cover aan gewijd. Volgens een redactioneel
ging het niet om een paar kleine wijzigingen,
maar om "een onafgebroken lawine
van verrassingen" die van 1971 "een
groots jaar" zouden maken met een
flinke hoeveelheid nieuwe stripverhalen.
Deze "sprong naar voren" zou
twaalf maanden lang eenieder verbazen
en leiden naar "nieuwe horizonten,
waar verrassingen en ontdekkingen wachten".
Geen week zou voorbijgaan zonder iets
nieuws.
Welke wijzigingen werden nu concreet aangekondigd
door deze gedurfde beweringen? Naast een
iets groter logo op de cover waren er
wat nieuwe rubrieken, zoals het uitneembare
en educatieve Magazine 2000 en
de Tibetton-karikaturen door
Tibet. Wat nieuwe strips
betreft bracht 1971 onder meer Go
West door Derib
en Greg, Yorik
door Eddy Paape en André-Paul
Duchâteau, Dani Futuro
door Carlos Gimenez en
Victor Mora, Grizzly
door Claude Auclair en
De Panters door Eduard
Aidans en Greg. Later in het
jaar vierde het blad zijn vijfentwintigste
verjaardag en was er de langverwachte
terugkeer van Blake en Mortimer in
De Drie Formules van Professor Sato
door Edgar P. Jacobs.
Een
nieuwigheid die al meteen in Kuifje
nummer 2 van 1971 van start ging was de
Puzzleposter. Bij de introductie viel
te lezen dat het hier ging om "een
opwindend spel, een unieke verzameling
en de start van de mooiste poster die
je ooit bij je aan de muur gehad hebt".
De Puzzleposter beloofde voortdurende
spanning en zou plezier, veel kleuren
en veel vrolijkheid brengen. Een nuchtere
waarnemer zou zeggen dat het gewoon ging
om een poster in acht delen die in achtereenvolgende
weken zou worden geplaatst. In dit geval
een afbeelding uit Roze Bottel,
getekend door Dany.
De wervende introductie legde uit dat
het belangrijk was om niets te missen
in de ontwikkeling van de poster en toch
vooral alle delen te verzamelen. Een weinig
subtiele methode om de jonge lezertjes
te bewegen om elke week een exemplaar
van het blad te kopen. Als de afbeelding
na acht weken compleet was zou de lezer
het antwoord krijgen op een vraag die
heel vaak door de lezers van Kuifje
gesteld werd.
Men werd aangeraden om te wachten tot
de poster na acht weken compleet was en
dan pas te beslissen wat te doen: het
blad intact laten en de poster op de grond
uitleggen of de onderdelen uitknippen
en op de muur plakken. Om hem hier te
kunnen afbeelden hebben we gekozen voor
een derde mogelijkheid die in 1971 nog
niet bestond: Photoshop. En zoals op het
resultaat is te zien, bleek bij de achtste
en laatste aflevering dat het ging om
het huwelijk van Roze Bottel met Duifje
Vleugelslag. Kennelijk waren die na drie
verhalen in de reeks en geheel buiten
de strip om met elkaar getrouwd. Dat resulteerde
in een mooie plaat waarop tekenaar Dany
alle hoofd- en bijfiguren uit de reeks
op feestelijke wijze afbeeldde.
Klik op de afbeelding voor een grotere
versie.
Het lijkt erop dat Dany nogal tevreden
was met dit tafereel. In het Roze
Bottel-verhaal Een Vogel Vloog
Verloren, dat in 1973-74 in Kuifje
werd voorgepubliceerd, gebruikte hij deze
scène opnieuw, zij het gespiegeld
en in een andere context (zie de eerste
afbeelding hieronder). En in 1997 verscheen
er een ex-libris (afbeelding 2 hieronder)
waarop weer een andere variatie was te
zien. De scène uit de strip was
nu iets meer uitgewerkt en het perspectief
leek sterk op de Puzzleposter uit 1971.
Die Puzzleposter was overigens geen lang
leven beschoren. Vrij kort na de eerste
van Roze Bottel volgde er een
tweede, ditmaal getekend door Fred
en Liliane Funcken waarop
de slag bij Tannenberg in 1410 was afgebeeld.
Hoewel knap geschilderd was het een beetje
saaie plaat van vechtende ridders die
geen verrassende 'ontknoping' bevatte
zoals het huwelijk van Roze Bottel. Daarna
werd weinig meer vernomen van het fenomeen
Puzzleposter, maar in 1973 verscheen er
een variant onder de titel Het Langste
Kijkspel ter Wereld, ditmaal gemaakt
door Turk en Bob
De Groot en gesponsord door Kellogg's
Cornflakes.
Volgens de inleiding hadden beide makers
de Puzzleposters van enkele jaren eerder
bestudeerd en was hun doel het maken van
"een soort onbegrensd fresco met
figuren die voortdurend grappen maken
in een nooit eindigend decor". Na
een jaar en 52 afleveringen zou Het
Langste Kijkspel ter Wereld vijftien
meter lang zijn. Het idee om de afleveringen
in elkaar te laten overlopen, zodat het
in feite één lange plaat
werd, was leuk maar niet erg praktisch.
Weinig lezers van het blad Kuifje
zullen de ruimte hebben gehad om de 52
delen achter elkaar op de muur te plakken.
De humor van Turk en De Groot volgde de
seizoenen en begon met een nieuwjaarswens.
Het jongetje dat op de eerste plaat met
een 1973-vlaggetje zwaaide werd in de
laatste plaat geconfronteerd met een kloon
van zichzelf, die 1974 aankondigde.
Een tweede serie, ditmaal onder de titel
Het Grootste Kijkspel ter Wereld,
liep in Kuifje vanaf 1974 nummer
14 en was opnieuw van het echtpaar Funcken.
In 52 wekelijkse en ook nu weer op elkaar
aansluitende afleveringen werd een overzicht
gegeven van de complete wereldgeschiedenis,
van het ontstaan van de mensheid tot aan
de eeuw van de ruimtevaart. Dit moet een
nogal ambitieus project zijn geweest dat
zeer veel research vereiste, maar dat
kon je aan de Funckens wel overlaten gezien
hun grote historische kennis. Sponsors
van dienst waren Jimkana
(kaasworstjes) en Milkana
(toetjes). Overigens was het thema van
dit Kijkspel redelijk opmerkelijk
omdat het weekblad Kuifje in
de jaren 1950 en 1960 nogal katholiek
was. Met het afbeelden van oermensen op
een educatieve plaat werd kennelijk stilletjes
de evolutietheorie omarmd...