De Rode Ridder 33,
tekeningen met assistentie van Eduard De Rop
(eerste druk uit 1967)

(start voorpublicatie in krant zonder aankondiging op 6 februari 1967)

Johan wordt door koning Arthur op onderzoek uitgestuurd naar de Engelse kust waar Moren gesignaliseerd zijn. Al snel redt hij het leven van de hoofdman van de Moren, maar deze slaat op de vlucht. Johan vindt onderdak in een kasteel en daar blijkt dat de Moren zijn gekomen om de bewoners van het kasteel te straffen voor een eerder begane moordpartij. De Moren slaan rond het kasteel een beleg op en een bloedige strijd begint.

Haram alias De Zeearend: Komt een persoonlijke vete vereffenen met de heer van Crowstone. is nog de kwaadste niet. Omdat Johan hem het leven redde, mag hij als enige blijven leven.
Malvor: De heer van Crowstone. Slachtte ooit de bemanning van een Moors galjoen af, Haram overleefde als enige. Driftkikker wiens ridderlijkheid het aflegt tegen de gehoorzaamheid aan zijn vrouw.
Marion: Niet gediend van Johans kritiek bij hun eerste ontmoeting is ze er vurig op gebrand hem te vernederen. Hij jut daarbij haar gemaal Malvor tegen hem op.
Nar: Onruststoker bij uitstek. Brengt Marion op het idee Thuline in te schakelen om wraak te nemen op Johan.
Thuline: Sinds Johan haar eenhoorn doodde, heeft hij aan haar een te duchten vijand. Draagt het teken van de beoefenaars van de zwarte kunsten. Is met andere woorden een heks, de duinenheks.
In het voorjaar van 1959 bracht Eduard De Rop (1928-2007), die in werkelijkheid Edward heette, een eerste bezoek aan Vandersteen om zijn diensten aan te bieden. Vandersteen verzocht hem een proefpagina te tekenen over een middeleeuws onderwerp want hij speelde met het idee voor een ridderverhaal. De hele nacht werkte De Rop aan de plaat die hij 's anderendaags kwam presenteren. Pas na enige tijd mocht De Rop alsnog voor Vandersteen werken. Zijn eerste taak bestond erin een bandje uit het Suske en Wiske-verhaal Het Vliegende Bed te inkten. Dat bracht hij tot een goed einde. En na het vertrek van Karel Boumans mocht De Rop komen werken in Vandersteens huis in Laken. Hij stond als inkter mee aan de basis van de reeks De Rode Ridder... dat oorspronkelijke idee voor het ridderverhaal dus. Hij zette de eerste acht verhalen mee in inkt. De tekeningen waren het werk van Karel Verschuere en Willy Vandersteen. In 1966 verzorgde hij vijf albums lang, meerbepaald de delen 31 tot 35, alle tekenwerk voor De Rode Ridder. Zijn zoon Eric trad in zijn voetsporen en werkt nog steeds voor Studio Vandersteen.
"Aan het hof van koning Arthur oordeelt men niet naar het paard... noch naar een vracht blonde lokken om iemands waarde te schatten, edele vrouwe."

Johan krijgt met deze gevatte repliek vrouwe Marion op haar paard, figuurlijk dan want letterlijk zit ze er al op wanneer ze Johan, zonder paard, kruist.
 
© Stripspeciaalzaak.be, 2013