Dit is archiefpagina 3 van de rubriek Weetje v/d Week.

Klik verder naar alle eerdere updates, van Weetje 051 tot 075:

075 Raymond Macherots vingeroefening voor Chlorophyl
074 Jugurtha en de Rode Khmer
073 Jakke en Silvester, de vergeten verhalen
072 Ambachtelijk schilderen versus speed painting
071 Kleine meisje Sophie was ooit groot
070 Papegaaien papegaaien piraten na
069 Onpopulaire Krazy Kat in Pulp Fiction en op de arm van Michael Stipe
068 De pietà van Régis Loisel
067 Captain America nummer 1
066 Dubbel jubileum voor Rik Ringers
065 Rosinski's debuut in Kuifje
064 Kuifje, Robbedoes, Guus Slim en George Bush in de jungle
063 Marvano's Eeuwige Oorlog-haardroger in Lego
062 Bravo voor Edgar P. Jacobs
061 Interview met Guust Flater
059 Tekenende Bob Dylan-fans
058 Ana Lima = Druuna
057 Van Albator tot Daft Punk
056 Lucky Luke door Jean Giraud / Blueberry door Morris
055 Wat een tekenaar lijden kan (door Chaland)
054 De oorspronkelijke Blacksad
053 Gewraakte martelscène
052 De klap op 29 september
051 Puzzleposter van het weekblad Kuifje

 
01/10
 
 
Raymond Macherots vingeroefening voor Chlorophyl
Nog dit jaar start Casterman in het Frans met een grootscheeps herdrukprogramma van de reeks Snoesje in vijf integrales. Alle onuitgegeven kortverhalen en lange verhalen komen er ook in te staan. Le Lombard heeft het voornemen om in 2012 met die andere dierenstripreeks van Raymond Macherot uit te pakken: Chlorophyl. Aan het restaureren van onuitgegeven materiaal, het schrijven van een rijkgevuld dossier, een nieuwe lettering trouw aan die van Macherot en de herinkleuring van alle verhalen is veel tijd en zorg besteed. Drie integrales zijn voorzien. Wij stellen hier een kortverhaal van Macherot voor dat aan de basis lag van Chlorophyl en zijn hele verdere carrière als tekenaar van dierenstrips.

De legende wil dat Raymond Leblanc, de oprichter van het weekblad Kuifje en uitgever van Le Lombard, op een dag zijn oog liet vallen op een door Macherot getekend muisje dat op een wortel knabbelt. Leblanc was op zoek naar een dierenserie die de concurrentie moest aangaan met de strips in het concurrerende stripblad Mickey Mouse. Leblanc gaf Macherot de kans voor een eerste verhaal. Het vier pagina's tellende kortverhaal Operatie Geitenblad verscheen in 1953 in Kuifje.

Het marmotje Gustaaf en de muis Anselmo delen de hoofdrollen in Operatie Geitenblad. Net zoals in de vroegste verhalen van zowel Chlorophyl als Snoesje hebben de brave diertjes te kampen met een invasie van kwaadaadige dieren. In dit geval gaat het niet om de rat Anthraciet of Mispunt aan het hoofd van een leger ratten, maar wel om één enkel vliegend roofdier, de buizerd Koenraad. Om de bedreiging vanuit de lucht tegen te gaan, kiezen de diertjes voor het verzet. Kraaien vormen een escadrille en trekken in de aanval. Deze vingeroefening ontbreekt hopelijk niet in de integrale reeks van Chlorophyl. Je vindt er namelijk al de basis in voor de klassieker Chlorophyl tegen de Zwarte Ratten die in 1954 begon te lopen in het weekblad Kuifje.


 
24/09
 
 
Jugurtha en de Rode Khmer
Bovenstaande illustratie van Jugurtha en Vania schilderde Franz in 1978 voor een poster die in 1980 in het weekblad Kuifje zat. In deze periode reisde het duo nog steeds rond in Aziatische territoria. Het ene avontuur volgde op het andere, maar in De Rode Prins smokkelde Jean-Luc Vernal er een boel maatschappijkritiek in.

Het idee voor de potentaat, die met zijn zwarte mannen de bevolking tiraniseert en hen in ronduit mensonwaardige omstandigheden stort, kreeg de scenarist eind 1978 van een Duitse journalist die hij in de luchthaven van Berlijn ontmoette. De reporter kwam net terug van een reportage in Cambodja waar dictator Pol Pot de bevolking onderwierp. Vernal aanhoorde de horror die de reporter er ter plaatse aanschouwde. De Rode Khmer verdreef bewoners uit hun huizen in steden die leeg kwamen te staan. Typmachines, radio, televisie, scholen, de post, zelfs ziekenhuizen,... alles wat naar decadentie rook werd vernietigd. Geld, onderwijs, godsdienst en privébezit werden afgeschaft. De bevolking, ook de intellectuelen, moesten de rijstvelden op om er te werken tot ze erbij neervielen. Tussen 1975 en 1978, de periode waarin Pol Pot ogestoord zijn gang kon gaan, werden meer dan driehonderdduizend mensen geëxecuteerd en stierven er twee tot drie miljoen aan ziektes, foltering of door opsluiting. Vernal was een van de eersten van de Belgische pers om over de situatie te berichten. Hij zag er ook brood in om er een verhaal van Jugurtha aan te wijden. Op 25 december 1978 verdreven Vietnamese troepen de Rode Khmer. Pol Pot kon zich terugtrekken met zo'n dertigduizend getrouwen en bijna honderdduizend burgers nabij de grens met Thailand (dat hem steunde als buffer tegen Vietnam) waar hij nog dik twintig jaar standhield in de jungle.


De Rode Prins was tevens het verhaal waarin de rosse Vania zich definitief ontpopte als heldin. In de tweede Franstalige integrale van Jugurtha beweert Vernal dat Vania in de jaren 1970 het eerste vrouwelijke personage in een realistische serie was die meer betekende dan enkel opdraven als sidekick voor de mannelijke held. In 2010 stemden deelnemende lezers van De Stripspeciaalzaak haar tot de 45ste aantrekkelijkste stripheldin.


 
17/09
 
 
Jakke en Silvester, de vergeten verhalen
 
Als rechtgeaarde stripkenner herken je het bovenstaande rijtje covers van Jakke en Silvester (Jacky et Célestin in het Frans) vast wel. Het zijn de vier albums van François Walthéry's werkelijke debuutserie als studiomedewerker van Peyo. Ze verschenen tussen 1980 en 1985 in de collectie Jeugdzonden van Dupuis waarin oudere verhalen van bekende Dupuis-tekenaars werden gepubliceerd. De scenario's kwamen van Peyo, Vicq, Gos en Derib. Het zijn lang niet de enige verhalen van Jakke en Silvester, maar de zes andere werden nooit in album gepubliceerd. Nochtans kan het lijstje participerende auteurs mooie namen voorleggen: Will, Jo-El Azara, Francis Bertrand, Roger Leloup en Mittéï. Uit Leloups aanzet tot een elfde verhaal distilleerde hij het eerste avontuur van Yoko Tsuno.

Jakke en Silvester was Peyo's creatie voor de bijlage Le Soir Illustré van de Waalse krant Le Soir. Hij was hen een nieuwe serie verschuldigd nadat uitgever Dupuis de gagstripreeks Poesie afkocht. Elke nieuwe serie van Peyo, een vedette van Robbedoes, was namelijk welkom in het weekblad. Le Soir gaf Peyo zijn eerste kans met een voorloper van Johan, dus wilde hij de opdrachtgever niet in de steek laten door hem een nieuwe, beloofde serie te ontzeggen. Maar hij zat na de creatie van de eigen albumreeks van De Smurfen (in 1960 ingezet als microverhalen voor Robbedoes), de lopende reeks Johan en Pirrewiet en vanaf 1960 ook nog eens Steven Sterk tot over zijn oren in het werk.


Jakke en Silvester werd in datzelfde jaar 1960 zijn eerste studiostrip. Peyo hield zich bezig met het scenario en liet alle tekenwerk over aan medewerkers. Voor het eerste en tweede verhaal, Des Fleurs pour Mon Lüger (1960-1961) en La Ceinture Noire (1961-1962), kreeg Will nog de assistentie van Jo-El Azara die tevoren bij de Studios Hergé werkte. Un Biniou Jouera Ce Soir (1962-1963) kwam door hetzelfde team tot stand. Daarna koos Will voluit voor Baard en Kale dat hij even had overgelaten aan Marcel Denis na een uitstapje naar Kuifje. Jo-El Azara assisteerde Will eveneens voor Baard en Kale en het Isabel-verhaal Isabel en de Kapitein. De decors en ook de inkting dragen zijn signatuur. Voor het Jakke en Silvester-verhaal Et Que Ça Saute (1963) stond Azara er als tekenaar alleen voor. Na dit verhaal gaf hij er de brui aan. Hij wilde liever zijn eigen series tekenen. Die volgden effectief, met Taka Takata in 1965 voor het weekblad Kuifje als zijn bekendste wapenfeit.

Hieronder: zes reproducties van de originele platen, van links naar rechts en van onder tot boven: plaat 23, 24 en 42 uit La Ceinture Noire, plaat 6 en 31 uit Et Que Ça Saute en plaat 19 uit Un Biniou Jouera Ce Soir.


Voor het vijfde tot achtste verhaal vertrouwde Peyo alle tekenwerk toe aan zijn nieuwste, jongste medewerkler Walthéry. Na diens passage volgden tussen 1966 en 1968 nog eens twee episodes, Aventures de M. Bouffu en Les Penseurs de Rodin, waarvoor Francis als hoofdtekenaar met de hulp van Roger Leloup voor de decors en Mittéï als scenarist de krachten bundelden. Het verhaal van de daaropvolgende episode schreef Leloup zelf want het zag ernaaruit dat hij Jakke en Silvester helemaal kon overnemen. Daarin introduceerde hij een Aziatisch meisje. Het project werd niet verder uitgewerkt voor de krant, maar ging wel een nieuw leven leiden als een verhaal voor de nieuwe reeks Yoko Tsuno. In het eerste verhaal van Yoko Tsuno was zij ook maar een nevenpersonage naast Paul en Ben, Leloups versie van Jakke en Silvester, om zijn verhaal te kunnen recupereren.


Hierboven vind je twee covers van Walthéry voor de verhalen van Will. Tot een albumuitgave kwam het evenwel niet. De afbeelding van Des Fleurs pour Mon Lüger gebruikte het Waalse uitgeverijtje Noir Dessin in 2008 voor een Franstalige, gelimiteerde zwart-witbundel van alle Jakke en Silvester-verhalen door Walthéry.

De stripreeks voor de krant duurde een decennium lang, van 1960 tot 1970. In 1978 maakten Will en Peyo nog het twee pagina's tellende kerstverhaaltje Bezoek van de Kerstman voor nummer 2121 van het weekblad Robbedoes met een hoofding door Walthéry. Een aantal nummers eerder (vanaf 2112) begon Robbedoes met de publicatie van Walthéry's verhalen in het weekblad.

Alle nooit in album verschenen verhalen van Jakke en Silvester waren 44 pagina's lang, ideaal voor net wel een albumpublicatie. Waarom het er tot nu toe nooit van is gekomen in eender welke taal is ons een vraag.


 
03/09
 
 
Ambachtelijk schilderen versus speed painting
We stonden er een beetje van te kijken nadat we vernemen dat Jean-Louis Mourier zijn Trollen van Troy tegenwoordig volledig op de computer tekent. Wacom is ondertussen een ingeburgerd gereedschap geworden bij veel tekenaars. En dat hoeven niet eens de jonkies te zijn. Ook tachtigplusser Jean Giraud alias Mœbius bijvoorbeeld is al jaren een fervente computertekenaar. Op het Franse stripfestival van Angoulême demonstreerden internationale tekenaars de voorbije jaren hun kunsten op een Wacom op een eigen stand van de producent. Onder meer Mœbius, Olivier Vatine, François Boucq en een twintigtal anderen zie je in onderstaande filmpjes speed painten want zo heet de demonstratie waarbij de tekenaars niet langer dan één uur kregen om een tekening te maken.

Wie het liever ambachtelijker ziet, kan in het derde filmpje Grezgorz Rosinski aan het werk zien. Hij gaat een plaat te lijf uit het one-shot Western. Hij gebruikt daarvoor potlood, penseel, pen, breekmes en er komt ook een revolver aan te pas...







 
27/08
 
 
Kleine meisje Sophie was ooit groot
Dat striptekenaars zich voor personages wel eens baseren op hun eigen kroost, is genoegzaam bekend. Jean Roba bijvoorbeeld nam zijn eigen zoon Philippe als model voor Bollie. De cockerspaniël des huizes leidde naar Billie. Hoe ver de idyllische fantasie kan liggen van de werkelijkheid, manifesteerde zich in juli 1999 toen Philippe Roba na een ruzie met geweld een geladen geweer trok en het op zijn vrouw richtte met het dreigement dat hij haar zou vermoorden. In april 2002 werd hij veroordeeld voor poging tot moord. Tijdens het proces probeerde de advocaat een situatie te schetsen die het verschil in het familiale karakter tussen de populaire stripreeks en de realiteit moest verduidelijken. Philippe werkte bij zijn vader en werd daarvoor betaald. Na zijn wandaad moest hij in voorhechtenis en zijn vader ontsloeg hem omdat hij dus niet meer kwam opdagen op zijn werk. De advocaat vond dat een zwaar doorwegend feit om zijn cliënt enig respijt te geven. Maar de rechters hadden daar geen oren naar. Toch raakte hij ervanaf met een jaar gevangenis met uitstel door de ernst van zijn criminele daad te erkennen.

Wat doet die foto van dat leuke meisje hierboven dan? Als illustratie dat er dus nog andere auteurs zijn die hun kind als voorbeeld nemen voor een stripheld(in)... Maak kennis met Sophie De Mesmaeker, de dochter van Jean De Mesmaeker die we beter kennen als Jidéhem. Hij was de eerste en een van de trouwste medewerkers van André Franquin. Hij stond in voor het inktwerk en de decors van Robbedoes en Kwabbernoot en tekende naar de storyboards van de meester de eerste Guust-albums tot de gags op één pagina begonnen te verschijnen. Jidéhem ontleende aan het personage uitdrukkingen als "m'enfin" (vertaald als "nou moe") en "bof". De fysieke verschijning van Jidéhems vader leidde zelfs naar de bekende contractenman De Mesmaeker in Guust. Het was Franquins bedoeling om Guust na verloop van tijd volledig aan Jidéhem over te dragen. Dat gunde Franquin hem wel omdat Jidéhem toen geen eigen serie had. Maar op een dag kwam Jidéhem 'm vertellen dat hij weinig voeling had met de antiheld. Het personage was te soepel getekend en hij geloofde er niet echt in.

Jidéhem had ondertussen een eigen serie lopen, Starter. Starter was een personage dat Franquin ontwierp in 1956 voor de autorubriek van het weekblad Robbedoes. Twee jaar later liet hij Starter over aan Jidéhem die hem in de volgende twintig jaar (!) zou tekenen. In 1960 beleefde Starter een eerste avontuur als microverhaal, een jaar later gevolgd door het volwaardige vervolgverhaal Starter tegen de Brokkenmakers. Van Sophie was toen nog geen sprake. Zij kwam er pas in 1964, in het verhaal Het Ei van Karapolie. Na Starter en de Brokkenmakers en Het Huis aan de Overkant was dit het derde Starter-verhaal. Na het vierde verhaal, De Bel der Stilte, moest hij de plaats ruimen voor een sliert kortverhalen met Sophie vooraleer ze helemaal het voortouw nam. Voor de latere albumuitgaven werd Het Huis aan de Overkant herwerkt naar een Sophie-verhaal voor het zesde deel in de reeks door toevoeging van extra pagina's aan het begin en het einde. In augustus 2011 gaf Dupuis een eerste integrale uit van de reeks Sophie die de oorspronkelijke verhalen bundelt.



Sophie kende al een voorgeschiedenis. Begin jaren 1960 koesterde Jidéhem het plan voor een eigen stripserie met een jonge vrouw van een jaar of zeventien-achttien. Bovenstaande schets dateert uit deze periode. Maar hij was zijn tijd vooruit. Robbedoes was een traditioneel, deugdelijk blad. Toch kampte het met aanhoudende vermaningen van de Franse censuurcommissie die zeer streng toezag op alle stripbladen en strips die het land binnenkwamen. Meer uit protectionisme voor de eigen stripproductie eigenlijk, maar dat mocht niet luidop worden gezegd. Geweld en vrouwelijke vormen waren uit den boze. Uitgever Charles Dupuis was als er als de dood voor en legde zelfcensuur op. Toen Jidéhem met zijn bijna volwassen Sophie met een duidelijke boezem kwam aandraven, wilde hij er niet van weten. "Nee, geen meisjes in Robbedoes, het is een weekblad voor jongens! Bovendien hebben we al genoeg last met de censuur...", was zijn kordate antwoord. Jammer voor Jidéhem want vijf jaar later slaagden achtereenvolgens François Walthéry en Roger Leloup om respectievelijk Natasja en Yoko Tsuno geplaatst te krijgen. In de weekbladen van die tijd pionierden Walthéry en Leloup met hun sterke en slimme heldinnen.

De revolutie was al ingezet, maar Jidéhem had de boot dus gemist. Van Dupuis mocht hij wel een jonger meisje als sidekick voor Starter gebruiken. Dat gebeurde ongeveer tegelijk met de geboorte van Jidéhems dochter die naar de Franse actrice Sophie Desmarets werd genoemd. Haar familienaam Karamazout (Karapolie in het Nederlands) verwees naar De Gebroeders Karamazov van de Russische schrijver Fjodor Dostojevski. Sophie zou aanvankelijk slechts in één verhaal meespelen, maar zoals dat wel eens gebeurt bij figuurtjes die een eigen leven gaan leiden, werden het er meer en werd ze uiteindelijk de titelheldin van een eigen stripreeks waarvan twintig albums verschenen. En dat voor een serie waarvan Dupuis niet wilde inzien dat een jongen zich zou vereenzelvigen met een meisje. Lezersbrieven kwamen er vervolgens minder voor Starter dan voor Sophie.

En hoe is het ondertussen gesteld met de echte Sophie De Mesmaeker? We zijn haar naam nog niet tegengekomen op de krantenpagina's met gerechtelijk nieuws, maar ze is wel in het stripmilieu actief. Ze werkt momenteel bij uitgeverij BD Must (van de integrale Barelli-reeks) als grafisch vormgeefster.


 
20/08
 
 
Papegaaien papegaaien piraten na
In de reeks Sabels en Galjoenen klinken de dialogen van de meeste personages alsof Molière, de Franse toneelschrijver en een beetje de geestelijke vader van de satire, ze had kunnen schrijven. Pure poëzie ratelt uit de bekken en monden van de personages. Taalvirtuositeit ten top waarvan de verzen in de meeste gevallen ook in vertaling overeind zijn gebleven.

Maar ook in situatiehumor, slapstick, komische expressies (we liggen steevast plat bij elke afbeelding van het konijn Eusebio) blinkt de reeks uit. Af en toe kan tekenaar Jean-Luc Masbou een grafisch knipoogje presenteren, getuige bovenstaand voorbeeld uit deel 4, Het Geheimzinnige Eiland. Op pagina 11 ontspint zich een discussie over papegaaien. Piratenkapitein Boney Boone heeft een kip op zijn rechterschouder en meent dat dit een papegaai is. Echte papegaaien kijken op de discussie toe. Tien pagina's verder wordt de complete dicussie woord voor woord herhaald, maar nu door papegaaien in de rol van de piraten. Zelfs in de beeldkadrage en de positionering van alle personages is de volledige pagina een kopie van de eerste, maar dus met papegaaien in de rol van de mensen en dieren... en mensen in de rol van de papegaaien uit de eerste pagina. Let maar eens op alle overeenkomsten.

Bij de Franse eerste druk van dit album hoorde een volledig uitgeschreven theatertekst, van begin tot einde opgesteld in alexandrijnen. Het is een acte in twaalf scènes die de allereerste ontmoeting tussen Don Lope de Villalobos y Sangrin en Armand Raynal van Maupertuis vertelt. Deze ontmoeting gebeurde volgens de tekst, neergepend door scenarist Alain Ayroles, in Vlaanderen... En het is net deze tekst die de basis vormde voor een echte Franse theatervoorstelling van Sabels en Galjoenen. Op 17 juni 2010 vond de eerste opvoering plaats in Parijs. Hieronder vind je de trailer.



 
13/08
 
 
Onpopulaire Krazy Kat in Pulp Fiction en op de arm van Michael Stipe
Tegenwoordig wordt Krazy Kat van de Amerikaanse tekenaar Georges Herriman beschouwd als een klassieker, een meesterwerk, een pionier van de krantenstrip. het behoort tot de religie van de negende kunst. De gagstrip is volledig opgebouwd rond de driehoeksverhouding van een muis, een kat en een hond. De goedmoedige en gevoelige hond, politiediender Offisa Pup, is verliefd op de kat Krazy die het op zijn beurt heeft zitten voor de muis Ignatz. Die verliefdheid is niet wederzijds. Elke toenaderingspoging van Krazy beantwoordt Ignatz door een baksteen die hij (of zij?, Herriman beweerde het geslacht van de muis zelf niet te weten) naar Krazy gooit. Offisa kan dat niet velen waardoor Ignatz in het laatste plaatje van de op een volledige krantenpagina afgedrukte gag regelmatig in de gevangenis belandt.



Herriman was klaarblijkelijk een genie want op dit oeroude rhema borduurde hij oneindig lang, van 1916 tot 1944, 28 jaar lang. Hij experimenteerde met alle conventies van de strip en ook taalkundig bedienden de personages zich allerminst van een standaardtaaltje. Vaak verraden de dialogen een mengelmoes van het Amerikaanse Brooklyn-dialect, Jiddisch, Creools, Frans en Spaans. President Woodrow Wilson, die regeerde van 1913 tot 1921, was een grote fan en verklaarde nooit een aflevering te missen.

Hoewel er merchandising bestond in de vorm van poppen, tekenfilmpjes (het vnevenstaande voorbeeld dateert van 1916!) en zelfs een balletopvoering haalde Krazy Kat in zijn gehele krantencarrière nooit de grote populariteit die andere krantenstripreeksen wel moeiteloos haalden. Niet eens zo gek veel kranten plaatsten de strip.

De grootste reden waarom de strip nooit werd gestopt, kwam dankzij een nog heviger fan dan Wilson. Kwam dat effe goed uit voor Herriman dat hij de hand boven het hoofd werd gehouden door William Randolphe Hearst met wie de tekenaar ook bevriend raakte. Deze mediatycoon en eigenaar van een krantenimperium stond model voor het fictieve personage Charles Foster Kane in de film Citizen Kane van Orson Welles. Hearst was sowieso een grote stripfan en was in het bijzonder fier op zijn Krazy Kat. Hij legde elke suggestie van de hoofdredacteurs die voor zijn kranten werkten naast zich neer om met de strip te stoppen. Herriman mocht de strip zolang publiceren als hij wenste. En dat gebeurde tot zijn dood in 1944.



Verschillende buitenlandse uitgeverijen hebben de al dan niet dikwijls surrealistisch ingekleurde Sunday pages in integrale edities uitgegeven. Maar ook buiten de stripwereld lieten Krazy Kat en Ignatz zich opmerken. Wanneer de criminelen Jules Winnfiled (Samuel Jackson) en Vincent Vega (John Travolta) het bloed op de achterbank van hun wagen schoonmaken op bevel van Winston "The Wolf" Wolf (Harvey Keitel) krijgen ze achteraf nieuwe kleren. Jules draagt een T-shirt met een kenschetsende situatie uit Krazy Kat. Na het immense succes van de film Pulp Fiction (want jazeker, uit deze film komt de scène) uit 1998 werd het T-shirt nagemaakt voor een verdere verkoop via websites.

Een andere opmerkelijke aanwezigheid van Krazy Kat is de rehcterbovenarm van Michael Stipe. Opnieuw een stenengooiende Ignatz en Krazy als ontvanger van de baksteen, vormen de afbeelding voor de tatoeage die het lichaam van de zanger van R.E.M. siert. Het publiek zag die tattoo voor het eerst in 1995 in de populaire late night talkshow van David Letterman. Op Stipes rechterhand staat een baksteen getatoeëerd die ook nog toebehoort aan Ignatz.


 
06/08
 
 
De pietà van Régis Loisel
De pietà (Italiaans voor beklag of medelijden) is een vaak voorkomende pose in de schilder- en beeldhouwkunst. Maria beweent het afgestorven lichaam van haar zoon Jezus Christus nadat hij van het kruis is gehaald. Het lichaam van Jezus ligt neergevlijd op Maria's schoot.

Het is een van de meest dramatische poses waar wereldberoemde kunstenaars wel weg mee wisten. In volgorde van boven naar onder zie je hierboven de pietà van Sandro Botticelli uit
omstreeks 1487, van Michelangelo uit 1499, van Vincent van Gogh uit 1889 (naar een lithografie van Eugène Delacroix) en Jan Fabre waarmee hij dit jaar voor controverse zorgde op de Biënnale van Venetië nog voor het werd geopend. De Vlaamse kunstenaar Fabre had het beeld van Michelangelo nagemaakt met het hoofd van Maria dat is vervangen door een doodshoofd en Jezus door zichzelf. In zijn rechterhand houdt hij hersenen vast als knipoog naar een eerder kunstwerk dat hij op de Biënnale exposeerde. Men vroeg zich af of het effectief kunst is of niet meer dan godslastering.

Maar goed. We onthouden de pietà van Michelangelo die je in de Sint-Pietersbasiliek in Vaticaanstad kan bewonderen. Let goed op nevenstaand zijaanzicht van het beeld en vergelijk het met alle onderstaande fragmenten uit Op Zoek naar de Tijdvogel. In werkelijk elk album houdt Bolster een stervend personage in zijn armen of hun hoofd tussen zijn handen.

De nog onopgeloste vraag is of Régis Loisel deze uitbeelding van sterven, verdriet en afscheid bewust als een constante knipoog naar de pietà hanteert of veeleer als een dramatisch trucje gebruikt. Dat ook Lidwine, Mohamed Aouamri en Vincent Mallié de scène aanhouden voor de prequelcyclus kan geen toeval zijn.

In elk geval versterkt het continue proces van afscheid nemen de zwaarmoedige emoties waar Bolster onder gebukt gaat.


 
30/07
 
 
Captain America nummer 1
Onderstaande bijdrage kregen we spontaan van het Nederlandse marketingbureau Way To Blue dat onder meer werkt voor grote filmstudio's als Universal, Paramount Pictures, Disney en DreamWorks in de Benelux. Het artikel en de top 10 van Marvel-helden dient ter ondersteuning van de nakende filmrelease van Captain America: The First Avenger. Voor de top 10 werd onderzoek gedaan naar de populariteit van de vermelde superhelden in Nederland en België op dit moment. Way To Blue stelde hierbij ook: "De plaats in de top 10 hangt vaak samen met de release van een film of boek die de populariteit kan beïnvloeden."


Captain America: The First Avenger
, die bij ons uitkomt op 17 augustus, staat met stip bovenaan in de Amerikaanse bioscooptop-10 en verslaat hiermee zelfs het laatste deel van de kaskraker Harry Potter! Captain America: The First Avenger draait sinds een week in de Verenigde Staten en stormde met een weekendopbrengst van 68,5 miljoen dollar als hoogste binnenkomer de hitlijsten op. Hoe kan dit? Waarom houden we zoveel van comichelden? En zijn de helden van Marvel altijd van succes verzekerd?



Het ontstaan van Marvel Comic
We grijpen hiervoor terug naar het ontstaan van het Marvel Comic-tijdperk en we beginnen in 1939 toen de eerste stripheld geboren werd. Onder leiding van topman Martin Goodman werd de eerste Marvel-comic gepubliceerd door Timely Comic (later Marvel Comic) een feit. Het eerste exemplaar werd meteen tachtigduizend keer verkocht met superhelden als Namor the Sub-Mariner en Human Torch. Een groot succes, wat resulteerde in een tweede publicatie een aantal maanden later. Hiervan werden er maar liefst achthonderdduizend van verkocht. Vooral redacteur Joe Simon was verantwoordelijk voor dit succes en werkte samen met Jack Kirby aan nieuwe helden die we tegenwoordig nog steeds kennen. Zo werd niet veel later, in 1941, de superheld Captain America geboren. Hij zorgde voor een nog groter succes!

Na de Tweede Wereldoorlog werden de populaire comichelden niet meer zo goed ontvangen. Martin Goodman veranderde zijn strategie en maakte onder de naam Atlas Comics alleen nog verhalen die themagebonden waren, zoals westerns en sciencefiction. Het succes van de comichelden liep ogenschijnlijk op zijn einde, maar niets was minder waar.


Jack Kirby
In de jaren 1960 keerde de honger naar de superhelden weer terug en Marvel Comic probeerde net zoals concurrent DC Comics, bekend van Superman en Batman, de striphelden weer populair te maken bij het grote publiek. Marvel bracht onder de nieuwe naam Amazing Adventures #3 een nieuw stripverhaal uit, met succes. In 1969 stond de teller op 831 stripverhalen waarvan het grootste gedeelte geschreven was door Stan Lee. Deze levende comiclegende was later, samen met Jack Kirby (bekend van de eerste comichelden), ook verantwoordelijk voor de bekendste antihelden. Ze focusten extra op de karakters van hun helden en zo gingen de van oorsprong getekende helden een geheel eigen leven leiden zoals wij ze nu kennen.


Top 10 Marvel-helden
Marvel Comics heeft ons door de jaren heen een flink aantal coole striphelden geschonken. De volgende top 10 is een weregave van een recent onderzoek in Nederland en België naar de populariteit van de populairste Marvel-helden.


#10 Daredevil
Het alter ego van Matt Murdock kwam voor het eerst uit in april 1964. In tegenstelling tot wat we van de meeste Marvel-helden gewend zijn, heeft Daredevil geen superkrachten, maar juist een handicap. Als gevolg van een ongeluk in zijn jeugd is hij blind geworden waardoor zijn overige vier zintuigen juist extra sterk zijn geworden en hij hierdoor de meeste schurken te slim af is.



#9 Jean Grey
Jean Grey verscheen voor het eerst in X-Men 1 in september 1963. Jean is een mutant en heeft grote telepathische krachten die ze mentaal onder controle heeft. Daarnaast heeft ze de belichamingen van de Phoenix. In de stripserie sterft ze een aantal keer, maar dankzij haar Phoenix-krachten staat ze altijd weer op uit de dood. Verder heeft ze een romantische relatie met Cyclops.


#8 Thing
Benjamin Jacob Grimm hoorde vanaf het prille begin bij het team The Fantastic Four. Na een mislukte missie in de ruimte werden Grimm en de rest van het team blootgesteld aan een substantie waardoor hij transformeerde in The Thing. Hij is met zijn opvliegende karakter, maar toch ook kleine hartje, de tegenpool van de slimme Mr. Fantastic. Thing heeft een stenen huid waardoor hij kogels kan weerstaan. Ook zijn uithoudingsvermogen is legendarisch te noemen.



#7 Iron Man
Iron Man, of Tony Stark, verscheen voor het eerst in Tales of Suspence in maart 1963, samen met Captain America. Hij was oorspronkelijk bedoeld als communistische held. Geleidelijk aan veranderde dit en werd hij een symbool van menselijke creativiteit. Hij wordt samen met Captain America en Thor voorgesteld als De Grote Drie.


#6 Thor
Thor kwam voor het eerst uit in augustus 1962 en is gebaseerd op de naamgenoot en Noorse god Thor. Hij verscheen voor het eerst in Journey Into Mystery. Thors vader Odin is voornamelijk verantwoordelijk voor de grootheid die hij nu is. Thor is haast immuun voor ouderdom, aangezien zijn botten tien keer minder snel oud worden dan bij de normale mens.



#5 Silver Surfer
Kennen we vanaf maart 1966 waar hij een grote rol speelde in Fantastic Four. De astronoom veranderde in de Silver Surfer nadat hij een deal had gemaakt met Galactus om de aarde te redden. Met zijn kosmische krachten is hij een zeer sterke superheld geworden en behoort hij zeker in deze top 5.


#4 Wolverine
Deze 'veelvraat' verscheen voor het eerst als lid van superheldenteams als X-Men en Avengers in oktober 1974. Hij beschikt over dierlijke zintuigen en reflexen en heeft drie intrekbare lemetten per hand. Wolverine is ook in staat zijn verwondingen te genezen. Bij het grote publiek werd hij bekend door zijn rol in X-Men. Hij groeide al snel uit tot een van de populairste personages en kreeg zijn eigen stripreeks en film-spin-off.



#3 The Incredible Hulk
De Hulk werd 'geboren' in maart 1962. Hij is eigenlijk de timide dokter Bruce Banner. Tijdens een radioactief experiment is de boel ontploft en werd zijn lichaam blootgesteld aan een bepaalde stof. Die dag veranderde hij voor het eerst in de ijzersterke Hulk. The Incredible Hulk is de sterkste comicheld in het universum van Marvel Comics.


#2
Spider-Man

Augustus 1962. Peter Parker was een rustige jongen, tot het moment dat hij werd gebeten door een spin. Sindsdien was niets in zijn leven meer hetzelfde. Hij kan draden spannen en zich daarmee verplaatsen van gebouw naar gebouw. Daarnaast kan hij eenvoudig aan oppervlakten blijven plakken. Spider-Man is een van de bekendste Marvel-helden.



#1 Captain America
Met een record aan bezoekers in Amerika na één weekend kunnen we gerust zeggen dat Captain Amerika op dit moment de populairste comicheld van de Marvel-superhelden is. Steven Rogers houdt met zijn ijzersterke schild de schurken op afstand. Zijn schild dient niet alleen als bescherming, maar is ook in te zetten als wapen. Vanaf 17 augustus zal Captain Ameirca: The First Avenger dan eindelijk ook in alle Belgische bioscopen te zien zijn.
 
Maak alvast kennis met Captain America: The First Avenger op het witte doek! In deze video vertellen de acteurs en crew over hun ervaringen tijdens het maken van deze film en we krijgen een sneak peek op de set.




 
23/07
 
 
Dubbel jubileum voor Rik Ringers
Het jaar 1991 was een belangrijk jaar voor Tibet en André-Paul Duchâteau, de makers van de detectivestrip Rik Ringers. Niet alleen vierde hun creatie zijn 35-jarig jubileum, maar hij beleefde ook nog eens zijn vijftigste avontuur. De Misdaad van het Jaar 2000 werd voorgepubliceerd in Kuifje en startte in nummer 22 van dat jubileumjaar. Het was in de loop der jaren traditie geworden dat de redactie bij dergelijke festiviteiten groots uitpakte en dit was geen uitzondering. Naast een cover bij het nieuwe verhaal, getekend door Tibet, was er een fraaie hommage door Bob de Moor en Dirk Stallaert, die bestond uit twee gezamenlijk gemaakte tekeningen.



Op pagina 3 komt de lezer de eerste tegen, waarop Tibet en Duchâteau worden verrast met een grote slagroomtaart, aangedragen door Bob de Moors Barelli. Op de achtergrond kijken alle stripfiguren uit Kuifje toe, gekleed in de bekende Rik Ringers-colbertjes. Op pagina 47 volgt de tweede tekening, waarop Barelli uitglijdt en de taart over de onfortuinlijke auteurs kiepert, terwijl het hele gezelschap hartelijk lacht. Er was een felicitatie door Kuifje-hoofdredacteur Yves Sente en een artikel door J.L.L. (Jean-Louis Lechat?) en daarnaast waren alle verhalen in het blad voorzien van kopjes van de hoofdfiguren, gekleed in zo'n typisch Rik Ringers-jasje. Twaalf in totaal, van Julie, Klaartje en Cecile via Rik Ringers zelf naar onder meer Bob Morane, Kuifje en Dommel.


En alsof het nog niet genoeg was stond Kuifje nummer 46 van 1991 in het teken van het 35-jarig jubileum, met een cover getekend door Guy Counhaye en een herpublicatie van Het Eerste Onderzoek van Rik Ringers uit 1966. Verder was er een artikel over de receptie in het Belgische Centrum voor het Beeldverhaal (nu het Belgisch Stripcentrum genoemd) in Brussel waarop Tibet en Duchâteau zo'n dertig hommagetekeningen van collega's kregen aangeboden. Een drietal werd bij het artikel afgebeeld, waaronder eentje van opnieuw Dirk Stallaert. Daarop is te zien hoe Tibet in een nachtmerrie de spikkeltjes op een rij Rik Ringers-colbertjes moet tekenen. Tenslotte was er nog een 'interview' met Rik zelf en de lancering van een Rik Ringers-pin die nieuwe abonnees voortaan als welkomstgeschenk zouden krijgen.





Veel aandacht dus voor Rik Ringers, dat jubileumjaar in Kuifje. De strip zou dan ook tot het einde in 1993 een van de pijlers van het blad blijven. De allerlaatste pagina van het laatste nummer van Kuifje werd getekend door Tibet, die daarmee afscheid nam van bijna een halve eeuw striphistorie. Maar niet van Rik Ringers, die hij tot zijn dood in 2010 bleef tekenen.

(bijdrage van Ed Hengeveld)


 
16/07
 
 
Rosinski's debuut in Kuifje
Momenteel wordt er hard gewerkt aan de integrale uitgave van de alfabetische index van het weekblad Kuifje, samengesteld door uitgeverij Kippenvel. Bijna vijftig jaar stripgeschiedenis wordt daarin overzichtelijk gerubriceerd en geïllustreerd. In die vele duizenden bladzijden van het weekblad, dat bestond van 1946 tot 1993, is uniek materiaal te vinden dat nooit in album werd gepubliceerd. Verschillende grote namen van nu publiceerden als beginnend tekenaar in Kuifje en sommigen maakten er zelfs hun debuut in de stripwereld.

Zo kwam er onlangs een stripje boven water dat werd gepubliceerd in Kuifje nummer 26 (1976) onder de titel De Val. Bovenaan de pagina staat als een soort serietitel Humor van Igor, maar de naam van deze maker keert in latere jaren niet terug in de bladzijden van het weekblad. Het lijkt hier dus te gaan om een eenmalige bijdrage.


Tekenaar Patrick Van Oppen, bekend van de strip De Vries uit het hedendaagse weekblad Eppo, kwam op stripforum De Getekende Reep met de suggestie dat het hier wel eens zou kunnen gaan om vroeg werk van Grzegorz Rosinski, die we natuurlijk vooral kennen van bestsellerseries als Thorgal, De Klaagzang der Verloren Gewesten en het onbetwiste meesterwerk De Chninkel. Patrick meende vooral in de arceringen de stijl van de Poolse meester te herkennen.

Nieuwsgierig legden we deze kwestie voor aan kenner Tom Vermeeren, die samen met Gert Bussens een uitgebreid interview met Rosinski publiceerde in Brabant Strip Magazine 184. Tom wist onmiddellijk te melden dat het hier inderdaad gaat om een gag van Rosinski en als bewijs produceerde hij dezelfde pagina uit de Franstalige versie van Kuifje, Tintin. In die versie
is helemaal geen sprake van Igor en staat in het eerste plaatje, onder de originele titel Le Piège, gewoon de naam Rosinski vermeld. Tevens wordt ene Jaroszynski genoemd, met wie Rosinski rond diezelfde tijd een aantal korte gags publiceerde in het weekblad Robbedoes. Waarom deze namen in de Nederlandse vertaling zijn weggelaten is een raadsel. Misschien omdat de gag oorspronkelijk voor Robbedoes was bedoeld?

Bij nader inzien blijkt het hier dus te gaan om het debuut van Rosinski in het weekblad Kuifje, amper een jaar voordat hij van start ging met de reeks Thorgal op scenario van Jean Van Hamme. Niet alleen kan dit nu correct worden vermeld in de Kuifje Index, maar voor de Rosinski-fans is het een belangrijke ontdekking en een goed voorbeeld van wat er via crowd-sourcing boven water kan komen.

Als uitsmijter is er nog onderstaande zwart-wittekening van Rosinski waarin hij in 1975 probeerde bij Kuifje een voet tussen de deur te krijgen.



(bijdrage van Ed Hengeveld met dank aan Tom Vermeeren voor de afbeelding van de Franstalige gag)


 
09/07
 
 
Kuifje, Robbedoes, Guus Slim en George Bush in de jungle


Bijna alle covers van Kuifje zijn mythisch te noemen. Je hebt ze vast al zodanig veel keer gezien dat je moeiteloos de titel bij een Kuifje-cover kan plaatsen als je enkel de illustratie ervan zou zien. Maar kende je ook de knipoogjes in andere stripreeksen naar de cover van Het Gebroken Oor?



In Robbedoes en Kwabbernoot 7: De Dictator en de Paddenstoel laat André Franquin zijn personages de rivier in het oerwoud van Palombië afvaren. Ze beseffen niet dat de Marsupilami liever met hen teruggaat dan in zijn natuurlijke biotoop te verblijven. Op de plaats van de indiaan en Kuifje roeien nu respectievelijk Kwabbernoot en Robbedoes terwijl een triestige Spip voor Bobbie doorgaat.



Maurice Tillieux bewonderde Hergé voor diens heldere tekenstijl. Toch werd van hem verwacht dat hij — net zoals zowat elke komische striptekenaar in de jaren 1950-1960 van het weekblad Robbedoes — in de tekenstijl van André Franquin zou werken. In Guus Slim 5: De Hel van Taxiguay nemen de Chiriki-indianen het roeien voor hun rekening. Voor Guus Slim (nog in zijn gele gevangenisplunje met zwarte strepen) en inspecteur Horatius Spek is het avontuur weldra ten einde, Vlinder zit in het bootje achter hen. De papegaai ter hoogte van de voorkant van het bootje herinnert aan Bobbie en/of Spip.

En dan komen we bij deze nevenstaande cover van het veelgelezen Britse weekblad The Economist. Het nummer met een oplage van 1 miljoen exemplaren dateert van 19 februari 2005. In deze periode bezocht toenmalig Amerikaanse president George Bush België. De Britten achtten dat Bush op zijn hoede moest zijn wanneer hij België en de rest van Europa zou betreden. "Op dit ogenblik zijn de inboorlingen er vriendelijker dan een poosje geleden, maar hun grijns kan misleidend zijn," was de teneur van het coverartikel.

De vergelijking met de cover van Het Gebroken Oor is misschien vergezocht. Toevallig vergeleek de website van de BBC op 18 februari 2005 onze toenmalige minister van buitenlandse zaken Karel De Gucht explicieter met Kuifje. De minister blunderde in de voormalige kolonie Congo door tijdens een diplomatieke reis zich neerbuigend uit te laten over de Congolese politici. Op de website stond een tijdlang een foto van De Gucht naast een portret van Kuifje.

Het album Kuifje in Congo of Kuifje in Afrika ontlokte dan al een zoveelste golf van verontwaardiging over het vermeende racistische karakter en de koloniale vooroordelen van Kuifje en Hergé.

 
25/06
 
 
Marvano's Eeuwige Oorlog-haardroger in Lego
Blijkbaar bestaat er onder liefhebbers van Lego een soort competitie om op basis van hetzelfde voorbeeld zo knap mogelijk een eigen versie in de plastieken bouwsteentjes na te maken. Ze noemen dat een MOC. Steef de Prouw en Giovanni Seynhaeve zijn zo'n gepassioneerde knutselaars. Ze delen ook een adoratie voor de sf-trilogie De Eeuwige Oorlog van Marvano en Joe Haldeman. Dat moest wel leiden naar een MOC. Hierboven en hieronder zie je enkele voorbeelden, veel meer kan je zien op deze website.
De detailfoto's tonen aan hoe vernuftig het tuig wel in elkaar zit. Het plezante is dat Marvano de vorm van het ruimteschip baseerde op een dagdagelijks gebruiksvoorwerp: een ordinaire haardroger! Voor andere ruimtetuigen nam hij er ook speelgoed van zijn dochtertje bij.


 
11/06
 
 
Bravo voor Edgar P. Jacobs
Op 3 mei 1936 gaf Nederlander Jean Meuwissen vanuit Brussel het eerste nummer van Bravo!, "het groote weekblad voor jongeren", uit. Tot 1 juni 1940 verscheen het enkel in een Nederlandstalige editie. Tijdens de Tweede Wereldoorlog viel de Nederlandse markt weg. Bravo! werd een Belgisch stripblad dat net zoals Robbedoes en na de oorlog ook Kuifje in de beide landstalen verscheen. Dat gebeurde vanaf december 1940. Dankzij heliogravure zagen de kleuren er prachtig uit, beter dan bijna gelijk welk ander tijdschrift uit deze periode. Het avontuur duurde nog tot 1951. Naast Amerikaanse strips kregen ook auteurs van hier hun kans. Marten Toonder en Willy Vandersteen bijvoorbeeld, en ook Edgar P. Jacobs. Hij werd er aangenomen om illustraties te verzorgen bij sprookjes en leesverhalen. Een eerste illustratie verscheen in 1941.

De in 1934 door Alex Raymond gecreëerde sf-reeks Flash Gordon was er al bij vanaf 1936 onder de naam Stormer Gordon. Als Silvester ooit verlegen zit om een even briljante serie à la Prins Valiant van Hal Foster in een supermooi jasje uit te geven, dan kan het maar beter kiezen voor Flash Gordon... Anyway, toen de Verenigde Staten tot de oorlog toetrad, werd het voor de redacties in de bezette landen steeds moeilijker om aan hun Amerikaanse importstrips te geraken. De Duitse censuur lag op de loer. Amerikaanse superheldenstrips waren intussen verboden. Bij Robbedoes moest Jijé een lopend verhaal van Superman afwerken, aan Jacobs werd gevraagd om een avontuur van Flash Gordon te voltooien in vijf platen. Alle vaste personages tekende Jacobs zonder probleem na: Flash Gordon, zijn vriendin Dale en aartsvijand Ming. Het resultaat zie je onderaan dit artikel. Besef dat dit de eerste stripplaten van Jacobs waren... en al meteen op zo'n hoog niveau.

Om het verlies van Flash Gordon goed te maken, kreeg Jacobs vervolgens de opdracht om een nieuwe sf-strip te bedenken. Dat werd De U-Straal met het hoofdpersonage Lord Calder naar het fysieke voorbeeld van zijn goede vriend Jacques Laudy die ook in Bravo! en daarna Kuifje publiceerde. Calder evolueerde vervolgens naar het personage Francis Blake. De Waalse uitgeverij Editions l'Age d'Or gaf eerder dit jaar De U-Straal uit met een facsimilereproductie van de stripplaten zoals ze in Bravo! verschenen (zie voorbeeld bovenaan dit artikel). Aansluitend werden ook de vijf Stormer Gordon-platen opgenomen. Het album raakte razendsnel uitverkocht. Editions l'Age d'Or is trouwens ook de uitgever van de meest uitgebreide en rijkelijk geïllustreerde biografie over Jacobs. Er bestaat interesse van een andere uitgever om deze biografische reeks in het Nederlands te vertalen, maar dt voornemen is nog te voorbarig om het al als nieuws te verkondigen.

De U-Straal trok ook de aandacht van Hergé die Jacobs vroeg om samen te werken aan een toekomstige uitgave in kleur van Kuifje. Jacobs werd op die manier Hergés eerste medewerker en ging halftijds aan de slag als enerzijds decorontwerper en anderzijds inkleurder voor de herwerkte versies van Kuifje in Congo, Kuifje in Amerika, De Schat van Scharlaken Rackham, De Scepter van Ottokar en De Blauwe Lotus. Hij werd ook nog belast met opzoekingswerk voor De Zeven Kristallen Bollen en De Zonnetempel.
En dan kwam er op een dag ook nog zijn eigen reeks Blake en Mortimer bij.


 
04/06
 
 
Interview met Guust Flater
In 1971 lanceerde het weekblad Robbedoes een interviewrubriek. Jan Van Rompaey opende de rubriek met een tweedelig interview met Godfried Bomans. Meteen daarna nam Jos Thomasse het van hem over om andere bekende Vlamingen en Nederlanders te interviewen. Hij werd opgevolgd door Nederlander Joop Feijtes die als redacteur en vertaler werkzaam was voor Robbedoes. De twee brachten onder meer Dora Van der Groen, Gaston Roelants, Anton Geesink, Zangeres Zonder Naam, Will Tura, Zaki, Wannes Van de Velde, Louis Paul Boon, Roger De Vlaminck, Robbe De Hert, Johan Cruyff,... vor hun microfoon, niet van de minsten.
Het laatste interview van 1971 gebeurde met een dierentemster waarop de rubriek een andere weg insloeg. Voortaan zou in praktisch elk nummer iemand aan bod komen die over zijn beroep vertelt. In de jaren die volgden, tot 1977 warain de rubriek werd opgedoekt, passeerde werkelijk elk mogelijk beroep. Maar voor nummer 2000 van 12 augustus 1976 had Joop Feijtes een interview voorzien met een wel heel speciaal iemand: jongste bediende Guust Flater.
André Franquin maakte exclusief voor dit interview illustraties die op foto's werden gemonteerd. Omdat deze rubriek enkel in het Nederlands verscheen, is het compleet vergeten geraakt door Franstalige verzamelaars waardoor de tekeningen zelden — zeg maar nooit — zijn gereproduceerd in publicaties over Franquin. Ook de tekst is prettig om te lezen. Geniet dus dubbel van deze bijdrage. We lichten ondertussen enkele Franse verzamelaars in...


 
21/05
 
 
Tekenende Bob Dylan-fans
Op 24 mei mag Bob Dylan zeventig kaarsjes uitblazen. Hij brak in 1963 door bij een groter publiek met zijn tweede album The Freewheelin' Bob Dylan en zijn legendarisch geworden optreden op het Newport Folk Festival. Op de platenhoes loopt hij door West Forth Street in New York met zijn toenmalige vriendin Suze Rotolo aan de arm. Zij was verreweg Dylans belangrijkste muze.
In werkelijkheid was hun verhouding niet zo harmonisch. Dylans razendsnelle opkomst en Rotolo's jeugdigheid — ze was 17 toen ze Dylan leerde kennen — zetten de relatie onder de druk. Toen Rotolo een jaar in Italië ging studeren, was Dylan volledig ontredderd. Dit was de inspiratiebron van een aantal van zijn meest desolate liedjes: Tomorrow is a Long Time, het enige nummer van Dylan dat Elvis Presley ooit opnam, en Boots of Spanish Leather van The Times They Are A-Changin'. Blowin' in the Wind, ongetwijfeld Dylans bekendste song, staat eveneens op The Freewheelin' Bob Dylan.

Dylan is een van de belangrijkste muzikanten van de geschiedenis. Ook onder striptekenaars heeft hij fans. De leukste, en ook minst opvallende knipoog, verwerkte voormalig Nero-tekenaar Dirk Stallaert in de achtergrond van strook 97 uit Nero 139: Operatie Ratsjenko. Let maar eens op de personages rechts in beeld op onderstaande prent en de platenhoes. De inkleurster was niet op de hoogte van het grapje en gebruikte andere kleuren.


Een andere cameo van Bob Dylan vinden we in het eerste album van De Geverniste Vernepelingskes van Jan Bosschaert en Urbanus. Urbanus is een absolute Dylan-fan. Een samenwerking met Stallaert kwam er misschien mede daardoor sowieso. Dat gebeurde met Plankgas en Plastronneke en Mieleke Melleke Mol.


Als toemaatje een muzikale en ook wel kritische Dylan-gag van Zep (die zijn pseudoniem koos naar de band Led Zeppelin) uit het bij Dupuis verschenen Harde Muziek en Doffe Ellende dat later door Daedalus werd heruitgegeven als Happy Rock.


 
14/05
 
 
Ana Lima = Druuna
Het is geen geheim dat tekenaars wel eens foto's natekenen, sommigen overdreven veel meer dan anderen. Uit alle interviews die we ooit hebben gelezen, komen twee tijdschriften naar voor als populairste inspiratiebronnen. Dat zijn National Geographic en Playboy. Het bekende blootblad wordt dan vooral gebruikt om de anatomie van vrouwen te bestuderen. Van onder meer François Walthéry, Régis Loisel en Philippe Francq is geweten dat ze het blad tot zich namen of nog steeds nemen.
Ook de Italiaanse tekenaar Paolo Eleuteri Serpieri baseerde zich voor bovenstaande pin-up van Druuna op een Playboy-fotoshoot uit 1989. De vrouw die hij natekende heet Ana Lima, een Braziliaans blootmodel, niet te verwarren met haar bekendere landgenote Adriana Lima. Serpieri gaf haar in de getekende versie nog meer rondingen. Voor andere tekeningen gebruikte hij foto's van de de acterende modellen Valérie Kaprisky, Isabelle Adjani, Raquel Welch en anderen.
Ondertussen is Serpieri gestopt met tekenen. Hij sukkelt met zijn gezondheid. Ook zijn handen hebben onder zijn kwalen te lijden.


 
30/04
 
 
Van Albator tot Daft Punk
Na een jarenlange opmars van manga's in zowat de hele striplezende wereld — uitgezonderd het bastionnetje van dwarsliggers in Vlaanderen en Nederland! — brokkelt het aandeel van de kleine boekjes de laatste jaren af. Vertaaluitgevers in het buitenland schroeven het aantal reeksen terug of stoppen er gewoon helemaal mee zoals Tokyopop onlangs in de Verenigde Staten.

Dat na de Japanners vooral de Fransen een mangaminnend publiek is, komt grotendeels door een tv-show voor kinderen die op TF1 werd uitgezonden. Ook de dertigplussers onder onze lezers zullen Club Dorothée (1987-1997) na nostalgische overpeinzingen misschien nog kunnen associëren met animereeksen als Goldorak, Inspector Gadget, Les Chevaliers du Zodiac, Capitaine Flam en de Power Rangers. Zonder er wellicht ook maar een gedubt woord van te begrijpen, gaapten Vlaamse jonkies naar fantastische sciencefictionwerelden waar werkelijk geen rem op stond. Alles was mogelijk. De tv-makers toonden zich van hun hipste kant want de Japanse import volgde niet lang na de uitzendingen van de tekenfilmreeksen in Japan. En tegelijk met de anime werden gelijknamige mangareeksen gelanceerd. Vaak is daardoor niet duidelijk of bijvoorbeeld Les Chevaliers du Zodiac eerst een manga of een anime was of omgekeerd. In dit geval was er eerst de mangaserie.

Nog vžžr deze hypersciencefictionserie op het kleine scherm werd vertoond was er al Albator. Samen met Goldorak behoorde de ruimtepiraat tot de eerste generatie van Japanse helden waarmee Franse kindertjes kennismaakten. Ook Albator startte als een mangareeks, in een eerste versie bedacht door Leiji Matsumoto in 1953 en effectief als manga gepublicered vanaf 1977. In het Japans heet de reeks Uchû Kaizotu dat letterlijk te vertalen is als Kapitein Harlock. Om de voor de hand liggende verwarring te vermijden met kapitein Haddock uit Kuifje werd er voor de Franse markt besloten om er kapitein Albator van te maken. Een trits serietjes gingen aan de uiteindelijke Albator vooraf waarin ofwel het personage van de kapitein of nevenfiguren (zoals zijn vrouwelijke alter ego Emeraldas die ook de hoofdrol vertolkte in een eigen anime- en mangareeks) werden uitgeprobeerd en vastgelegd. Zijn beste vriend dook bijvoorbeeld op in een westernmanga. In 1977 volgde de eigenlijke mangareeks Albator. Matsumoto had er duizend pagina's voor nodig, verdeeld over vijf uitgaven. De Franse uitgeverij Kana vertaalde ze allemaal. Tussen 1980 en 1981 gaf Dargaud in acht albums een volledig hertekende versie uit die meer aansloot bij de traditionele Franco-Belgische tekenstijl.



Albator
speelt zich af in 2977. Alle landen op aarde zijn verenigd tot één natie die wordt geregeerd door een gouverneur. Japan heeft het in realiteit al altijd hard te verduren gekregen door opeenvolgende aardbevingen en tsunami's, in strips is dat niet anders. In Albator crasht een gigantische bol uit de ruimte op Japan en vernielt nagenoeg het hele eiland. Een wetenschapper waarschuwt iedereen ervoor dat dit pas de voorbode is van nog groter onheil. Een mysterieuze vrouw vermoordt hem kort daarop voor de ogen van zijn zoon, Tadashi. Deze laatste wordt eveneens aangevallen, maar Albator kan 'm op het nippertje redden. Hij lijft 'm in bij zijn bemanning en legt uit dat de aarde het doelwit is van het buitenaardse ras, de Sylvidres. Tadashi ontmoet aan boord van Albators ruimteschip Arcadia (later Atlantis genoemd) een bonte verzameling personages, op het eerste zicht allemaal leeglopers die aan de drank zitten. In werkelijkheid gaat het om het leger van Albator, de ruimtepiraat. Zij nemen het op tegen de buitenaardse invasie en leveren een eindeloze strijd.

Dat laatste mag je ook letterlijk nemen want in de stripreeks kwam er officieel nooit een slot aan de ruimteveldslagen. De stripreeks eindigde met een ontmoeting tussen Albator en Sylvidra, de koningin van de Sylvidres. Een jaar na de verschijning van de manga's, in 1978, startte de animeadaptatie. Omdat dit alle tijd opslorptre van Masumoto, liet hij de manga links liggen en zette de strijd van Albator voort als tekenfilmserie. Maar Albator keerde in 1980 alsnog terug in een manga-one-shot dat aan zijn jeugd werd gewijd.

Na drie seizoenen als animeserie (Albator, le Corsaire de l'Espace in 1978-1979, Albator 84 in 1982-1983 en Galaxy Express 999 in 1982-1983) kende Albator in de jaren 1990 een revival. In 1992 volgden L'Anneau des Nibelungen (tevens de eerste manga die op het internet werd gepubliceerd) en in 1996 Le Second Voyage du Galaxy Express 999 die eveneens als mangareeks werden uitgegeven. In 2003-2005 liep de meest recente serie, Space Symphony Maetel. E bestaat ook een zevental animefilms.

In 2001 deden de anonieme heren van de Franse elektropopsensatie Daft Punk een beroep op Matsumoto. Hij produceerde clips voor alle veertien nummers van hun tweede album Discovery waarvan One More Time de grootste hit werd. Samen vormen de clips de ongeveer één uur lange animefilm Interstella 5555: The 5tory of the 5ecret 5tar 5ystem die in 2003 op dvd uitkwam. Er wordt geen woord in gesproken. De geest van Albator waart min of meer rond in deze knap geanimeerde kortfilmpjes met vier blauwe wezens (zoals de Vineanen uit Yoko Tsuno!). Samen vormen de The Crescendolls. Ze beleven meeslepende avonturen in de ruimte. Want alles komt steeds terug.


 
23/04
 
 
Lucky Luke door Jean Giraud /
Blueberry door Morris
In december 1971 vierde de komische westernklassieker Lucky Luke zijn vijfentwintigste verjaardag. De reeks liep toen al in het Franse stripweekblad Pilote van uitgeverij Dargaud nadat Morris Robbedoes en Dupuis verliet. Dat zijn scenarist René Goscinny de sterke man was bij Pilote, dat ook Asterix en Iznogoedh publiceerde, had daar veel mee te maken. Maar eigenlijk gaf de betere albumuitgave van Dargaud voor Morris ook de doorslag. Bij Dupuis wilden of konden ze Lucky Luke in het Frans enkel als gebrocheerde hardcoveralbums uitgeven. Dargaud had mooiere gekartonneerde uitgaven.

Soit, verschillende auteurs (zoals Claire Brétecher, Gotlib en Druillet) leverden diverse gags voor het speciale verjaardagsnummer. Jean Giraud, van de realistische westernklassieker Blueberry, had een ander idee. Hij hertekende in zijn eigen tekenstijl een pagina uit het verhaal Tenderfoot. Als bedanking gooide Morris zich op een pagina uit het Blueberry-verhaal De Mijn van Prosit. Je vindt deze versies hierboven en hieronder. Omdat ze tien jaar later ook werden gepubliceerd in Stripschriftspecial 3 over Lucky Luke, maar dan enkel in zwart-wit, konden we de vertaling monteren op de Franse pagina's uit Pilote.
En dat Morris de grotere kenner was van westerns bewees hij door scenarist Jean-Michel Charlier te vermanen in de extra uitleg over een necktie party.


 
16/04
 
 
Wat een tekenaar lijden kan (door Chaland)
"Wil je rijk worden zonder je in te spannen? Een gewaardeerd beroep uitoefenen dat je de ster op iedere stripbeurs maken zal? Neem dan de lessen van Chaland en Manœuvre ter harte. Word tekenaar. Word tekstschrijver. Hoe dat moet? Lees aandachtig de volgende vier pagina's. Deze superprofs zulen alle geheimen van het vak voor je ontsluieren."
Met deze woorden werden de vier komische strippagina's ingeleid in het Stripjaarboek '84-'85. Ze verschenen eerder in het Franse blad Rigolo. De auteurs zijn Yves Chaland en Philippe Manœuvre. Chaland is effectief een gevierd tekenaar geworden, maar dan met een bescheiden stripproductie zoals Freddy Lombard, Bob Fish, Adolphus Claar, De Jonge Albert en een kwartverhaal van Robbedoes en Kwabbernoot. In de reclamebusiness liet hij zich des te meer gelden met honderden illustraties en een stijl die menigmaal werd nagebootst. Hij kwam samen met zijn dochtertje om in een verkeersongeluk in 1990. Hij was amper 33 jaar.


 
09/04
 
 
De oorspronkelijke Blacksad
Juanjo Guarnido mag dan wel furore maken als tekenaar van Blacksad, er wordt wel eens vergeten dat ook zijn scenarist Juan Daz Canales een onderlegd tekenaar is. Hij was niet alleen actief als animatietekenaar, hij had oorspronkelijk het plan om Blacksad zelf te tekenen.

Beide auteurs volgden in Madrid dezelfde studies als animatietekenaar. Al vroeg hadden ze zin om samen te werken aan een strip. Canales had al enkele zelf getekende, niet gepubliceerde kortverhalen van Blacksad op zijn actief die bestemd waren voor Spaanse stripbladen. Aan Guarnido bezorgde hij kopies van dit Blacksad-project. Guarnido stelde voor om deze aan de kant te leggen en ineens voor een stripreeks rond de kater te gaan. Maar de afstand (Canales woonde in Madrid, Guarnido verkaste inmiddels naar Parijs) en hun beider veeleisende animatiewerk gooide roet in het eten en veroorzaakte uitstel. Het duurde nog enkele jaren tot ze zich weer aan het project konden zetten.

De reden om een duistere detectivestrip met dieren te bevolken, zat 'm voor Canales in het spel van contrasten. In een ernstige uitleg zette hij het actuele polargenre (dat volgens Canales amper een eeuw oud is) tegenover de dierenfabels van weleer. Voor Guarnido was de uitleg simpeler: hij tekent gewoon graag dieren en hij hield van de uitdaging om deze in een realistische setting te integreren. Hij exploiteert graag het genre om ironische en komische situaties te creëren. Hierbij maakte hij de vergelijking met het konijn Eusebio uit Sabels en Galjoenen dat hij hilarisch vindt.

in het lijstje invloeden bevinden zich verder nog Raymond Chandler voor het noirgenre, de film The Big Sleep met Humphrey Bogart en Lauren Bacall voor de dialogen en eigenlijk ook die andere Bogart-klassiekers Key Largo en The Maltese Falcon voor de personages, James Ellroy's verfilmde roman L.A. Confidential voor het filmische van de roman, het album De Jager uit de reeks Op Zoek naar de Tijdvogel voor het creëren van rustpauzes, Alack Sinner van José Muoz en Carlos Sampayo voor het expressionistische zwart-witgebruik, de film Seven voor de sombere sfeerschepping, de film 12 Angry Men en de Hitchcock-klassieker Vertigo voor de sfeer van een huis clos, Disney uiteraard voor de dierenpersonages en een resem stripateurs om diverse (grafische) redenen: Francisco Ibaez (van Paling en Ko), Carlos Gimenez, Mœbius, Hermann, André Juillard, Miguelanxo Prado en Albert Uderzo. In het bijzonder vermelden we ook David Mazzucchelli en Frank Miller met het onlangs door Nona Arte heruitgebrachte Daredevil: Wedergeboorte. Daarin komt onderstaande scène voor waarin de machtige Kingpin wordt voorgesteld. De camera cirkelt vaagweg rond hem. Guarnido ontleedde deze plaat als volgt: "In de eerste prent zie je hem vanop de rug en lijkt hij de stad aandachtig te overzien. Daarna komt de camera dichter en zien we dat hij rookt. De camera toont zijn portret daaropvolgend frontaal in beeld wat hem een werkelijk sterk angstaanjagende psychologie geeft. Tegelijkertijd kan je lezen wat hij denkt in de tekstblokken die links over de hele plaat in een kolom staan. Zoiets kan je alleen in een stripverhaal!"


 
02/04
 
 
Gewraakte martelscène
Op pagina 13 van Een Avontuur van Johan 1: De Nederlaag van Basenau 'ondervragen' Johan en de graaf van Tremelo een gevangen genomen troubadour die eigenlijk een spion is van heer Basenau.
De ondervraging bestaat in albumvorm uit het kietelen van de voeten met een strohalmpje. Maar eigenlijk had Peyo aanvankelijk een extra scène voorzien die voorafgaat aan dit lieflijke tafereeltje...
Misschien heb je je ooit tijdens het lezen afgevraagd waarom de troubadour plots een dikke buik heeft nadat hij losgemaakt wordt van de pijnbank. Dat komt dus door de gewraakte scène. Daarin kapt de beul met behulp van een trechter een volle emmer water in de arme spion.
Toen uitgever Charles Dupuis deze plaat in 1953 onder ogen zag, zei hij vrolijk: "O! Een martelscène! Wat zal de censuur hiervan zeggen?" Door een strenge Franse wet moesten brave kindertjes behoed worden voor alle vormen van geweld, seks en dies meer.
Peyo, die hiermee zijn debuut maakte bij uitgeverij Dupuis en het weekblad Robbedoes, liet de scène uiteraard uit het verhaal schrappen. Tot op de dag van vandaag blijft het een onuitgegeven scène. André Franquin stond trouwens naast meneer Dupuis toen hij de plaat onder ogen zag en schaamde zich jaren later nog voor deze gênante situatie. Hij had immers Peyo binnengeloodst bij Dupuis nadat ze collega's waren bij de tekenfilmstudio CBA die failliet ging.


 
26/03
 
 
De klap op 29 september
Op 29 september 1983 zou er een schok doorheen de stripwereld gaan, althans volgens het weekblad Robbedoes. In de weken daaraan voorafgaand verschenen in het blad teasers om de lezers te doen uitkijken naar de bewuste datum. We hebben ze hier allemaal voor je verzameld.
De bewuste 29ste september 1983 gebeurde er niet veel. De lay-out van het blad veranderde drastisch en er werd voortaan gekozen voor een groter aantal pagina's voorpublicatie waardoor een verhaal al in vier weken compleet verschenen was.
Nieuw was wel de aanwezigheid van een trits Vlaamse en Nederlandse auteurs die eindelijk een volledig katern in Robbedoes tot hun beschikking hadden. Biebel verscheen voor het eerst, Circus Maximus van Hec Leemans werd gepubliceerd en ook nog Sloeber van Jeff Broeckx, Annie en Peter van Jean-Pol en diverse meer. Aan Nederlandse zijde leverden onder meer Willem Ritstier, Gleever, Toon en Peter De Smet (Morgenster en Durandel) nieuwe reeksen.
Maar lang zou de hogere Nederlandstalige aanwezigheid niet duren evenwel. Bovendien bleef het Nederlandstalige publiek verstoken van bepaalde Franstalige nieuwigheden waaronder het vierde en laatste verhaal van Frommeltje en Viola dat tot op heden nog niet is vertaald.




 
19/03
 
 
Puzzleposter van het weekblad Kuifje
Met ingang van nummer 2 van 1971 onderging het weekblad Kuifje een facelift die al een aantal weken tevoren werd aangekondigd. Vanaf nummer 50 van 1970 gebeurde dat onder meer door een wekelijkse strippagina van de hand van Dupa, getiteld De Vrolijke Spion, waarin langzaam werd onthuld wat er stond te gebeuren. In nummer 51 werd er zelfs een cover aan gewijd. Volgens een redactioneel ging het niet om een paar kleine wijzigingen, maar om "een onafgebroken lawine van verrassingen" die van 1971 "een groots jaar" zouden maken met een flinke hoeveelheid nieuwe stripverhalen. Deze "sprong naar voren" zou twaalf maanden lang eenieder verbazen en leiden naar "nieuwe horizonten, waar verrassingen en ontdekkingen wachten". Geen week zou voorbijgaan zonder iets nieuws.

Welke wijzigingen werden nu concreet aangekondigd door deze gedurfde beweringen? Naast een iets groter logo op de cover waren er wat nieuwe rubrieken, zoals het uitneembare en educatieve Magazine 2000 en de Tibetton-karikaturen door Tibet. Wat nieuwe strips betreft bracht 1971 onder meer Go West door Derib en Greg, Yorik door Eddy Paape en André-Paul Duchâteau, Dani Futuro door Carlos Gimenez en Victor Mora, Grizzly door Claude Auclair en De Panters door Eduard Aidans en Greg. Later in het jaar vierde het blad zijn vijfentwintigste verjaardag en was er de langverwachte terugkeer van Blake en Mortimer in De Drie Formules van Professor Sato door Edgar P. Jacobs.

Een nieuwigheid die al meteen in Kuifje nummer 2 van 1971 van start ging was de Puzzleposter. Bij de introductie viel te lezen dat het hier ging om "een opwindend spel, een unieke verzameling en de start van de mooiste poster die je ooit bij je aan de muur gehad hebt". De Puzzleposter beloofde voortdurende spanning en zou plezier, veel kleuren en veel vrolijkheid brengen. Een nuchtere waarnemer zou zeggen dat het gewoon ging om een poster in acht delen die in achtereenvolgende weken zou worden geplaatst. In dit geval een afbeelding uit Roze Bottel, getekend door Dany.

De wervende introductie legde uit dat het belangrijk was om niets te missen in de ontwikkeling van de poster en toch vooral alle delen te verzamelen. Een weinig subtiele methode om de jonge lezertjes te bewegen om elke week een exemplaar van het blad te kopen. Als de afbeelding na acht weken compleet was zou de lezer het antwoord krijgen op een vraag die heel vaak door de lezers van Kuifje gesteld werd.

Men werd aangeraden om te wachten tot de poster na acht weken compleet was en dan pas te beslissen wat te doen: het blad intact laten en de poster op de grond uitleggen of de onderdelen uitknippen en op de muur plakken. Om hem hier te kunnen afbeelden hebben we gekozen voor een derde mogelijkheid die in 1971 nog niet bestond: Photoshop. En zoals op het resultaat is te zien, bleek bij de achtste en laatste aflevering dat het ging om het huwelijk van Roze Bottel met Duifje Vleugelslag. Kennelijk waren die na drie verhalen in de reeks en geheel buiten de strip om met elkaar getrouwd. Dat resulteerde in een mooie plaat waarop tekenaar Dany alle hoofd- en bijfiguren uit de reeks op feestelijke wijze afbeeldde.


Klik op de afbeelding voor een grotere versie.


Het lijkt erop dat Dany nogal tevreden was met dit tafereel. In het Roze Bottel-verhaal Een Vogel Vloog Verloren, dat in 1973-74 in Kuifje werd voorgepubliceerd, gebruikte hij deze scène opnieuw, zij het gespiegeld en in een andere context (zie de eerste afbeelding hieronder). En in 1997 verscheen er een ex-libris (afbeelding 2 hieronder) waarop weer een andere variatie was te zien. De scène uit de strip was nu iets meer uitgewerkt en het perspectief leek sterk op de Puzzleposter uit 1971.


Die Puzzleposter was overigens geen lang leven beschoren. Vrij kort na de eerste van Roze Bottel volgde er een tweede, ditmaal getekend door Fred en Liliane Funcken waarop de slag bij Tannenberg in 1410 was afgebeeld. Hoewel knap geschilderd was het een beetje saaie plaat van vechtende ridders die geen verrassende 'ontknoping' bevatte zoals het huwelijk van Roze Bottel. Daarna werd weinig meer vernomen van het fenomeen Puzzleposter, maar in 1973 verscheen er een variant onder de titel Het Langste Kijkspel ter Wereld, ditmaal gemaakt door Turk en Bob De Groot en gesponsord door Kellogg's Cornflakes.
Volgens de inleiding hadden beide makers de Puzzleposters van enkele jaren eerder bestudeerd en was hun doel het maken van "een soort onbegrensd fresco met figuren die voortdurend grappen maken in een nooit eindigend decor". Na een jaar en 52 afleveringen zou Het Langste Kijkspel ter Wereld vijftien meter lang zijn. Het idee om de afleveringen in elkaar te laten overlopen, zodat het in feite één lange plaat werd, was leuk maar niet erg praktisch. Weinig lezers van het blad Kuifje zullen de ruimte hebben gehad om de 52 delen achter elkaar op de muur te plakken. De humor van Turk en De Groot volgde de seizoenen en begon met een nieuwjaarswens. Het jongetje dat op de eerste plaat met een 1973-vlaggetje zwaaide werd in de laatste plaat geconfronteerd met een kloon van zichzelf, die 1974 aankondigde.


Een tweede serie, ditmaal onder de titel Het Grootste Kijkspel ter Wereld, liep in Kuifje vanaf 1974 nummer 14 en was opnieuw van het echtpaar Funcken. In 52 wekelijkse en ook nu weer op elkaar aansluitende afleveringen werd een overzicht gegeven van de complete wereldgeschiedenis, van het ontstaan van de mensheid tot aan de eeuw van de ruimtevaart. Dit moet een nogal ambitieus project zijn geweest dat zeer veel research vereiste, maar dat kon je aan de Funckens wel overlaten gezien hun grote historische kennis. Sponsors van dienst waren Jimkana (kaasworstjes) en Milkana (toetjes). Overigens was het thema van dit Kijkspel redelijk opmerkelijk omdat het weekblad Kuifje in de jaren 1950 en 1960 nogal katholiek was. Met het afbeelden van oermensen op een educatieve plaat werd kennelijk stilletjes de evolutietheorie omarmd...

(bijdrage van Ed Hengeveld)