Suske en Wiske 98
(oorspronkelijk nummer 45,
eerste druk uit 1962)
(herdrukken met aangepaste cover) |
(krantenaankondiging van 26 oktober 1961, niet
opgenomen in de albumuitgave)
Als Lambik een hondje aanrijdt, kan Wiske iedereen ervan
overtuigen om het diertje in huis te nemen en ze noemt het
Tobias. Als het hondje weer op straat terechtkomt, ontdekt
hij het hondenparadijs waar ongelukkige hondjes gelukkiger
worden en kunnen praten. Als Tobias gekwetst bij de dierenarts
terecht komt, bouwen onze vrienden voor hem een eigen Hondenparadijs.
En daar leert hij Dolly kennen.
|
|
|
Dolly:
Teefje met wie Tobias vekering krijgt. Hij nodigt
haar uit in zijn eigen Hondenparadijs. Vangt een kogel
voor hem op. |
|
Houten
Masker: Een van de met een houten masker gemaskerde
mannen die Tobias willen uitschakelen zodat hun geheime
schuilplaats geheim blijft. |
|
Houten
Masker (zonder masker): Leden van een Amerikaanse
en Russische organisatie die samen een neergestorte satteliet
met gevaarlijk springstof opsporen. Opereren vanuit verkoopzaal
K. en K. |
|
Nachtwaker: Nachtwaker op een bouwwerf. Ook operatief
als stroper. Lambik huurt hem in om Tobias van kant te
maken. |
|
Tobias:
Norse straathond die wordt aangereden door Lambik.
Wiske verzorgt hem, maar hij gaat ervandoor op zoek naar
geluk. Mist zijn kans om naar Het Hondenparadijs te gaan.
Vindt op aarde zijn paradijs. |
|
|
De sprookjeswagen die ongelukkige hondjes naar Het Hondenparadijs
vliegt, heeft de romp van Bessy als gevleugeld boegbeeld.
Bessy werd in 1952 gecreëerd. Omdat Standaard
Uitgeverij even geen interesse had in weer een nieuwe
reeks van Vandersteen, startte de strip in de Franstalige
krant La Libre Belgique.
Tobias groeide uit tot een populair nevenpersonage. Het
hondje keerde terug in de verhalen De Kaartendans,
Amoris van Amoras, De Mysterieuze Mijn, De Verraderlijke
Vinson, Het Verdronken Land, De Mollige Marmotten
en de spin-off Klein Suske en Wiske. Parastone
maakte er ook een serie beeldjes van waaronder zes met
Schanulleke. |
|
|
"'t
Is maar dat ik geen last krijg met de vakbond!"
Tobias krijgt een existentiële
crisis: is hij nu een straathond of een waakhond?
Hij besluit dan maar om niet te blaffen voor
een onbekende die buiten staat te snuisteren. |
|
|
|