De Fransen
Dat Johan een Vlaming is, blijkt al vrij snel bij de allereerste albums. Pas vanaf De Heren van Rode (deel 131) weten we dat hij geboren is in de streek rond het kasteel van Horst. Zoals het een echte Vlaamsche ridder — geheel in de geest van Hendrik Conscience — betaamt, heeft onze held het niet zo voor de Fransen: "Wat Walsch is, valsch is, slaat doot!" Af en toe zal onze held hoogstpersoonlijk interfereren in de strijd van Vlaanderen tegen Frankrijk en het pleit in het voordeel van Vlaanderen beslechten.
De eerste confrontatie van Johan met de Fransen vinden we in Storm over Damme (deel 10). Al vanaf de inleiding van het album worden we er op gewezen dat het verhaal zich situeert in 1383, midden in de strijd tussen de steden (waarbij vooral Gent en Brugge belangrijk waren) en de graaf van Vlaanderen, die zelf een sympathisant was van de koning van Frankrijk, de waanzinnige Karel VI. De graaf van Vlaanderen liet de oorlog tegen de Vlamingen uitvechten door zijn schoonzoon, de Franse prins Filips de Stoute, die de Vlamingen keihard aanpakte en hen een aantal verpletterende nederlagen toebracht, onder andere in de slag bij Westrozebeke in 1382. In de strip draait alles rond de strijd van de Gentenaren die zich ondanks deze nederlaag blijven verzetten tegen de Bourgondische prins Filips de Stoute. De strijd concentreert zich in Damme en Moerkerke en dankzij de hulp van Johan worden grote verliezen vermeden en kunnen de opstandelingen heimelijk wegvluchten naar Gent. De strip eindigt dus niet met een grootse overwinning voor de Vlamingen...
... Want daarvoor moeten we wachten tot De Leeuw van Vlaanderen (deel 109), een verstripping van de populaire film De Leeuw van Vlaanderen (geregisseerd door Hugo Claus, uitgebracht in 1983). Deze mijlpaal hebben we al verscheidene keren besproken, dus we zullen ons hier beperken tot de historische feiten. In 1302 komt een aanslepend conflict tussen de graaf van Vlaanderen en de koning van Frankrijk, Filips de Schone, tot uitbarsting. In de Brugse Metten (18 mei van dat jaar) vermoordden de Brugse opstandelingen, de Clauwaerts, de aanhangers van de Franse vorst, de Leliaerts. Allemaal leuk en wel, dat vermoorden bij nachte, maar hoe herken je nu de Fransgezinde Bruggelingen? Wel, laat ze "schild en vriend" (of de variant "des Gildens Vriend") zeggen. Wie duidelijk naar een Vlaamse logopedist moest en iets uitkraamde in de trant van "skild en friend" (dus met Frans accent), kreeg er ook nog eens een Vlaamse goedendag bij. En die goedendag ging je niet vriendelijk beantwoorden, want dat was een zware, in metaal gepunte knuppel die zowel kon gebruikt worden om te steken als om te slaan. En Johan? Die stond erbij en keek ernaar! We zullen maar zeggen dat het voor de goede zaak was.
Uiteraard kon de Franse vorst dat niet laten gebeuren, dus zond hij een leger om de Vlaamse opstandelingen te straffen. En ook dat verhaaltje kennen wij allemaal maar al te goed: de Vlaamse boertjes versloegen het Franse ridderleger nabij de Groeningebeek in Kortrijk. In tegenstelling tot zijn makke bijdrage in de Brugse Metten, schiet Johan tijdens de veldslag wel in actie. Niet Robrecht van Bethune, maar hij is het die op het moment surprême tijdens de veldslag in een gouden harnas de Vlamingen naar de overwinning heeft geleid: "Vlaanderen de leeuw! Voorwaarts volg mij!" Ach, wat werden onze Vlaamse gevoelens door die strip (en door de film van Hugo Claus) gestimuleerd! Maar wat heel wat minder aandacht kreeg is de slag bij de Pevelenberg in 1304. Daar nam Filips gruwelijk wraak: hij versloeg de Vlaamse troepen, eiste de buitgemaakte gouden sporen op en legde Vlaanderen een zware geldboete op ter compensatie van de slag van 11 juli 1302. Had de Rode Ridder toen meegevochten, dan was de slag bij de Pevelenberg zonder enige twijfel een grote overwinning voor Vlaanderen geweest, maar ja...
We maken opnieuw een grote sprong in de tijd. In de zeer goed gedocumenteerde Het Zwaard van de Maagd en Het Vuur en de Maagd (delen 210 en 211) belandt Johan midden in een cruciale fase van de Honderdjarige Oorlog waar het optreden van Jeanne d'Arc moet gesitueerd worden. Merlijns mist der tijden doet ons belanden in 1424 en heeft precies ook de geest van Johan vertroebeld. Plots kies hij — onder impuls van Merlijn — de zijde van Frankrijk en samen met de oude grijsaard prutsen ze wat aan de loop van de geschiedenis. Zo is Johan de mysterieuze verschijning van de engel Michaël die de kleine Jeanne overtuigt van haar goddelijke missie om te strijden tegen de Engelsen en de Bourgondiërs, die sinds de moord op Jan zonder Vrees de zijde hadden gekozen van Frankrijk. Jeanne La Pucelle wordt door Johan begeleid naar de Franse koning, Karel VII, maar die laat zich niet zomaar meeslepen door het fanatieke meisje. Daarom verbergt hij zich tussen zijn hovelingen en laat iemand anders zijn plaats innemen. Toch herkent Jeanne hem als de ware vorst, voorwaar een teken van de steun die zij van God geniet! Even later graaft ze ook nog het mythische zwaard van Karel Martel op en aan het einde van het album krijgt ze de steun van Gilles de Rais. Gilles de Rais (overigens een trouwe vriend van Jacques Martins stripheld Tristan) helpt Jeanne vervolgens in Het Vuur en de Maagd, maar wordt uiteindelijk ontmaskerd als de Marc Dutroux van zijn tijd. Hij zal de geschiedenis ingaan als Blauwbaard en menige kinderslaap met nachtmerries bestoken. Tja, had men maar naar Johan geluisterd, dan was ook dat zeker niet zo ver kunnen komen.

Maar terug naar Jeanne, die aan het begin van Het Vuur en de Maagd ondertussen bekend staat als de Maagd van Orléans na haar grote overwinning op Engeland bij de stad Orléans, een gebeurtenis die zich situeert tussen deel 210 en 211. Claus D. Scholz en Martin Lodewijk focussen zich echter op de ondergang van de Maagd die ondanks pogingen van Johan niet te stoppen is. Jeanne belandt in 1431 onvermijdelijk op de brandstapel, maar ook voor haar werd een plaats in de geschiedenis weggelegd. Al in de vijftiende eeuw werd de vermeende aanklacht van ketterij nietig verklaard en in 1920 werd La Pucelle zelfs heilig verklaard. Van een schrale troost gesproken...

De Britten
We laten een smeulende Jeanne achter op de brandstapel en maken opnieuw een heel grote sprong in de geschiedenis, maar ook in de albums van De Rode Ridder. Na avonturen in Azië en Arabië (zie ook onze vorige bijdragen) belandt Johan eindelijk op de plaats waar elke middeleeuwse ridder die zichzelf au sérieux neemt moet zijn — klaroengeschal! —: de Ronde Tafel van koning Arthur (deel 19).
Koning Arthur is wellicht een van de vorsten uit de geschiedenis die het meest tot de verbeelding spreken. Zijn leven kennen we uit enkele Keltische verhalen, onder andere Y Gododdin door Aneirin, ontstaan in de zevende eeuw na Christus en Historia Britonum van Nennius uit 830. In die verhalen draagt Arthur de naam Arthus, Merlijn is Myrddhin, Guinevere is Gwenhwyfar,... Kortom de protagonisten dragen Keltische namen. Opvallend is dat in die oude Keltische verhalen Arthur als het ware een halfgod is die Annfwn (de Keltische onderwereld) bezoekt en er tal van avonturen beleeft. Bovendien lijken die avonturen nogal op de belevenissen van de god Bran. De verhalen over koning Arthur hebben dus hun wortels in de Keltische mythologie, maar zijn wellicht ook gebaseerd op een historisch figuur. In de vijfde eeuw zou een machtig vorst geleefd hebben, een zekere Artorius Dux Bellorum — aldus Geoffrey van Monmouth in zijn twaalfde-eeuwse Historia Regum Britanniae (geschiedenis van de Britse vorsten). Deze krijgsheer (Dux Bellorum), zou de Britten aangevoerd hebben in hun strijd tegen de Saksen en een grote overwinning geboekt hebben nabij Mount Badon. Maar dat is allemaal erg onzeker en Geoffrey is ook nogal onbetrouwbaar.
Dat maakte allemaal niets uit voor de latere middeleeuwse auteurs die gretig verder fantaseerden op het thema van een mythische koning. Chrétien de Troyes (twaalfde eeuw) die aan het hof van de graaf van Vlaanderen, Filips van den Elzas, werkte, legde de basis voor de latere Arthur-romans die niet alleen in zijn tijd waanzinnig populair waren, maar ook vandaag nog steeds niets van hun oorspronkelijke kracht hebben ingeboet. In de vijftiende eeuw schreef Thomas Mallory zijn versie van de feiten en in 2004 vertolkte Clive Owen de rol van de mythische koning in de film King Arthur van Antoine Fuqua. En hier zwijgen we nog over de karrenvracht strips waarin Arthur of zijn ridders de hoofdrol spelen.
De kern van de de uitgebreide (en elkaar soms tegensprekende) Arthur-verhalen draait steeds rond de ridders van de Ronde Tafel die uitgedaagd worden om tal van queestes te ondernemen. Deze queestes lijken op het eerste zicht een staaltje van actie, maar hebben altijd een theologische onderbouw. Zo is het doden van een draak altijd een ultiem symbool van de strijd tussen goed en kwaad. Enkele ridders van de Ronde Tafel zijn ondertussen erg bekend geworden, denken we maar aan Walewein, Galahad,... en Lancelot. En zo belanden we bij De Rode Ridder voor wie dacht dat we hier alleen maar ons geschiedenislesje gingen opdreunen.

In deel 19, dat naar de toepasselijke titel Koning Arthur luistert, maakt Johan kennis met alle legendarische protagonisten uit de Arthur-verhalen. Sterker: ze worden zijn vrienden. Vooral Lancelot is zijn allerbeste vriend, hoewel hun eerste ontmoeting verloopt in een sfeer van achterdocht en ze de zwaarden kruisen in een onbeslist duel. Ook mogen de schone Guinevere, Merlijn de wijze tovenaar en Arthur niet ontbreken, maar al bij al is dit album slechts een eerste kennismaking met karakters die nog in tientallen albums zullen opduiken. Slechts weinig van de verhalen waarin die figuren opduiken zijn gebaseerd op de bestaande Arthur-verhalen, maar zijn er misschien wel een klein beetje door geïnspireerd. De ridders trekken eropuit om overal het onrecht te bestrijden zoals in De Wilde Horde (deel 21), De Kroon van Deirdre (deel 26), Het Beleg van Crowstone (deel 33),... om er maar enkele te noemen. Op het einde van elk verhaal schuiven ze altijd mooi de voetjes onder de cirkelvormige tafel van de koning. Maar er zitten niet altijd vrolijke vrienden aan de koninklijke dis. Er is een of andere snoodaard, Modred/Mordred, de vermeende zoon van de koning (of is het de zoon van Merlijn?) die de val van zijn vader gezworen heeft? In Kerwyn de Magiër (deel 20), zet hij zijn eerste stappen in de reeks en in Het Rijk van Enid (deel 25) verlamt deze booswicht ridder Lancelot. Dat is nog allemaal klein bier in vergelijking met wat in De Barst in de Ronde Tafel (deel 40), gebeurt. In dit album komt de überslechterik van De Rode Ridder tot leven: Bahaal! In De Laatste Droom (deel 41) brengt de prins der duisternis Arthur in de slag bij Camlan een fatale zwaardsteek toe en doet zo de legendarische vorst (voorlopig!) uit het leven van Johan verdwijnen. Volgens de legenden was dat echter Mordred, die zelf ook op het slagveld stierf, maar dat is slechts een detail.
De koning mag dan wel dood zijn, maar hij leeft verder in zijn zoon Parcifal/Parcival (deel 43), een sukkel van een jongen (vergelijkbaar met de zielige Enak uit de stripreeks Alex) die door Johan en Lancelot op de troon van zijn vader moet gezet worden. Opnieuw wordt hier een loopje genomen met de bestaande Arthur-legendes, want Parcifal was helemaal niet de zoon van Arthur, maar een doodgewone ridder van de Ronde Tafel. Zijn moeder wou niet dat hij ridder werd en voedde hem op in volledige afscherming van de wereld. Maar Parcifal wou ridder worden en in een bespottelijke uitrusting in het album Parcifal (deel 43) trekt hij op een oude ezel naar het hof van koning Arhtur. Een spoor van zijn nederige afkomst vinden we dan ook in dit album waarin alleen Parcifal centraal staat en Johan en Lancelot nauwelijks opduiken. Van die ridderepiek is trouwens weinig te merken, want Parcifal huilt heel wat af: wanneer 'zijn' ridder Gunard sterft, wanneer hij in elkaar wordt geramd en zijn ezeltje wordt gedood, maar ook wanneer hij het gekerm van gewonden hoort bij de belegering van het kasteel waar hij zich verschanst heeft. De toekomstige koning heeft nog veel te leren!

Gelukkig zijn Johan en Lancelot er om hem te helpen. En niet te vergeten het legendarische zwaard Excalibur (in het gelijknamige deel 51). In een vorige bijdrage hadden we het al over mythische zwaarden, maar onder superzwaarden spant Excalibur zeker de kroon. Dit mythische zwaard werd vereeuwigd in tal van legenden en spreekt nog steeds tot de verbeelding wat bijvoorbeeld de fantastische film Excalibur (1981) van John Boorman bewijst. Volgens de legende werd het na de dood van Arthur in een meer gegooid, maar in dit album duikt het vrolijk op uit het graf van de mythische vorst!. Ook de kroon van Arthur wordt gevonden (voor de insiders: het is alwéér een ander type hoofddeksel) en dat lijkt ook al niet te kloppen met de legendes. Arthur werd immers na zijn dood (mét zijn kroon op zijn hoofd) naar het mythisch Eiland der Gelukzaligen, Avalon, gevaren. Pas in Avalon (deel 157) zal Karel Biddeloo de versie vertellen die strookt met de legendes, Johan zal er Arhur niet alleen ontmoeten maar samen met hem het eiland verdedigen tegen de boze machten. In elk geval krijgt Parcifal in dit album het mythische wapen in zijn handen, vernietigt het zwaard van Bahaal dat in de Ronde Tafel geplant is en neemt de macht van zijn gestorven vader over. En daarna wordt het erg stil rond Parcifal en de Ronde Tafel.

Tot opeens Karel Biddeloo, gesterkt door de grote populariteit van de Arthur-cyclus en wellicht ook door een pijnlijk gebrek aan inspiratie zijn rode held laat terugkeren naar waar het allemaal begonnen is. Opvallend is dat Karel vanaf Lyonesse (deel 152) plots wel heel veel aandacht begint te besteden aan de originele Arthur-verhalen, dit zelfs in tegenstelling tot Willy Vandersteen die ze louter als een verre bron van inspiratie beschouwde waar hij nogal redelijk vrij mee kon omspringen. Over bleitsmoel Parcifal wordt met geen woord gerept, maar The King is back! Hoewel... in de loop van Lyonesse wordt duidelijk dat Arthur een vermomde handlanger van Bahaal is net zoals Guinevere en Merlijn. Arthur ziet er nog steeds erg koninklijk uit, Merlijn draagt nog steeds zijn kinderpyjama, maar Guinevere... De mooie koningin heeft niet alleen de brand van Camelot (zie De Laatste Droom, deel 41) zonder kleerscheuren overleefd, 't onschuldige meiske heeft van Bahaal ook nog eens een gratis behandeling bij de plastisch chirurg gekregen. En wat die kleerscheuren betreft: dat zijn diepe, zeer diepe insnijdingen geworden in haar kleed. Goed, terug naar het verhaal. De valse koning Arthur heeft het zwaard Excalibur verloren (kon hij het niet gewoon terugvragen van zijn zielige zoontje Parcifal... en waar is hij plots gebleven?) dat opnieuw in het meer is terechtgekomen. En hier maakt Biddeloo een interpretatie van de verschillende bronnen over koning Arthur. Volgens het ene verhaal verkreeg Arthur Excalibur door het uit een steen te trekken (zijn vader Uther Pendragon had het in die steen vastgestoken), volgens een andere versie heeft hij het gekregen van the Lady of the Lake, de Dame van het Meer. In de film Excalibur krijgen we een combinatie van de twee legendes: Arthur trekt het zwaard uit de steen en wanneer het breekt, gooit hij het in het meer waar de Dame van het Meer het enige tellen later weer ongebroken uit tevoorschijn haalt. Biddeloo noemt de Dame echter Morgana, en hier verwart hij haar met Morgan La Fay, de vermeende moeder van Mordred, de minnares van Merlijn, de halfzus van Arthur en kwade genius in het Brittannië van die tijd. Zij (en dus niet Bahaal) had de ondergang gezworen van Arthur. Daar is bij Biddeloo niets van te merken: zijn Morgana draagt een mooi groen, diep gedecolleteerd duikerspakje dat altijd handig is om in het meer rond te zwemmen. In De Slavenmeester (deel 154) is die catsuit zelfs vervangen door een sexy bikinietje wat ons nog meer (of eigenlijk minder) doet verlangen van de Dame van het Meer. Maar we laten ons weeral afleiden van het verhaal. Morgana vertelt Johan over het bedrog van Bahaal en ondertussen is ook vriendje Lancelot weer van de partij.

In De Toverstaf (deel 153) wordt de strijd dan defnitief ingezet tegen de handlangers van Bahaal. Alleen Lancelot twijfelt wat bij het zien van zijn oude vlam Guinevere. In de oudere Arthur-cyclus van De Rode Ridder was nooit enige sprake van een romance tussen die twee, maar Biddeloo volgt in de nieuwe cyclus mooi de verhaalstof van Chrétien de Troyes. Had Lancelot dan vroeger geen oog voor de koningin? 't Zal wel aan haar nieuwe garderobe liggen, zeker? In elk geval wordt het leger van Bahaal aan het einde van het verhaal verpletterd, ondanks de steun van Infernator, een mislukte kloon van de fantastische Nocturno uit het album De Duistere Bondgenoot (deel 84).
En nog is de strijd niet definitief gestreden. Ook Lodogran, de slavenmeester, leeft nog half en zint op wraak. Die Lodogran, een volledig fictief personage dat je misschien nog kent uit Koning Arthur, speelt ook een rol in enkele andere delen maar moet uiteindelijk het onderspit delven in een groots zwaardduel met de enige echte koning Arthur, die ruw gestoord wordt op zijn Club Med-eiland Avalon. Tja, dat had hij zelf gezocht.
Zo kabbelen de avonturen rond koning Arthur rustig verder. In Montsalvat (deel 155) en De Graalkoning (deel 156) maakt Johan lang voor de hype van De Da Vinci Code kennis met de Heilige Graal, de mythische kelk waar Christus uit zou gedronken hebben tijdens het Laatste Avondmaal of waarin, volgens een andere legende, enkele druppels van zijn bloed zouden opgevangen zijn. Volgens Chrétien de Troyes was het ridder Galahad, de zoon van Lancelot, die na een moeizame tocht de Graal kon veroveren in het legendarische land Montsalvat waar de Graalburcht zich bevindt. Van Galahad is in De Rode Ridder echter nauwelijks sprake. Hier probeert Lancelot de Graal te bemachtigen, maar Trevrizent (een personage uit de dertiende-eeuwse roman Parzival van Wolfram von Esschenbach), acht hem niet waardig omwille van zijn liefde voor Guinevere. De oerkatholieke en brave Johan daarentegen, wordt wel geschikt bevonden door Trevrizent. Johan doorstaat alle proeven en komt voor de ultieme uitdaging te staan. Hij is uitgenodigd aan de tafel van de Visserkoning (door von Esschenbach Anfortas genoemd) en ziet hoe de koning zwaar lijdt. De arme sukkelaar heeft ooit een speer in zijn kruis gehad maar niemand durfde hem hierover ooit een vraag te stellen... wat Johan natuurlijk wel doet. En zo verschijnt de Graal in al haar volle glorie, geeft een powerboost aan de ridders van de Ronde Tafel waardoor zij het kwade definitief (jaja, dat zal wel) kunnen verslaan in het rijk van Koning Arthur. En zo verdwijnt de mythische koning even uit de albums van De Rode Ridder want waar vrede heerst, is voor een dolende ridder niet al te veel te beleven.
Nochtans wordt in Het Zwarte Teken (deel 173) een commerciële poging ondernomen om het succes van De Rode Ridder weer aan te zwengelen. Door middel van opgetekende herinneringen in het geheime dagboek van Merlijn, de zogenaamde Kronieken van Camelot, in het kasteel Tintagel in zuidwest-Engeland grijpt Biddeloo de kans om nieuwe verhalen uit de tijd van koning Arthur en de Ronde Tafel te vertellen. Het niveau van deze albums is echter van een dermate laag niveau dat Merlijn dat boek beter meegegeven had met het oud papier. Denken we maar aan prutsverhaaltjes als Het Drakengraf (deel 176) waarin we eindelijk de belachelijke, ware identiteit te weten komen van Kerwyn de Magiër, De Lamp van Aladdin (deel 181),... en nog een tiental andere albums. Meerdere lezers van De Rode Ridder haakten hier af en zouden door de komst van het nieuwe team Scholz en Lodewijk weer inpikken.
Volledigheidshalve willen we hier toch nog even stilstaan bij een andere episode uit de Britse geschiedenis, de Rozenoorlogen (1455-1485). In De Koningmaker (deel 134) en De Witte Duisternis (deel 135), neemt Johan actief deel aan deze bloederige Britse burgeroorlog. Johans vriend, Alfons de Beauchamp, behoort tot het kamp van het huis van Lancaster (met als symbool een rode roos), dat in oorlog was verwikkeld met het huis van York (gekenmerkt door de witte roos). Beide adellijke families waren met elkaar in conflict geraakt over de opvolging van de Britse troon. Alfons blijkt in dit album de trotse bezitter te zijn van het kasteel van Warwick, een prachtige burcht die vandaag nog steeds te bezichtigen is en waar zelfs de grootste werkende trebuchet (een slingerwerktuig, te vergelijken met een katapult) van Europa te zien is. De naam de Beauchamp is door Karel Biddeloo goed gevonden want het was inderdaad de familie de Beauchamp die vanaf 1268 het kasteel in handen kreeg tot hun lijn in 1449 uitstierf. Diezelfde familie was trouwens ook verantwoordelijk voor de dood van Jeanne d'Arc, maar omdat ze nu tot het kamp van de goeien behoren, vergeven we hen dat kleine akkefietje uit het verleden. In 1449 neemt Richard Neville de macht in Warwick over en omwille van zijn grote rijkdom én prestige noemt men hem de Kingmaker. Hij (en niet Biddeloos Alfons de Beauchamp) kon bepalen wie de volgende koning van Engeland zou worden. Alfons wordt door Richard van York (vermoedelijk Richard Plantagenet die leefde van 1411 tot 1460) met foltering gedwongen om voor hem partij te kiezen in de Rozenoorlog, maar dat loopt op een sisser af. De aanhangers van Alfons komen hem bevrijden en Warwick (en dus het huis van Lancaster) boekt een grote overwinning op York.

En nu maakt Biddeloo er een warrig maar origineel historisch soepje van. In De Witte Duisternis staat nu Edward III centraal, de opvolger van Edward II, die door zijn vrouw Isabella en haar minnaar Mortimer gedood werd in het jaar 1327. Neen, er is in dit album geen sprake van reizen door de tijd of de mist van Merlijn. We hebben het al meerdere keren aangehaald dat het niet op een eeuw meer of minder aankomt in De Rode Ridder. Maar wat we nooit verwacht hadden, is dat Biddeloo censuur zou toepassen in zijn albums! De zwakke (en vermoedelijk homoseksuele) Edward werd volgens de geschiedenisboeken vermoord door hem te spietsen met een gloeiende pook en dat gebeurde niet zoals Biddeloo zegt "in zijn mond", maar in een kleine halve meter lager (en 't rijmt op "mond" voor wie het nog niet door heeft). Gelukkig is Johan er om Mortimer en Isabella in zeven haasten te straffen, prins Edward III op de troon te helpen en naar Horst terug te keren want daar is Magor de boel onveilig aan het maken. In feite is de klus niet af, want Richard van York is kunnen ontsnappen en wacht nog steeds op zijn geschikte straf. En dat is maar goed ook, want Richard was de vader van Richard III, die vereeuwigd werd in het gelijknamige stuk van William Shakespeare. Je weet wel, hij die volgens Shakespeare op het slagveld zou hebben uitgeroepen: "A horse! A horse! My kingdom for a horse!" Mmm, Shakespeare en De Rode Ridder, zou dat geen leuk ideetje zijn voor Claus D. Scholz en Martin Lodewijk?

TEKST: BERT GEVAERT



© De Stripspeciaalzaak, 2009