|
1
De Gouden Sporen
|
"Halt,
Erik! Een toekomstig ridder slaat geen gevallen vijand!
Als ge wilt vechten, zal ik u les geven."
Met
deze vaderlijke raad berispt Johan een van de drie schildknapen
wier opleiding hij zich aantrekt. Het begint nochtans
allemaal met een aanval op de drie jongens Kurt, Erwin
en Erik. Erwin kan zich niet beheersen en vlucht er
als een haas vandoor. Voor Johan is de aanval als grap
bedoeld, maar ook als test om de reacties van de schildknapen
te peilen. Op Erwin na doen ze dat dus goed. De drie
zijn op weg naar de Reigershoeve met de uitrusting van
hun meesters die er zullen bijeenkomen voor een toernooi.
Nog voor er meer uitleg kan gegeven worden, verschijnt
een grimmig uitziende ridder ten tonele die Johan sommeert
de jongens uit de weg te laten gaan. Deze ongelikte
beer verdient een lesje en dat gebeurt uiteraard ook
in een strijd met de lans en het zwaard waarop Johan
de ridder met een voetschop uit het zadel licht.
Op de Reigershoeve is Veerle, de dochter van hereboer
Wulf, geïnteressered in de schildknapen, maar Wulf
moet er niet van weten dat ze zou pronken in hun buurt.
Op haar kamer weet ze zich toch nog te laten bewonderen
door in het raam post te vatten. Erwin is de eerste
die de aandacht van Veerle tracht te trekken, maar wordt
daarin geplaagd door Erik. Een gevecht met stokken zou
de twist moeten beslechten, maar Johan grijpt in. Hij
geeft hen de volgende dagen les in het stokschermen
dat aan de basis ligt van het hanteren van alle wapens.
Ook met andere wapens gaan ze in de weer. Toch blijven
onderlinge twistpunten en hun verschil in afkomst voor
wrevel zorgen.
De jongens worden na het ontwaren van een verdachte,
rondsluipende kerel als wachtpost ingezet die dezelfde
nacht nog Kurt wil verschalken. Erwin panikeert opnieuw
en Erik is net ietsje te laat, maar toch kan Kurt zich
uit de heikele situatie redden. Johan blijft geloven
in Erwin.
Ondertussen is er een roversbende actief in de buurt
die nu ookj de Reigershoeve op het oog heeft. Johan
krijgt weet van deze plannen en er worden voorzorgsmaatregelen
getroffen. Erik wil zich echter niet inlaten met boerenpummels
en Erwin (die tegen dan al lang de gunst van Veerle
heeft verworven) ziet in dat hij in de strijd allicht
zijn zenuwen niet zal kunnen bedwingen. Beide jongens
willen de plaat poetsen. Johan heeft zijn verdict klaar:
"Erik, de trotse stijfkop! Erwin, de zwakkeling!
Hun meesters hechten te veel belang aan hun wapenkunde
en verzuimden hun karakter te vormen!" Gelukkig
is er nog Kurt die zijn riddersporen wil verdienen en
die gelegenheid zal er volgens Johan zeker zijn.
Terwijl ook Veerle met de andere vrouwen het dichte
woud opzoekt om zich in veiligheid te stellen, worden
ze aangevallen door roverhoofdman Baldur en zijn ruiters.
Erik komt tussenbeide. en als Veerle gegrepen wordt
door Baldur wint Ewin al zijn moed en stormt op de hoofman
af. Iets te onstuimig want hij mist met zijn zwaard
en Baldur schopt hem van zich af en hakt op hem in.
Toch wist de jongen Baldur te verijdelen dat Veerle
als gijzelaarster wordt gepakt. Zwaargewond moet Erwin
het bed houden. De verdedigingswerken en versterkingen
van de wallen gaan voort.
De rovers naderen en een eerste nachtelijke benadering
op het paalwerk aan de voet van de muren weg te snijden,
wordt afgestopt. De dag erop gooit Baldur zijn volledige
horde in de strijd. Bekogelingen met zware stenen pareren
ze met een inderhaast opgetrokken afdak. De Reigershoeve
is te weinig bemand om dit lang uit te kunnen zingen.
Johan moet erop toezien dat alle vleugels zijn bemand.
Op een ervan valt Wulf door toedoen van een rover naar
beneden. Erik komt hem te hulp, maar de overmacht is
te groot. In zijn laatste woorden hoopt hij dat hij
zijn gouden sporen verdiende.
In het kamp van Baldur maakt de hoofdman zich zorgen.
De verliezen zijn ook aan zijn zijde talrijk en de mannen
zijn van oordeel dat de verdediging te sterk is. Ze
zouden liever vertrekken. Een reden te meer om nu voorgoed
de aanval in te zetten.
Tegen de ochtend bezwijkt de poort. Kurt kan deze aanval
met een pot kokende pek enigszins tegenhouden, maar
moet dat bekopen met zijn leven. Hij wordt neergeschoten
met een pijl. Een woedende Johan komt tegenover Baldur
te staan. Zonder medelijden doodt hij de roverhoofdman.waarop
de resterende rovers in allerijl vluchten.
Het dodental op de hoeve is hoog. Aan Erwin schenkt
Johan drie gouden sporen die de drie schildknapen volgens
hem hebben verdiend. Erwin bevestigt ze op de houten
kruisen van zijn gesneuvelde kameraden want hij vindt
niet dat ze hem toekomen.
|
2
De Toverspiegel
|
"Ik
diende prinsen en koningen! Zocht eer en roem op de
slagvelden... Maar nu besef ik wat het belangrijkst
is!"
Johan
is duidelijk onder de indruk van Galaxa nadat hij haar
redde van het monster Gorgontar. Hij is zelfs bereid
om zijn zwervende ridderbestaan voor haar op te geven.
Maar het is een ander offer die de kaarten doet herschudden.
Wanneer Johan voor de befaamde Toverspiegel staat, grijpt
hij nog wantrouwig naar zijn zwaard wanneer het oppervlak
zo zwart als de nacht wordt en er dansende lichtpuntjes
verschijnen die een betoverende gestalte vormen. Voor
het eerst aanschouwt hij de goede fee Galaxa. Haar verschijning
is sprookjesachtig met sterretjes om haar heen die niet
zouden misstaan in een Walt Disney-tekenfilm
waarin een prinses alle aandacht wegkaapt. Galaxa zoekt
een bondgenoot tegen de Duisternis. Johan verklaart
dat hij nog nooit eerder iemand zo snel zijn vertrouwen
schonk. Op dat moment heeft hij zijn zwaard al lang
in de schede teruggestopt. Hij zegt erbij dat zij vanaf
nu over zijn zwaard kan beschikken. Daarna staren de
twee elkaar secondenlang aan, “sterk in de ban
van een groeiende wederzijdse bewondering”. Het
moment erop grijpt een vervaarlijke klauw van een afzichtelijk
monster de fee. Reddeloos roept Galaxa Johan ter hulp.
Het blijkt een droom te zijn, maar dan wel een die is
berust op waarheid.
Eens hij in het onderaardse toverrijk is gekomen, helpen
naarstig arbeidende kabouters, aardmannetjes en elfen
hem op weg naar een vastgeketende Galaxa. Johan verslaat
het ondier Gorgontar en nog vóór Galaxa
haar held kan bedanken met een kus stijgt uit het roerloze
lichaam Bahaal, de Prins der Duisternis, op uit donkere
nevelslierten. Bahaal uit eerst dreigementen en probeert
daarna Johan te overtuigen zijn kamp te kiezen, maar
Galaxa toont haar krachten en bliksemt haar vijand weg.
Johan begrijpt er niets meer van.
Galaxa beweert dan wel dat dankzij hem alle gevaar is
geweken, maar toch is er een offer nodig dat zij niet
van hem kan verlangen. Johan werpt zich haast aan haar
voeten en verklaart zich bereid tot alles. Dat offer
houdt in dat Johan in feite voor eeuwig in het Rijk
van de Spiegel moet blijven want daarbuiten verliest
zij haar huidige gedaante en moet ze eeuwig rondzwerven
in de ruimte. Galaxa heeft nu al door dat Johan haar
op een dag toch zou verlaten. “Vanaf het eerste
ogenblik betekende je alles voor me. Ik blijf voor altijd
bij jou, Galaxa!” is een antwoord van Johan dat
haar geruststelt. “Johan, lieveling... We zullen
samen gelukkig zijn!” is haar antwoord dat ze
bezegelt met een tedere kus.
Op een feest met een Johan in vorstelijke gewaden vertelt
ze wat meer over haar identiteit. Voor de Grieken was
ze de godin Afrodite, voor de Romeinen Venus. Op dat
moment komt Johan tot het besef dat er buiten de Toverspiegel
nog een roversbende actief is die de spiegel wil buitmaken.
Johan roept op tot waakzaamheid en houdt zelf de wacht
bij de spiegel.
Na een aflossing treft hij Galaxa in tranen. Ze voorvoelt
hetzelfde dat Johan ook al door heeft: een naderende,
onontkombare dreiging. Ze beseft dat het voor hen slecht
zal aflopen. Daar krijgt ze gelijk in wanneer Galaxa
bij de strijd in de kamer buiten de spiegel uit haar
beschermde rijk komt om Johan het leven te redden. Johan
kent geen genade voor roverhoofdman Boggolt die hun
droom vernietigde. In hem schuilde Bahaal die zich amuseert
met het nieuwe lot van Galaxa. Een lot dat hem net vaak
tegenover haar zal stellen. Galaxa verzekert Johan dat
dit geen afscheid is...
|
3
Het Beleg van Crowstone
|
"Jullie
schelden ons voor barbaren uit! Ik zal je de gelegenheid
geven de ridderlijkheid van je riddervrienden op de
proef te stellen!"
Het
is Haram, de Zeearend en leider van de Moren, die aan
de touwtjes trekt bij de belegering van het kasteel
van Crowstone en de onderhandelingen over een mogelijke
vrijlating van de belegerden.
Johan heeft Haram in het begin van het verhaal uit verraderlijk
drijfzand getrokken en zo zijn leven gered. Haram is
enkel naar Brittanië gekomen om een persoonlijke
vete te vereffenen. Hij weigert mee te gaan met Johan
om zijn aanwezigheid voor koning Arthur te verklaren,
maar hij zal nooit vergeten wat Johan voor hem heeft
gedaan.
Thuline, de heks uit de duinen is getuige van het tafereel,
maar houdt er niet van dat de rust van de geesten van
de menhirs door Haram en Johan zijn verstoord. Na een
dreigement stuurt ze een eenhoorn op de ridder af die
zijn paard al bij de eerste aanval velt. Met een stierenvechterstrucje
kan Johan de eenhoorn doden wat al helemaal niet naar
de zin is van Thuline.
Te voet trekt Johan verder naar de burcht van Crowstone
aan de kust die volgens Merlijn bewoond wordt door een
onachtzame slotheer. Nog voor Johan binnen de slotmuren
gasvrij wordt ontvangen door Malvor, de heer van Crowstone,
heeft hij met een kwinkslag kwaad bloed gezet bij diens
vrouw Marion. Het wordt Johan al snel duidelijk hoe
de vork in de steel zit. Malvor liet twee jaar geleden
alle schipbreukelingen van een schip waarop ook Hamar
zich bevond afmaken. Allen Hamar onstnapte. Johan dringt
aan op beveilingingsmaatregelen en de bescherming van
het volk. Marion gooit wat olie op het vuur en hitst
haar man op tegen Johan. Het komt tot een zwaardgevecht,
maar Marion maakt een luchter los die de ridder bewusteloos
op de vloer doet belanden en vervolgens in een kerker.
De burchtheren van de omringende regio's zijn diezelfde
avond te gast op Crowstone en lachen in halfdronken
toestand de Rode Ridder uit. Eens te meer toont Marion
zich als een stookster, maar Malvor komt na een vernederend
gevecht tot inkeer en besluit alsnog maatregelen te
treffen als voorbereiding op een belegering. Persoonlijk
gekrenkt in haar eer laat Marion de nar van Crowstone
de heks Thuline inlichten om haar te ontbieden op het
kasteel.
Tezelfdertijd zijn ook de Moorse galeien tot dicht bij
de kust komen aanvaren. De landbouwers worden gevangen
genomen en dienen als pasmunt voor onderhandelingen.
Haram wil enkel Crowstone vernietigen en het komt dus
tot een voorstel van Haram om de burchtheren hun moed
te laten tonen: "Iedereen mag Crowstone verlaten,
behalve Malvor! Voor elke ridder die blijft, laat ik
twintig gijzelaars vrij". Johan legt het voorstel
aan de ridders voor en na een doodse stlte, de zelfopofferende
houding van Malvor en de onder woorden gebrachte moed
van Johan, gaan vervolgens alle aanwezigen in op het
voorstel. Haram houdt woord en laat alle ondergeschikten
vrij terwijl Malvor en het groepje ridder zich klaarmaken
voor wat hoogstwaarschijnlijk een laatste strijd zal
zijn.
Ondertussen is ook Thuline nog steeds op wraak belust
en daarvoor rekent ze op Marion, maar zij vindt de dood
in een vluchtpiging voor de heks die zich ook al van
de nar ontdeed.
Een drieste en lange belegering volgt. De ridders houden
manmoedig stand en zetten alle mogelijke verdedigingsmiddelen
in: van het wegduwen van ladders en het uitkieperen
van potten met kokende pek tot gevechten met het blote
zwaard. Op rustmomenten wordt er dan wel stoere taal
gesproken om er de hoop en moed in te houden, maar het
wordt vrij snel duidelijk dat Crowstone geen maat is
voor Haram en zijn legertje Moren. De ridders worden
zenuwachtig of laten zich misleiden door bijgeloof en
werken dit op elkaar of op Johan uit. Deze laatste grijpt
telkens in om het moraal op te vijzelen.
Een katapult met vuurballen doet hen echter slikken.
Daar zijn geen emmers met water tegen bestand. Een uitval
via een geheime gang om de katapult onschadelijk te
maken is een gevaarlijke, maar wel succesvolle onderneming.
En nog is het gevaar niet geweken. Het duikt nu ook
intern op. Iemand pleegt met pijl en boog aanslagen
op de ridders, maar toch vooral op Johan die aan twee
afgeschoten pijlen ontsnapt. Een derde treft 'm in de
schouder. Thuline — want zij is de daadster —
spijkert Johan tegen een deur. Malvor komt tussenbeide
waarop Johan dekking weet te zoeken Als ultieme wraak
laat zij een touwladder van een vestingmuur rollen,
maar wordt voor haar aanwezigheid op de kantelen beloond
met een dodelijke pijl. De Moren zien snel hun kans
en vallen massaal het kasteel binnen.
Haram wil nog steeds Johan sparen, maar de Rode Ridder
blijft gestand houden aan zijn eed om te strijden aan
de zijde van het gezag. Slechts een klein groepje ridders
bijft overeind tot ook deze uitgedund raken. Ook Johan
bezwijkt en is ernstig gewond.
Maar Haram laat 'm overbrengen naar de hut van een landbouwer.
Daar zweeft hij weken tussen leven en dood. De landbouwer
maakt nog een einde aan het verhaal door aan Johan te
vertellen dat Harams vloot in een storm is vergaan.
Opgeruimd staat netjes. In de laatste prent passeert
Johan nog eens het slot van Crowstone dat er nu als
een ruïne bijstaat.
|
4
Vrykolakas
|
"Ik
begin te geloven dat we inderdaad met 'n buitengewoon
gevaarlijk wezen te doen hebben!"
Tot
deze scherpzinnige vaststelling komt een vastgebonden
Johan nadat twee van Abahrims huursoldaten een gruwelijke
dood sterven bij het afbreken van een muur in de onderaardse
gewelven van een kasteel waarachter Vrykolakas gevangen
zit. Een van die soldaten verliest er zelfs het hoofd
bij, letterlijk! Ook de ratten in de gewelven zijn als
de dood voor het wezen en vluchten van 'm weg. Op dat
moment heeft Johan al oog in oog gestaan met Vrykolakas.
Een close-up van die boosaardige, wrede, in het duister
oplichtende ogen jaagt ook de lezer de stuipen op het
lijf. En hier zitten we net op de helft van het album.
In het begin van Vrykolakas wordt de knappe,
blonde, jonge vrouw Adelia lastiggevallen door een groep
ruiters onder leiding van Abahrim. Vanuit de naburige
kasteelruïnes slaat zonderling Ozias het tafereel
gade. Hij kan niet ingrijpen want er staat te veel op
het spel. Adelia's oom Joab, een herbergier, durft wel
op te treden, maar dat bekoopt hij met een afranseling.
Johan moeit zich vervolgens in het gevecht en maakt
opnieuw kennis met Abahrim die hij blijkbaar nog kent
van vroeger. Abahrim sneert naar Johans nobele doelen
als beschermer van zwakken en verdrukten, maar zou de
ridder toch noig steeds graag inlijven in zijn groep
huursoldaten Ook nu weer weigert Johan het aanbod.
Abahrim heeft in dit grensgebied waarap alle protagonisten
zich inmiddels verblijven zijn diensten verkocht aan
een van de twee landen die op voet van oorlog staan.
Hun kamp slaan ze voorlopig op in de kasteelruiïnes.
Joab raadt de aanvoerder dat af en vertelt over de vloek
die op het kasteel rust en de boze geest die in de ondergrond
huist. Abahrim heeft er geen oren naar. Johan luistert
wel, zij het met enige bedenkingen. Hij gelooft de praatjes
niet.
De soldaten van Abahrim komen bij nachte in het kasteel
snel tot de constatatie dat het er gevaarlijk is. Er
zijn dodelijke valstrikken en de aanwezigheid van zwerver
Ozias, die hen komt waarschuwen voor dreigend gevaar,
maakt er ook al geen gezellig scoutskamp van.
Adelia kan Johan ondertussen overtuigen van het bestaan
van Vrykolakas want zij zit ook in met Ozias met wie
ze is bevriend. In het kamp ontwaken de soldaten uit
een nachtmerrie waarin een afschuwelijk wezen hen aanstaarde.
Abahrim besluit om dieper de gewelven in te gaan om
Ozias op te jagen. Twee van hen vinden er Johan terug
die ze neerslaan en vastknevelen In diezelfde ruimte
hangt een massief zilveren kruis op een muurwand waarachter
de twee soldaten een verborgen schat vermoeden. Ondanks
de nieuwe waarschuwingen van Ozias, die ze tot twee
keer te met een zwaard vellen, breken ze de boel open
wat de bevrijding betekent van een van de meest angstaanjagende
creaties ooit in een stripverhaal gebracht. Een klassiek
horrorspel van jagen, achtervolgen, vluchten en verschalken
is nu aan de orde. Dankzij het daglicht komt het niet
al in de eerste nacht tot een groter bloedbad.
Ozias is trouwens nog steeds niet dood. Nu blijkt dat
hij ook wel over bijzondere krachten beschikt die hij
inzet voor de kant van het licht. Zijn broer daarentegen
is een Demon van de Nacht en die broer is wel degelijk
Vrykolakas, een vampier. Het greintje broederliefde
dat Ozias nog restte, weerhield hem ervan zijn eigen
broer te doden. Het magische kruis van Eibon hield het
wezen al die tijd in bedwang. Dat kruis ligt nu in de
waterput van de kasteelruïne waarrrond de volgende
nacht gigaspannende situaties afspelen. Een klein tiental
pagina's lang mag Vrykolakas de soldaten en de anderen
de stuipen op het lijf jagen, ze een voor een afslachten
om uiteindelijk tot stof te vergaan door het kranige
optreden van Johan en het herwonnen kruis van Eibon.
|
5
Drie Huurlingen
|
"Ze
offerden zich op voor onze zaak, Lancelot. Zonder hen
was de strijd wellicht anders verlopen..."
Die
"ze" zijn drie vechtersbazen die het pad kruisen
van Johan, Lancelot en Parcifal, de zoon van koning
Arthur, die op weg zijn naar heer Kendall waar Merlijn
verblijft. Ondertussen heeft heer Wardon, die de plak
zwaait in het gebied, weet gekregen van het speciale
gezelschap dat zijn gebied doorkruist. Hij en andere
burchtheren zijn tegen de komst van de nieuwe koning.
Na een schermutseling maakt Johan nader kennis met de
drie verchtersbazen. Ze waren vroeger soldaten van koning
Arthur, maar na diens dood was er voor mannen als hen
geen toekomst meer. Johan weerlegt dat en beweert dat
het nooit te laat is om zich in te zetten voor de goede
zaak. Hij vraagt hun hulp tegen machtige vijanden die
de ondergang van het trio heeft gezworen. Maar zelfs
tegen een beloning zeggen de drie vagebonden neen.
Wanneer een machteloze Parcifal kansloos wordt verwond
door een spionerende landloper en een paar inwoners
van een nabijgelegen dorp overmeesterd worden door de
ridders van heer Wardon, grijpen de drie vagebonden
alsnog in. Zij bedienen zich elk van eigen wapens en
springen daar meesterlijk mee om. Baldon heeft als ex-houthakker
niet alleen zijn handigheid met de bijl mee, maar ook
zijn grote kracht. Albar is een Viking die de zweep
fantastisch kan laten knallen. De vroegere stroper Sligurt
moet zijn gebrek aan kracht compenseren met boog en
pijl en werpmessen en ontlokt na een demonstratie van
zijn messen grote bewondering bij Johan. Samen zullen
ze zich bewapenen en verdedigen in het dorpje in een
dal tegen de krijgslieden die het op Parcifal hebben
gemunt. De dorpelingen hebben zich al spontaan aangeboden
en zijn bereid te vechten voor een betere toekomst.
Lancelot krijgt na een verliezende gooi met dobbelstenen
de taak om met Parcifal in een paardenspan naar de burcht
van heer kendall verder te reizen.
Naast het opmerkelijke optreden van de drie bekeerlingen,
presenteert Karel Biddeloo in zijn
eerste volwaardige soloverhaal (hij tekende én
schreef dit album) ook een knappe, gevarieerde strijd
tussen de twee tegenover elkaar staande partijen. De
dorpelingen, die verreweg in de minderheid zijn en amper
een wapen kunnen hanteren, moeten vertrouwen op de listen
en lagen van de ervaren Johan. Zowel ruiters als landsknechten
trappen in dodelijke vallen tot meerdere woede van heer
Wardon.
Maar Wardon broedt zelf ook op plannetjes en de listen
leveren enkel tijdswinst op tot wanneer Lancelot terugkomt
met versterking. Met brandende pijlen laat Wardon het
dorp in brand steken. Baldon is de eerste die het loodje
moet leggen in zijn, overigens geslaagde, missie om
een nabijgelegen rivier om te buigen naar het dorp zodat
er geblust kan worden. Bij een grootscheepse, totale
aanval op het dorp is Albar de volgende die sneuvelt
terwijl hij een speer van Wardon die op Johan was gericht
met zijn zweep kon afweren. Johan doodt daaropvolgend
Wardon. Maar de overmacht is te groot. Sligurt, die
zich in de kerktoren verschalkte en als een sluipschutter
te keer gaat, wordt op eigen terrein aangevallen en
wordt gedood nadat zijn laatste mes is geworpen. Opnieuw
neemt Johan wraak en vermoordt alle soldaten die Sligurt
in de kejktoren hebben belaagd. Hij maakt van de gelegenheid
gebruik om de dorpelingen aan te moedigen en de bronzen
kerkklokken te laten luiden. En het werkt. Verscheidene
soldeniers vluchten in paniek weg, de rest wordt genadeloos
afgeslacht door de aangespoorde dorpelingen.
Na de strijd likt het dorp zijn wonden. Pas dan komt
Lancelot met Kendall naast hem en een horde wapenknechten
in hun zog in het dorp. Ook in dit naar het door Biddeloo
zo geliefde westerngenre neigende verhaal komt de cavalerie
te laat.
|
6
Ninja!
|
"Net
als wij heeft de Rode Ridder een zevende zintuig voor
gevaar ontwikkeld... door zijn avontuurlijk leven! Hij
is een man van eer... moedig en trouw... het is niet
de eerste maal dat wij een gemeenschappelijke vijand
bevechten!"
Wat
dan wel het zesde zintuig van Johan is, geeft Yorimoto
niet mee aan zijn vader Kinugasa. Toch vinden we de
Japanse ronin slimmer, behendiger en waardiger dan Johan.
Hij is dan ook een geliefd personage bij heel wat lezers.
De eerste keer kwam hij voor in het album De Samoerai
(deel 53).
Zijn vader leidde in opdracht van Demoniah westerse
acrobaten, goochelaars, gauwdieven en huurdoders (zie
ook De Leeuw van Vlaanderen, deel 109) op tot
ninja met het doel wraak te nemen op Johan, die inmiddels
samen met Merlijn op Japanse bodem is aangekomen.
In ruil voor zijn extreem zware en gevaarlijke opleiding
wil Kinugasa slechts een blik op het ware gelaat van
de gesluierde Demoniah. Zij stemt toe, maar hakt daarna
wel zijn hoofd eraf. Kinugasa is zeker niet de domste
en houdt haar ondertussen onder schot met pijl en boog.
Demoniah trof een oefenpop met namaakbloed. Demoniah
ziet plots mogelijkheden om nieuwe ninja op te leiden
en stelt een samenwerking voor.
Ook de ravissante en erg luchtig geklede Galaxa is van
de partij en dat was toch alweer een tijd geleden. Met
dergelijke hoofdrolspelers (Bahaal duikt op het einde
ook nog op) kan je bijna niet verkeerd doen. Ook de
info over de interessante opleidingstechnieken, het
arsenaal exotische wapens, de samoerai versus ninja
maken van Ninja! een enorm boeiend verhaal.
Dankzij Yorimoto ondervinden Johan en Merlijn minder
hinder bij het betreden van Japan dat anders verboden
terrein is voor vreemdelingen. Van landheer Tatsuya
Nakadai, de machtige daimyo, krijgen ze zes dagen lang
alle medewerking om Demoniah te verslaan. Zijn wapensmid
Inagaki vervaardigt voor Johan zelfs een gloednieuw
zwaard dat scherper en haast drie keer lichter is dan
voorheen.
's Nachts sluipen een aantal ninja het kasteel binen
en ontvoeren Merlijn. Dat was voorzien door de bebaarde
magiër. Met Johan en Yorimotoi heeft hij de afspraak
afgesloten dat de twee de ninja moeten volgen om zo
Demoniah te kunnen doden Ondertussen staat Merlijn onder
veilige bescherming van Galaxa zodat alle folterpraktijken
van Demoniah niets uithalen. Zij wil van hem nalelijk
weten waar de Rode Ridder is.
Bij een aanval van de samoerai van de daimyo op het
hoofdkwartier van de ninja, komt Johan tot bij Demoniah
terecht. Merlijn moedigt de ridder aan om haar te doden,
maar daar slaagt hij niet in. Hij kan het niet op die
manier. Demoniah maakt van Johans aarzeling en twijfel
gebruik om in de vlammenzee te springen en te ontsnappen.
Johans fout is dat hij Demoniah ziet en altijd zal blijven
zien als een vrouw (een lekkere brok dan nog) in plaats
van een gevaarlijke duivelin in mensengedaante.
Ondertussen heeft Yorimoto alle lijfwachten van Kinugasa
neergemaaid. In een elkaar respecterende babbel tussen
vader en zoon komt het tot het besluit dat slechts een
van hen mag overleven. Kinugasa stelt voor om de dodensprong
te wagen door zich in een duizelingwekkende afgrond
naast het ninjabolwerk te gooien. Zo is zijn eer gered
en Yorimoto's geweten in orde. Deze laatste stemt toe,
maar Kinugasa overleeft de sprong. Ook Demoniah is nog
lang niet dood. Na de strijd heeft ze de tijd om met
één welgemikte pijl ofwel Johan, Merlijn
of de daimyo te doden. Vreemd genoeg kiest ze niet voor
Johan, op wie ze toch wraak wilde nemen, maar wel voor
de daimyo. Demoniah en Kiniugasa treffen elkaar weer
en spreken af voor een hereniging. Wanneer de dageraad
komt, daagt Galaxa op die met de duivelin nog een appeltje
heeft te schillen. Demoniah daagt haar uit voor een
strijd op leven en dood, maar dat is voor het vervolg
De Schemerzone bestemd. Bahaal laat zich op
de laatste pagina eerst nog laatdunkend uit over Demoniahs
mislukking, maar haar onbeschaamdheid bevalt hem wel.
Ze krijgt zijn volle vertrouwen en steun.
|
7
De Laatste Droom
|
"Je
hebt me geroepen, Merlijn. Voortaan gaat het om jouw
macht en de mijne. Zwart en Wit zullen een magische
strijd uitvechten!"
Het
zijn profetische woorden van Bahaal die niets liever
wil dan de macht van koning Arthur te breken en zijn
rijk te ontbinden. In een eerste waarschuwing kondigt
hij het verdwijnen van de Ronde Tafel aan. Als voorbode
daarvan zal Excalibur, het magische zwaard van Arthur,
vernietigd worden. Qua symbolische wandaad kan dat tellen.
Zeker in de mythologische sfeer die de auteurs al een
tijdje in de verhalencyclus rond koning Arthur oproepen.
Een amulet van Merlijn lijkt toch nog wat te helpen
om een in visioenen opduikende Bahaal te verdrijven.
Zoals de lezer nog vaak zal merken, is er geen gebrek
aan ersonages die zich ten dienste van Bahaal inzetten.
Zo ook een oud vrouwtje en haar twee blinde dochters
die Lancelot tijdens een patrouille een hut in het woud
toewijst om in te schuilen tijdens een opgedoken noodweer.
De hut leidt via een geheime gang naar Camelot waar
Excalibur zonder verdere moeite wordt ontvreemd. Merlijn
draagt Johan en Lancelot op om Excalibur terug te halen.
Zijn amulet tegen Bahaals toverkunsten moet hen daarbij
helpen.
Bahaal is dan wel tevreden over het verworven bezit
van Excalibur, maar de komst van de twee ridders ziet
hij met ongemak tegemoet. Hij boetseert een beeltenis
van koning Arthur die hij met lange spelden te lijf
gaat, onderwijl magische formules prevelend. In Camelot
wordt Arthur nu door hevige pijnen gekweld. Eens in
Bahaals burcht binnengeraakt, hebben Johan en Lancelot
door wat er allemaal gebeurt. Ze weten Excalibur te
bemachtigen en het beeldje te vernietigen.
Bahaal zadelt hen daarna op met een vaas die ze aan
Arthur moeten afgeven. Indien hij besluit af te treden
en de Ronde Tafel te ontbinden, moet hij de vaas terugbezorgen.
Als Bahaal de vaas niet binnen drie dagen terugkrijgt,
zal het land in chaos tenonder gaan, belooft hij.
Gesterkt door zijn getrouwen, niet in het minst door
koningin Guinevere, ziet Arthur een treffen met Bahaal
best zitten. Niettemin wordt hij in de steek gelaten
door vele ridders die met een overwinning van Bahaal
in het vooruitzicht weer een kans zien om als voorheen
anderen te onderdrukken en zich opnieuw te verrijken.
Terwijl Arthur en zijn leger Bahaal tegemoet trekt,
doet Merlijn Guinevere huilen door haar te verkondigen
dat ze haar vent niet meer zal terugzien. Ook de rol
van Merlijn is uitgespeeld en hij maakt zich op om te
vertrekken.
Enkele van de ridders die zich van Arthur afkeerden,
proberen Guinevere alsnog zo ver te krijgen dat zij
de vaas zonder medeweten van Arthur teruggeeft. Haar
antwoord is kordaat: ze gooit de vaas van de trap. Maar
uit de vaas komt rook, gevolgd door vlamemen. Een verwoestende
brand breekt uit en doet een toren instorten. Het veroorzaakt
de dood van Guinevere. Lancelot moet machteloos toekijken
en brengt daarna de droevige mare over aan zijn koning.
Deze was net in gesprek met Bahaal in een poging een
oorlog af te wenden.
In een vallei trekken de legers op en positioneren zich
in slagorde. Arthur daagt Bahaal voor een persoonlijk
duel uit wat geen enkele van zijn opponenten verwacht.
Maar nog voor Bahaal anwoord kan geven, slaat het noodlot
toe. Een onooglijke horzel steekt een paard van een
van Bahaals ruiters en slaat op hol. In zijn zog volgen
andere opgehitste paarden en ruiters. Arthurs ridders
zien daarin een aanval en de hel breekt los.
Na uren ongenadige strijd komt het op een slagveld bezaaid
met doden en gewonden alsnog tot een duel tussen de
twee heersers. Arrhur is ziedend en stelt Bahaal verantwoordelijk
voor het smoren van zijn idealen in een bloedbad. Bahaal
sneeft onder het zwaard van Arthur waarna de koning
de overwinning uitroept. Nog eenmaal opent Bahaal echter
de ogen en smeekt Arthur om dichter te komen zodat hij
vergiffenis kan vragen. Met zijn laatste krachten slaat
Bahaal dodelijk toe waardoor ook Arthur geveld wordt.
Bij het lijk van Arthur houdt Johan een kleine grafrede:
"Het noodlot maakte een einde aan een mooie droom...
Arthur zal als een legendarische figuur de geschiedenis
ingaan!" Lancelot is wellicht de enige ridder die
de woorden van Johan aanhoort. Voor hen ligt een periode
waarin ze als dolende ridders de idealen van hun geliefde
koning Arthur verder uitdragen. Later wacht hen nog
de bescherming van Parcifal, Arthurs zoon, en de wederopbouw
van Camelot... En er is ook nog Bahaals zoon Qrandar!
En diens bloedmooie zuster Astra. Maar da's een heel
ander verhaal...
|
8
De Duistere Bondgenoot
|
"Allemachtig!
Haar haren en kleding bewegen, maar er is geen zuchtje
wind!"
Johans
ontmoeting met de mysterieuze Mayola aan een heldere
bron waar de ridder zijn waterkruik wil vullen, is er
een vol verbazing. Mayola meent met een handlanger van
graaf Krodax vandoen te hebben en verandert van de weeromstuit
het wateroppervlak in een laaiende vuurpoel. Johan is
wel al wat meer gewend als het op zinsbegoochelingen
en trucjes van magiërs aankomt en herwint zijn
koelbloedigheid, ook al zweet hij zich te pletter door
de vlammen. We weten nu al dat Krodax een te duchten
persoon is. Mayola leert Johan ook nog dat hij zich
op het grondgebied van de vrije hereboer Gawon bevindt
die Kordax als vijand heeft. Johan hoeft zich verder
maar voor te stellen als een onschuldige vreemdeling
op doorreis om nog meer van de zwartharige schone te
weten te komen: dat ze als vondelinge werd achtergelaten
door zigeuners bijvoorbeeld die door Gawon werd grootgebracht.
Het twistpunt tussen Gawon en Krodax bestaat 'm uit
de bron die sinds de droogte een waardevol bezit is.
Gawon is er de eigenaar van en weigert de bron te verkopen.
Maar Krodax laat dit niet zomaar passeren.
In de buurt wordt Gawon door een aanslag van Krodax'
trawanten dodelijk getroffen. Voor Mayola is de maat
vol en ze roept een oergeest van de onderwereld aan.
In ruil voor hulp is ze bereid tot het "uiterste
offer". Die oergeest gaat akkoorrd met het voorstel
en zo komt een sinistere verschijning ten tonele die
zowel de goeden als de slechten angst aanjagen. Bij
een eerste verschijning in vol ornaat gaat al een bliksemflits
gepaard waardoor Cairn, het jonge zoontje van Gawon,
de stuipen op het lijf jaagt.
Op de begrafenis van Gawon toont de zwarte ridder zich
aan beide partijen. In zijn vurige ogen gloeit zo'n
felle haat dat Krodax en zijn kornuiten onwillekeurig
terugdeinzen. De door de ridders van Krodax vertrappelde
kapelaan ziet enkel onheil in de geharnaste zwarte ruiter:
"Een... Een afgezant van de hel als bondgenoot...
Moge God jullie beschermen!" en zijgt daarna dood
neer.
Johan doet nu al zijn best om te helpen, maar hij wil
toch een duidelijk antwoord van Mayola over de mysterieuze
bondgenoot die naar de naam Nocturno luistert. Uit haar
uitleg spreekt ook bezorgdheid om de rode ridder. Wanneer
die vraagt waar die plotse bezorgheid vandaan komt,
kan de vermeende heks niet met woorden antwoorden, wel
met een innige kus.
Op het kasteel van Krodax vindt Johan geen verhaal en
wordt na een roemrijk gevecht tegen Krodax' soldaten
en ouderwets gezwaai aan een touw van een luster toch
verschalkt door te vallen in een, euh, valluik. Nu staat
er Krodax praktisch niets meer in de weg om de bron
te bemachtigen. Met Nocturno zal hij wel eventjes afrekenen
dankzij zijn machtige leger en Mayola wacht de brandstapel.
Aan Johan belooft hij de folterkamer.
Op zijn eentje stormt Nocturno echter een indrukwekkend
leger te lijf en gaat daarbij te keer als een moordende
wervelwind. Krodax is de enige die de afrekening overleeft
en slaat op de vlucht naar zijn kasteel om kostbaarheden
te verzamelen en in de gauwte met Johan af te rekenen.
Maar Nocturno zit 'm vervaarlijk dicht op de hielen.
Hij hoeft 'm enkel maar te achtervolgen om de graaf
zichzelf in de diepte te laten storten.
Mayola houdt op het einde woord en verdwijnt samen met
het onvergetelijke personage Nocturno. In de modder
vindt Johan, in een poging om Mayola bij zich te houden,
een laatste teken van leven: het symbool van zijn aartsvijand
Bahaal. Voor een keertje heeft een discipel van de onderwereld
zich dus aan de zijde van Johan geschaard voor een nobel
doel, ook al schuilt dat doel in de schemering tussen
verdediging en wraak.
|
9
De Leeuw van Vlaanderen
|
"Mijn
naam is Demoniah... Astrologe en waarzegster... Met
mijn groep goochelaars en acrobaten zijn we op weg naar
Vlaanderen!"
En
liegen dat 'waarzegster' Demoniah hier doet! Het zijn
haar eerste woorden tegen Johan nadat ze in het schijnsel
van een hevige bliksemflits uit haar tent kwam in een
opgetrokken nomadenkamp in de duinen aan de Noordzee.
Dit moment volgde na een schermutseling met de verdacht
goedbewapende goochelaars en acrobaten. Johan voelt
zich gerustgesteld door de uitleg van Demoniah en bergt
zijn zwaard op. Een pagina verder probeert Demoniah
'm te overhalen zich bij hen te vervoegen met weinig
overtuigende praatjes over het Franse juk dat op Johans
landgenoten weegt en dat er opstand broeit die wel eens
zou kunnen uitmonden in een gewapend treffen op grote
schaal. Johan wenst hier niet afzijdig bij te blijven.
"Ik laat mijn volk niet in de steek", antwoordt
hij haar kordaat waarop hij neerzijgt onder een willoos
makend drogeermiddel. Galaxa, Johans vriendinnetje sinds
De Toverspiegel, moet er weer eens in tussenkomen
om Johan te redden en hem duidelijk te maken wie Demoniah
echt is: een duivelin in mensengedaante die werkt voor
Bahaal. Beide kwade krachten hebben de ondergang van
Vlaanderen gezworen en helpen de Franse overweldigers.
Voor de lezer is het nu duidelijk dat de Fransen de
slechteriken zijn en de Vlamingen de goeien.
In Brugge aangekomen, aanschouwt Johan een gevecht tussen
een op Jan Decleir lijkende Jan Breydel
en een op John Massis lijkende Leroux,
de beul van Jacques de Châtillon, de plaatselijke
landvoogd. Dat Jan de Franse beul in het gevecht doodt,
komt Johan goed uit want zo kan Jan hem brengen bij
Pieter de Coninck. Deze laatste legt hem uit waarom
gewapend verzet nodig is. Wat volgt is een, net zoals
het boek De Leeuw van Vlaanderen van Hendrik
Consience, fel geromantiseerde versie van de
omstandigheden die leiden tot de Guldensporenslag waarin
Johan zich allerminst onbetuigd laat. In de plaats van
Robrecht van Bethune hult hij zich zelfs in het gouden
harnas om mascottegewijs de Vlaamse troepen moed in
te schreeuwen.
De geschiedenis leert ons dat twee jaar na de schermutselingen
op de drassige terreinen van Kortrijk en de Groeningerbeek
(een nadeel voor de Franse ruiterij) de Fransen toch
weer heer en meester in Vlaanderen zijn. Voor Johan
maakt dat niets uit want op het einde van het album
wijst Galaxa hem nog eens op zijn toekomst die elders
ligt: "Jouw toekomst ligt niet hier, Johan, maar
achter verre grenzen, en in de schaduw van je zwaard!
Ik voer je daarheen" waarna de ridder omringd wordt
door de nevels van tijd en ruimte, op weg naar een nieuw
avontuur. Net tevoren raakte de ridder overmand door
existentiële vragen als "Maar wat nu, Galaxa?
Hoe moet het met mij... Waar moet ik heen?" en
om nog meer in de ban te blijven van de opnieuw verdwijnende
fee van het licht: "Galaxa! Wacht! Wanneer zal
ik je weerzien?" Playing hard to get is
precies wel aan de orde bij Galaxa. Maar met Demoniah
kwam vanaf dit album hoe dan ook een nieuw personage
ten tonele die Johan nog meermaals van zijn stuk zou
brengen.
|
10
Koning Arthur
|
"Johan,
de Rode Ridder, gedreven door het verlangen zijn zwerftochten
een zinvol doel te geven, begeeft zich naar Brittannië
om zijn zwaard in dienst van Koning Arthur te stellen."
En
inderdaad, na achttien albums die de ridder van hot naar
her deden reizen, zoekt hij een vaste betrekking als een
ridder van de Ronde Tafel. In het kasteel van Camelot
zal hij zelfs een vaste verblijfplaats vinden, lang voor
zijn latere passage in Horst op Vlaamse bodem. Nog eens
een bewijs dat een Vlaming het voordeel heeft dat hij
meerdere talen beheerst want op Engelse bodem treden er
amper taalproblemen op. Een misverstand komt er aanvankelijk
wel tegenover Lancelot die niet doorheeft dat Johan hem
net wil behoeden voor een laffe aanslag. Lancelot was
net op weg naar Lodogran om te strijden voor diens pleegdochter
Guinevere die de bruid moet worden van Arthur, op dat
moment drukbezet de Saksen van zijn erf te houden.
Koning Arthur is verder nog memorabel omdat Willy
Vandersteen en zijn eigen Ronde Tafel-medewerkers
van Studio Vandersteen, de lezer kennis
doet maken met de mythische koning Arthur over wie menige
legenden, sagen, liederen, romans, strips (zoals Prins
Valiant van Hal Foster die Vandersteen
maar al te goed kende) en films zijn geschreven. Na een
zwaardgevecht en de opheldering van het misverstand wint
Johan een beste vriend in de gedaante van de betrouwbare
ridder Lancelot. De wijze tovenaar Merlijn (enkel op de
cover te zien met snor, voor de rest draagt hij enkel
een lange baard... en een lang gewaad met sterren en andere
hemellichamen op geborduurd) zal de rode ridder in nog
vele andere albums met raad en daad bijstaan. Hij is zo'n
beetje de Yoda uit Star Wars, maar dan welbespraakter.
Nog een niet onbelangrijke toevoeging aan de cast van
de stripreeks is Guinevere, een edele schoonheid die hier
nog is getekend met een lange jurk tot op haar voetjes.
In latere verhaallijnen, waarin Karel Biddeloo
het oude succes van de verhalen rond koning Arthur vruchteloos
poogde te reanimeren, loopt Guinevere erbij in een splitjurk
van jewelste die haar blote benen toont aan eenieder die
er oog voor heeft. Ook Lancelot dus, waardoor Biddeloo
weer nauwer aansluit met de gekende romance uit de Arthur-literatuur.
Ook Modred is van de partij in dit rijkgevulde album.
Vele albums lang kan hij de schijn ophouden dat hij een
trouwe ridder is van koning Arthur terwijl hij in werkelijkheid
(en de lezer is daarvan al meteen op de hoogte) er alles
voor doet om hem achter de schermen tegen te werken.
It's all politics. |
|
|
|