|
De
Fransen
Dat Johan een Vlaming is, blijkt al vrij snel bij de allereerste
albums. Pas vanaf De Heren van Rode (deel 131)
weten we dat hij geboren is in de streek rond het kasteel
van Horst. Zoals het een echte Vlaamsche ridder
— geheel in de geest van Hendrik Conscience
— betaamt, heeft onze held het niet zo voor de Fransen:
"Wat Walsch is, valsch is, slaat doot!" Af en
toe zal onze held hoogstpersoonlijk interfereren in de
strijd van Vlaanderen tegen Frankrijk en het pleit in
het voordeel van Vlaanderen beslechten.
De eerste confrontatie van Johan met de Fransen vinden
we in Storm over Damme (deel 10). Al vanaf de
inleiding van het album worden we er op gewezen dat het
verhaal zich situeert in 1383, midden in de strijd tussen
de steden (waarbij vooral Gent en Brugge belangrijk waren)
en de graaf van Vlaanderen, die zelf een sympathisant
was van de koning van Frankrijk, de waanzinnige Karel
VI. De graaf van Vlaanderen liet de oorlog tegen
de Vlamingen uitvechten door zijn schoonzoon, de Franse
prins Filips de Stoute, die de Vlamingen
keihard aanpakte en hen een aantal verpletterende nederlagen
toebracht, onder andere in de slag bij Westrozebeke in
1382. In de strip draait alles rond de strijd van de Gentenaren
die zich ondanks deze nederlaag blijven verzetten tegen
de Bourgondische prins Filips de Stoute. De strijd concentreert
zich in Damme en Moerkerke en dankzij de hulp van Johan
worden grote verliezen vermeden en kunnen de opstandelingen
heimelijk wegvluchten naar Gent. De strip eindigt dus
niet met een grootse overwinning voor de Vlamingen...
... Want daarvoor moeten we wachten tot De Leeuw van
Vlaanderen (deel 109), een verstripping van de populaire
film De Leeuw van Vlaanderen (geregisseerd door
Hugo Claus, uitgebracht in 1983). Deze
mijlpaal hebben we al verscheidene keren besproken, dus
we zullen ons hier beperken tot de historische feiten.
In 1302 komt een aanslepend conflict tussen de graaf van
Vlaanderen en de koning van Frankrijk, Filips de Schone,
tot uitbarsting. In de Brugse Metten (18 mei van dat jaar)
vermoordden de Brugse opstandelingen, de Clauwaerts,
de aanhangers van de Franse vorst, de Leliaerts.
Allemaal leuk en wel, dat vermoorden bij nachte, maar
hoe herken je nu de Fransgezinde Bruggelingen? Wel, laat
ze "schild en vriend" (of de variant "des
Gildens Vriend") zeggen. Wie duidelijk naar een Vlaamse
logopedist moest en iets uitkraamde in de trant van "skild
en friend" (dus met Frans accent), kreeg er ook nog
eens een Vlaamse goedendag bij. En die goedendag ging
je niet vriendelijk beantwoorden, want dat was een zware,
in metaal gepunte knuppel die zowel kon gebruikt worden
om te steken als om te slaan. En Johan? Die stond erbij
en keek ernaar! We zullen maar zeggen dat het voor de
goede zaak was.
Uiteraard kon de Franse vorst dat niet laten gebeuren,
dus zond hij een leger om de Vlaamse opstandelingen te
straffen. En ook dat verhaaltje kennen wij allemaal maar
al te goed: de Vlaamse boertjes versloegen het Franse
ridderleger nabij de Groeningebeek in Kortrijk. In tegenstelling
tot zijn makke bijdrage in de Brugse Metten, schiet Johan
tijdens de veldslag wel in actie. Niet Robrecht
van Bethune, maar hij is het die op het moment
surprême tijdens de veldslag in een gouden
harnas de Vlamingen naar de overwinning heeft geleid:
"Vlaanderen de leeuw! Voorwaarts volg mij!"
Ach, wat werden onze Vlaamse gevoelens door die strip
(en door de film van Hugo Claus) gestimuleerd! Maar wat
heel wat minder aandacht kreeg is de slag bij de Pevelenberg
in 1304. Daar nam Filips gruwelijk wraak: hij versloeg
de Vlaamse troepen, eiste de buitgemaakte gouden sporen
op en legde Vlaanderen een zware geldboete op ter compensatie
van de slag van 11 juli 1302. Had de Rode Ridder toen
meegevochten, dan was de slag bij de Pevelenberg zonder
enige twijfel een grote overwinning voor Vlaanderen geweest,
maar ja...
We maken opnieuw een grote sprong in de tijd. In de zeer
goed gedocumenteerde Het Zwaard van de Maagd
en Het Vuur en de Maagd (delen 210 en 211) belandt
Johan midden in een cruciale fase van de Honderdjarige
Oorlog waar het optreden van Jeanne d'Arc moet
gesitueerd worden. Merlijns mist der tijden doet ons belanden
in 1424 en heeft precies ook de geest van Johan vertroebeld.
Plots kies hij — onder impuls van Merlijn —
de zijde van Frankrijk en samen met de oude grijsaard
prutsen ze wat aan de loop van de geschiedenis. Zo is
Johan de mysterieuze verschijning van de engel Michaël
die de kleine Jeanne overtuigt van haar goddelijke missie
om te strijden tegen de Engelsen en de Bourgondiërs,
die sinds de moord op Jan zonder Vrees
de zijde hadden gekozen van Frankrijk. Jeanne
La Pucelle wordt door Johan begeleid naar de
Franse koning, Karel VII, maar die laat zich niet zomaar
meeslepen door het fanatieke meisje. Daarom verbergt hij
zich tussen zijn hovelingen en laat iemand anders zijn
plaats innemen. Toch herkent Jeanne hem als de ware vorst,
voorwaar een teken van de steun die zij van God geniet!
Even later graaft ze ook nog het mythische zwaard van
Karel Martel op en aan het einde van
het album krijgt ze de steun van Gilles de Rais.
Gilles de Rais (overigens een trouwe vriend van Jacques
Martins stripheld Tristan) helpt Jeanne vervolgens in
Het Vuur en de Maagd, maar wordt uiteindelijk
ontmaskerd als de Marc Dutroux van zijn
tijd. Hij zal de geschiedenis ingaan als Blauwbaard
en menige kinderslaap met nachtmerries bestoken. Tja,
had men maar naar Johan geluisterd, dan was ook dat zeker
niet zo ver kunnen komen.
Maar terug naar Jeanne, die aan het begin van Het
Vuur en de Maagd ondertussen bekend staat als de
Maagd van Orléans na haar grote overwinning op
Engeland bij de stad Orléans, een gebeurtenis die
zich situeert tussen deel 210 en 211. Claus D.
Scholz en Martin Lodewijk focussen
zich echter op de ondergang van de Maagd die ondanks pogingen
van Johan niet te stoppen is. Jeanne belandt in 1431 onvermijdelijk
op de brandstapel, maar ook voor haar werd een plaats
in de geschiedenis weggelegd. Al in de vijftiende eeuw
werd de vermeende aanklacht van ketterij nietig verklaard
en in 1920 werd La Pucelle zelfs heilig verklaard. Van
een schrale troost gesproken...
De Britten
We laten een smeulende Jeanne achter op de brandstapel
en maken opnieuw een heel grote sprong in de geschiedenis,
maar ook in de albums van De Rode Ridder. Na
avonturen in Azië en Arabië (zie ook onze vorige
bijdragen) belandt Johan eindelijk op de plaats waar elke
middeleeuwse ridder die zichzelf au sérieux neemt
moet zijn — klaroengeschal! —: de Ronde Tafel
van koning Arthur (deel 19).
Koning Arthur is wellicht een van de vorsten uit de geschiedenis
die het meest tot de verbeelding spreken. Zijn leven kennen
we uit enkele Keltische verhalen, onder andere Y Gododdin
door Aneirin, ontstaan in de zevende
eeuw na Christus en Historia Britonum van Nennius
uit 830. In die verhalen draagt Arthur de naam Arthus,
Merlijn is Myrddhin, Guinevere is Gwenhwyfar,... Kortom
de protagonisten dragen Keltische namen. Opvallend is
dat in die oude Keltische verhalen Arthur als het ware
een halfgod is die Annfwn (de Keltische onderwereld) bezoekt
en er tal van avonturen beleeft. Bovendien lijken die
avonturen nogal op de belevenissen van de god Bran. De
verhalen over koning Arthur hebben dus hun wortels in
de Keltische mythologie, maar zijn wellicht ook gebaseerd
op een historisch figuur. In de vijfde eeuw zou een machtig
vorst geleefd hebben, een zekere Artorius Dux
Bellorum — aldus Geoffrey van Monmouth
in zijn twaalfde-eeuwse Historia Regum Britanniae
(geschiedenis van de Britse vorsten). Deze krijgsheer
(Dux Bellorum), zou de Britten aangevoerd hebben
in hun strijd tegen de Saksen en een grote overwinning
geboekt hebben nabij Mount Badon. Maar dat is allemaal
erg onzeker en Geoffrey is ook nogal onbetrouwbaar.
Dat maakte allemaal niets uit voor de latere middeleeuwse
auteurs die gretig verder fantaseerden op het thema van
een mythische koning. Chrétien de Troyes
(twaalfde eeuw) die aan het hof van de graaf van Vlaanderen,
Filips van den Elzas, werkte, legde de
basis voor de latere Arthur-romans die niet alleen in
zijn tijd waanzinnig populair waren, maar ook vandaag
nog steeds niets van hun oorspronkelijke kracht hebben
ingeboet. In de vijftiende eeuw schreef Thomas
Mallory zijn versie van de feiten en in 2004
vertolkte Clive Owen de rol van de mythische
koning in de film King Arthur van Antoine
Fuqua. En hier zwijgen we nog over de karrenvracht
strips waarin Arthur of zijn ridders de hoofdrol spelen.
De kern van de de uitgebreide (en elkaar soms tegensprekende)
Arthur-verhalen draait steeds rond de ridders van de Ronde
Tafel die uitgedaagd worden om tal van queestes te ondernemen.
Deze queestes lijken op het eerste zicht een staaltje
van actie, maar hebben altijd een theologische onderbouw.
Zo is het doden van een draak altijd een ultiem symbool
van de strijd tussen goed en kwaad. Enkele ridders van
de Ronde Tafel zijn ondertussen erg bekend geworden, denken
we maar aan Walewein, Galahad,... en Lancelot. En zo belanden
we bij De Rode Ridder voor wie dacht dat we hier
alleen maar ons geschiedenislesje gingen opdreunen.
In deel 19, dat naar de toepasselijke titel Koning
Arthur luistert, maakt Johan kennis met alle legendarische
protagonisten uit de Arthur-verhalen. Sterker: ze worden
zijn vrienden. Vooral Lancelot is zijn allerbeste vriend,
hoewel hun eerste ontmoeting verloopt in een sfeer van
achterdocht en ze de zwaarden kruisen in een onbeslist
duel. Ook mogen de schone Guinevere, Merlijn de wijze
tovenaar en Arthur niet ontbreken, maar al bij al is dit
album slechts een eerste kennismaking met karakters die
nog in tientallen albums zullen opduiken. Slechts weinig
van de verhalen waarin die figuren opduiken zijn gebaseerd
op de bestaande Arthur-verhalen, maar zijn er misschien
wel een klein beetje door geïnspireerd. De ridders
trekken eropuit om overal het onrecht te bestrijden zoals
in De Wilde Horde (deel 21), De Kroon van
Deirdre (deel 26), Het Beleg van Crowstone (deel
33),... om er maar enkele te noemen. Op het einde van
elk verhaal schuiven ze altijd mooi de voetjes onder de
cirkelvormige tafel van de koning. Maar er zitten niet
altijd vrolijke vrienden aan de koninklijke dis. Er is
een of andere snoodaard, Modred/Mordred, de vermeende
zoon van de koning (of is het de zoon van Merlijn?) die
de val van zijn vader gezworen heeft? In Kerwyn de
Magiër (deel 20), zet hij zijn eerste stappen
in de reeks en in Het Rijk van Enid (deel 25)
verlamt deze booswicht ridder Lancelot. Dat is nog allemaal
klein bier in vergelijking met wat in De Barst in
de Ronde Tafel (deel 40), gebeurt. In dit album komt
de überslechterik van De Rode Ridder tot
leven: Bahaal! In De Laatste Droom (deel 41)
brengt de prins der duisternis Arthur in de slag bij Camlan
een fatale zwaardsteek toe en doet zo de legendarische
vorst (voorlopig!) uit het leven van Johan verdwijnen.
Volgens de legenden was dat echter Mordred, die zelf ook
op het slagveld stierf, maar dat is slechts een detail.
De koning mag dan wel dood zijn, maar hij leeft verder
in zijn zoon Parcifal/Parcival (deel 43), een sukkel van
een jongen (vergelijkbaar met de zielige Enak uit de stripreeks
Alex) die door Johan en Lancelot op de troon
van zijn vader moet gezet worden. Opnieuw wordt hier een
loopje genomen met de bestaande Arthur-legendes, want
Parcifal was helemaal niet de zoon van Arthur, maar een
doodgewone ridder van de Ronde Tafel. Zijn moeder wou
niet dat hij ridder werd en voedde hem op in volledige
afscherming van de wereld. Maar Parcifal wou ridder worden
en in een bespottelijke uitrusting in het album Parcifal
(deel 43) trekt hij op een oude ezel naar het hof van
koning Arhtur. Een spoor van zijn nederige afkomst vinden
we dan ook in dit album waarin alleen Parcifal centraal
staat en Johan en Lancelot nauwelijks opduiken. Van die
ridderepiek is trouwens weinig te merken, want Parcifal
huilt heel wat af: wanneer 'zijn' ridder Gunard sterft,
wanneer hij in elkaar wordt geramd en zijn ezeltje wordt
gedood, maar ook wanneer hij het gekerm van gewonden hoort
bij de belegering van het kasteel waar hij zich verschanst
heeft. De toekomstige koning heeft nog veel te leren!
Gelukkig zijn Johan en Lancelot er om hem te helpen. En
niet te vergeten het legendarische zwaard Excalibur (in
het gelijknamige deel 51). In een vorige bijdrage hadden
we het al over mythische zwaarden, maar onder superzwaarden
spant Excalibur zeker de kroon. Dit mythische zwaard werd
vereeuwigd in tal van legenden en spreekt nog steeds tot
de verbeelding wat bijvoorbeeld de fantastische film Excalibur
(1981) van John Boorman bewijst. Volgens
de legende werd het na de dood van Arthur in een meer
gegooid, maar in dit album duikt het vrolijk op uit het
graf van de mythische vorst!. Ook de kroon van Arthur
wordt gevonden (voor de insiders: het is alwéér
een ander type hoofddeksel) en dat lijkt ook al niet te
kloppen met de legendes. Arthur werd immers na zijn dood
(mét zijn kroon op zijn hoofd) naar het mythisch
Eiland der Gelukzaligen, Avalon, gevaren. Pas in Avalon
(deel 157) zal Karel Biddeloo de versie vertellen die
strookt met de legendes, Johan zal er Arhur niet alleen
ontmoeten maar samen met hem het eiland verdedigen tegen
de boze machten. In elk geval krijgt Parcifal in dit album
het mythische wapen in zijn handen, vernietigt het zwaard
van Bahaal dat in de Ronde Tafel geplant is en neemt de
macht van zijn gestorven vader over. En daarna wordt het
erg stil rond Parcifal en de Ronde Tafel.
Tot opeens Karel Biddeloo, gesterkt door
de grote populariteit van de Arthur-cyclus en wellicht
ook door een pijnlijk gebrek aan inspiratie zijn rode
held laat terugkeren naar waar het allemaal begonnen is.
Opvallend is dat Karel vanaf Lyonesse (deel 152)
plots wel heel veel aandacht begint te besteden aan de
originele Arthur-verhalen, dit zelfs in tegenstelling
tot Willy Vandersteen die ze louter als
een verre bron van inspiratie beschouwde waar hij nogal
redelijk vrij mee kon omspringen. Over bleitsmoel Parcifal
wordt met geen woord gerept, maar The King is back!
Hoewel... in de loop van Lyonesse wordt duidelijk
dat Arthur een vermomde handlanger van Bahaal is net zoals
Guinevere en Merlijn. Arthur ziet er nog steeds erg koninklijk
uit, Merlijn draagt nog steeds zijn kinderpyjama, maar
Guinevere... De mooie koningin heeft niet alleen de brand
van Camelot (zie De Laatste Droom, deel 41) zonder
kleerscheuren overleefd, 't onschuldige meiske
heeft van Bahaal ook nog eens een gratis behandeling bij
de plastisch chirurg gekregen. En wat die kleerscheuren
betreft: dat zijn diepe, zeer diepe insnijdingen geworden
in haar kleed. Goed, terug naar het verhaal. De valse
koning Arthur heeft het zwaard Excalibur verloren (kon
hij het niet gewoon terugvragen van zijn zielige zoontje
Parcifal... en waar is hij plots gebleven?) dat opnieuw
in het meer is terechtgekomen. En hier maakt Biddeloo
een interpretatie van de verschillende bronnen over koning
Arthur. Volgens het ene verhaal verkreeg Arthur Excalibur
door het uit een steen te trekken (zijn vader Uther Pendragon
had het in die steen vastgestoken), volgens een andere
versie heeft hij het gekregen van the Lady of the Lake,
de Dame van het Meer. In de film Excalibur krijgen
we een combinatie van de twee legendes: Arthur trekt het
zwaard uit de steen en wanneer het breekt, gooit hij het
in het meer waar de Dame van het Meer het enige tellen
later weer ongebroken uit tevoorschijn haalt. Biddeloo
noemt de Dame echter Morgana, en hier verwart hij haar
met Morgan La Fay, de vermeende moeder van Mordred, de
minnares van Merlijn, de halfzus van Arthur en kwade genius
in het Brittannië van die tijd. Zij (en dus niet
Bahaal) had de ondergang gezworen van Arthur. Daar is
bij Biddeloo niets van te merken: zijn Morgana draagt
een mooi groen, diep gedecolleteerd duikerspakje dat altijd
handig is om in het meer rond te zwemmen. In De Slavenmeester
(deel 154) is die catsuit zelfs vervangen door een sexy
bikinietje wat ons nog meer (of eigenlijk minder) doet
verlangen van de Dame van het Meer. Maar we laten ons
weeral afleiden van het verhaal. Morgana vertelt Johan
over het bedrog van Bahaal en ondertussen is ook vriendje
Lancelot weer van de partij.
In De Toverstaf (deel 153) wordt de strijd dan
defnitief ingezet tegen de handlangers van Bahaal. Alleen
Lancelot twijfelt wat bij het zien van zijn oude vlam
Guinevere. In de oudere Arthur-cyclus van De Rode
Ridder was nooit enige sprake van een romance tussen
die twee, maar Biddeloo volgt in de nieuwe cyclus mooi
de verhaalstof van Chrétien de Troyes. Had Lancelot
dan vroeger geen oog voor de koningin? 't Zal wel aan
haar nieuwe garderobe liggen, zeker? In elk geval wordt
het leger van Bahaal aan het einde van het verhaal verpletterd,
ondanks de steun van Infernator, een mislukte kloon van
de fantastische Nocturno uit het album De Duistere
Bondgenoot (deel 84).
En nog is de strijd niet definitief gestreden. Ook Lodogran,
de slavenmeester, leeft nog half en zint op wraak. Die
Lodogran, een volledig fictief personage dat je misschien
nog kent uit Koning Arthur, speelt ook een rol
in enkele andere delen maar moet uiteindelijk het onderspit
delven in een groots zwaardduel met de enige echte koning
Arthur, die ruw gestoord wordt op zijn Club Med-eiland
Avalon. Tja, dat had hij zelf gezocht.
Zo kabbelen de avonturen rond koning Arthur rustig verder.
In Montsalvat (deel 155) en De Graalkoning
(deel 156) maakt Johan lang voor de hype van De Da
Vinci Code kennis met de Heilige Graal, de mythische
kelk waar Christus uit zou gedronken hebben tijdens het
Laatste Avondmaal of waarin, volgens een andere legende,
enkele druppels van zijn bloed zouden opgevangen zijn.
Volgens Chrétien de Troyes was het ridder Galahad,
de zoon van Lancelot, die na een moeizame tocht de Graal
kon veroveren in het legendarische land Montsalvat waar
de Graalburcht zich bevindt. Van Galahad is in De
Rode Ridder echter nauwelijks sprake. Hier probeert
Lancelot de Graal te bemachtigen, maar Trevrizent (een
personage uit de dertiende-eeuwse roman Parzival
van Wolfram von Esschenbach), acht hem
niet waardig omwille van zijn liefde voor Guinevere. De
oerkatholieke en brave Johan daarentegen, wordt wel geschikt
bevonden door Trevrizent. Johan doorstaat alle proeven
en komt voor de ultieme uitdaging te staan. Hij is uitgenodigd
aan de tafel van de Visserkoning (door von Esschenbach
Anfortas genoemd) en ziet hoe de koning zwaar lijdt. De
arme sukkelaar heeft ooit een speer in zijn kruis gehad
maar niemand durfde hem hierover ooit een vraag te stellen...
wat Johan natuurlijk wel doet. En zo verschijnt de Graal
in al haar volle glorie, geeft een powerboost
aan de ridders van de Ronde Tafel waardoor zij het kwade
definitief (jaja, dat zal wel) kunnen verslaan in het
rijk van Koning Arthur. En zo verdwijnt de mythische koning
even uit de albums van De Rode Ridder want waar
vrede heerst, is voor een dolende ridder niet al te veel
te beleven.
Nochtans wordt in Het Zwarte Teken (deel 173)
een commerciële poging ondernomen om het succes van
De Rode Ridder weer aan te zwengelen. Door middel
van opgetekende herinneringen in het geheime dagboek van
Merlijn, de zogenaamde Kronieken van Camelot, in het kasteel
Tintagel in zuidwest-Engeland grijpt Biddeloo de kans
om nieuwe verhalen uit de tijd van koning Arthur en de
Ronde Tafel te vertellen. Het niveau van deze albums is
echter van een dermate laag niveau dat Merlijn dat boek
beter meegegeven had met het oud papier. Denken we maar
aan prutsverhaaltjes als Het Drakengraf (deel
176) waarin we eindelijk de belachelijke, ware identiteit
te weten komen van Kerwyn de Magiër, De Lamp
van Aladdin (deel 181),... en nog een tiental andere
albums. Meerdere lezers van De Rode Ridder haakten
hier af en zouden door de komst van het nieuwe team Scholz
en Lodewijk weer inpikken.
Volledigheidshalve willen we hier toch nog even stilstaan
bij een andere episode uit de Britse geschiedenis, de
Rozenoorlogen (1455-1485). In De Koningmaker
(deel 134) en De Witte Duisternis (deel 135),
neemt Johan actief deel aan deze bloederige Britse burgeroorlog.
Johans vriend, Alfons de Beauchamp, behoort tot het kamp
van het huis van Lancaster (met als symbool een rode roos),
dat in oorlog was verwikkeld met het huis van York (gekenmerkt
door de witte roos). Beide adellijke families waren met
elkaar in conflict geraakt over de opvolging van de Britse
troon. Alfons blijkt in dit album de trotse bezitter te
zijn van het kasteel van Warwick, een prachtige burcht
die vandaag nog steeds te bezichtigen is en waar zelfs
de grootste werkende trebuchet (een slingerwerktuig, te
vergelijken met een katapult) van Europa te zien is. De
naam de Beauchamp is door Karel Biddeloo goed gevonden
want het was inderdaad de familie de Beauchamp
die vanaf 1268 het kasteel in handen kreeg tot
hun lijn in 1449 uitstierf. Diezelfde familie was trouwens
ook verantwoordelijk voor de dood van Jeanne d'Arc, maar
omdat ze nu tot het kamp van de goeien behoren, vergeven
we hen dat kleine akkefietje uit het verleden. In 1449
neemt Richard Neville de macht in Warwick
over en omwille van zijn grote rijkdom én prestige
noemt men hem de Kingmaker. Hij (en niet Biddeloos
Alfons de Beauchamp) kon bepalen wie de volgende koning
van Engeland zou worden. Alfons wordt door Richard van
York (vermoedelijk Richard Plantagenet
die leefde van 1411 tot 1460) met foltering gedwongen
om voor hem partij te kiezen in de Rozenoorlog, maar dat
loopt op een sisser af. De aanhangers van Alfons komen
hem bevrijden en Warwick (en dus het huis van Lancaster)
boekt een grote overwinning op York.
En nu maakt Biddeloo er een warrig maar origineel historisch
soepje van. In De Witte Duisternis staat nu Edward
III centraal, de opvolger van Edward
II, die door zijn vrouw Isabella
en haar minnaar Mortimer gedood werd
in het jaar 1327. Neen, er is in dit album geen sprake
van reizen door de tijd of de mist van Merlijn. We hebben
het al meerdere keren aangehaald dat het niet op een eeuw
meer of minder aankomt in De Rode Ridder. Maar
wat we nooit verwacht hadden, is dat Biddeloo censuur
zou toepassen in zijn albums! De zwakke (en vermoedelijk
homoseksuele) Edward werd volgens de geschiedenisboeken
vermoord door hem te spietsen met een gloeiende pook en
dat gebeurde niet zoals Biddeloo zegt "in zijn mond",
maar in een kleine halve meter lager (en 't rijmt op "mond"
voor wie het nog niet door heeft). Gelukkig is Johan er
om Mortimer en Isabella in zeven haasten te straffen,
prins Edward III op de troon te helpen en naar Horst terug
te keren want daar is Magor de boel onveilig aan het maken.
In feite is de klus niet af, want Richard van York is
kunnen ontsnappen en wacht nog steeds op zijn geschikte
straf. En dat is maar goed ook, want Richard was de vader
van Richard III, die vereeuwigd werd
in het gelijknamige stuk van William Shakespeare.
Je weet wel, hij die volgens Shakespeare op het slagveld
zou hebben uitgeroepen: "A horse! A horse! My
kingdom for a horse!" Mmm, Shakespeare en De
Rode Ridder, zou dat geen leuk ideetje zijn voor
Claus D. Scholz en Martin Lodewijk?
TEKST:
BERT GEVAERT |
|
|
|