HOSPITALEN IN DE 19de EEUW

Nummer 17 in het Sint-Elisabethgasthuis (fragment uit deel 60, De Doodsbode).

Geregeld komen Robert, Bertrand en/of Nummer 17 in een hospitaal terecht.  Dit komt steeds vaker voor naarmate de reeks vordert. Robert en Bertrand belanden in de delen 33 (Antwerpen), 37 (in het Franse Chamonix) en 65 (wederom Antwerpen) in het hospitaal. Nummer 17 is veel vaker de klos, hij heeft een wel zeer gevaarlijk beroep, maar daarentegen een ijzeren gestel, omdat hij toch er toch steeds weer bovenop komt. In deel 12 belandt hij aan het eind kortstondig in een gesticht of zenuwinrichting, net als in de delen 25 en 42. Deze doen in de delen 12 en 25 twintigste-eeuws aan, zeker gezien de behandelmethoden.(1) In de delen 3 en 20 raakt Nummer 17 licht gewond, maar komt hij niet in het ziekenhuis terecht. Dat gebeurt wel in de delen 27, 30, 33, 46 (bij dokter Hoftens in de Ardennen), 51, 59, 60 en 65, bijna steeds in Antwerpen. In de delen 59 en 60 ligt hij zelfs  maandenlang in vermoedelijk het Sint-Elisabeth Gasthuis.

Steeds weer zien de ziekenhuizen er allemaal vrij goed uit, met artsen en (seculiere) verpleegsters in uniform, geen nonnen. Zo ook in deel 3 als boswachter Firmin is opgenomen, in deel 7 in Nederland en in deel 52 als de zwaar gewonde Evarist Merhon in het ziekenhuis is beland.

Boven: Het Drentse hospitaal ziet er wat ouderwetser en armoediger uit (fragment uit deel 7, De Toverlantaarn). Linksonder: Het hospitaal in het Franse Chamonix ziet er daarentegen een stuk moderner uit (fragment uit deel 37, De Geheimen van de Mont Blanc). Rechtsonder: In het Antwerpse Sint-Elisabethgasthuis (fragment uit deel 65, De Hotelrat).


Kandidaat-verpleegsters in de school van dokter Depage in Brussel (sinds 1907) (Archief Belgische Rode Kruis, Brussel).

Een van de oudste ziekenhuizen van Europa was het Sint-Janshospitaal in Brugge. "In het Sint-Janshospitaal, goed voor meer dan acht eeuwen geschiedenis, werden armen, pelgrims, reizigers en zieken verzorgd door zusters en broeders.”(2) “In de oude ziekenzaal worden vanaf de twaalfde tot midden negentiende eeuw zieken opgevangen. Aanvankelijk kan al wie voedsel of een bed nodig heeft er terecht. De medische kennis van de kloosterzusters is echter miniem en ze wijden zich vooral aan ‘zielzorg’. (...) In de negentiende eeuw verhuist het ziekenhuis naar een vlakbij gelegen neogotisch gebouw in felrode baksteen, waar zieken nog tot 1978 terecht kunnen.”(3) Tegenwoordig heet dit ziekenhuis AZ Sint-Jan. Een ander oud hospitaal was sinds 1204 het Sint-Elisabethgasthuis in Antwerpen, tegenwoordig ZNA Sint-Elisabeth genoemd.(4)

Tot ongeveer 1860 waren ziekenhuizen, zoals we die tegenwoordig kennen, volstrekt onbekend. Dit gold tevens voor operatiekamers en verpleegkundigen en ook werkende medicijnen waren niet voorhanden. Wel waren er artsen. De meeste zorg geschiedde tot 1880 echter thuis, waar de zieke werd verzorgd door familieleden, buren of religieuze zusters. Thuislozen die ziek waren, konden terecht bij gasthuizen met zaalmeiden of zaalknechten zonder enige (medische) scholing.

Pas na 1860 kwamen de moderne ziekenhuizen op, geholpen door talrijke medische ontdekkingen waaronder narcose en het ontdekken van de bacterie als ziekteverwekker. Dit leidde tot het inzicht dat mensen in een ziekenhuis moesten worden geopereerd, in een 'schone' omgeving. In de ziekenhuizen waren medici de baas. Na 1880 kregen ziekenhuizen onder meer een operatiekamer en een verbandkamer.(5)

Vooral religieuzen waren verantwoordelijk voor de verpleegkundige zorg in de katholieke ziekenhuizen in Nederland en België, van de opkomst in de negentiende tot in de twintigste eeuw. Het betrof meestal vrouwen en soms ook broeders.(6) Dit alles lange tijd zonder professionele opleiding.

In Nederland begon Het Witte Kruis in Noord-Holland in 1878 met het opleiden van verpleegsters.(7) De eerste "theoretische en praktische cursus" in België werd vanaf 1882 in Luik georganiseerd. Een initiatief van de Brusselse liberale burgemeester Karel Buls voor een verpleegstersschool haalde het in 1883 niet. In 1887 wist de socialistische arts César De Paepe een beperkte verpleegstersopleiding op te zetten. Pas in 1902 startte in Antwerpen een eenjarige opleiding voor lekenverpleegsters, ondanks tal van tegenwerking. Geneeskundigen waren namelijk bang dat hun gezag zou worden aangetast, de bourgeoisie vond dat verpleegster een minderwaardig beroep was en kloosters vreesden dat hun monopolie met betrekking tot de ziekenverzorging buitenshuis in gedrang zou komen. Vijf jaar later gingen in Brussel echter maar liefst drie opleidingen van start en in 1908 werd een koninklijk besluit van kracht dat een bekwaamheidsdiploma voor verpleegkundigen verplicht stelde.(8)

Arts en verpleegkundige in het hospitaal in de provincie Brabant (fragment uit deel 52, De Eenhoorn).

Bij het begin van de omwenteling, oftewel de Belgische opstand, waren er grofweg "twee klassen geneeskunstbeoefenaars" te onderscheiden: universitaire en niet-universitaire. Onder de eerste categorie vielen dokters in de genees-, heel- en verloskunde, onder de tweede stads- en plattelandsheelmeesters en gezondheidsofficieren. De tweede categorie was in de Vlaamse provincies in de meerderheid, maar de eerste was invloedrijker, te danken aan hun posities in commissies, medische scholen, universiteiten en hospitalen.(9) Tijdens het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden was een tendens naar centralisatie van de geneeskunde ingezet, die na 1830 werd voortgezet. In 1835 werd een wet aangenomen "die de lagere takken van geneeskunstbeoefenaars ophief" en het einde aankondigde van de concurrentie tussen universitaire en niet-universitaire opgeleiden. In de periode 1840-1860 kwamen er minder geneeskundigen, ofwel “doctors, geneeskundigen en gezondheidsofficieren”. Een wet uit 1849 zorgde voor de "integratie tussen de genees-, heel- en verloskunde" op universitair niveau.(10) Het aantal artsen met een universitaire opleiding steeg van 47,6 procent in 1830 naar maar liefst 80 procent in 1880. Er bleven grote verschillen bestaan tussen Vlaanderen en Wallonië en tussen stad en platteland.  Er bleef eveneens een flink onderscheid bestaan tussen de 'elite' en de 'gewone' geneesheren.  De eersten waren vaak van hogere sociale komaf, waren rijker en bekleedden veelal diverse officiële functies die macht en aanzien opleverden. De 'gewone' geneesheren hadden meestal weinig of geen persoonlijke eigendommen en waren doorgaans alleen afhankelijk van hun honoraria. Vele artsen kregen bovendien een mager salaris, betaald door "weldadigheidsbureaus en mutualiteiten".(11)

Gedurende de gehele negentiende eeuw lag het aantal artsen en heelmeesters, later onder de noemer geneesheren gevat, een stuk hoger in de Vlaamse provincies dan in de Waalse. Per hoofd van de bevolking verandert het plaatje evenwel.  In 1860 was er in Vlaamse steden één geneeskundige op 1.668 inwoners, in Waalse steden één per 1.247 inwoners. In Vlaamse dorpen was dat één op 3.160 inwoners, in Waalse dorpen één per 4.154 inwoners.(12)

In 1857 werden de territoriale beperkingen afgeschaft die tot dan voor niet-universitair opgeleide geneesheren golden. Zij konden zich dus nu overal in het land vestigen.

 

NOTEN

  1. https://historiek.net/de-geschiedenis-van-de-psychiatrie-1800-heden-in-een-notendop/58562/
    In 1850 kreeg de krankzinnigenzorg in België een wettelijk kader. De voorheen vaak onmenselijke behandeling van geesteszieken werd vervangen door psychiatrische zorg die aan wettelijke bepalingen was gebonden. De zorg veranderde naar "meer biologisch georiënteerde” behandelmethodes, in plaats van morele. De psychiatrie maakte intussen opgang als een aparte wetenschap. Mede wegens nieuwe wetenschappelijke inzichten zagen psychiaters mentale aandoeningen steeds minder vaak als stoornissen in het denken, maar juist als (hersen)ziekten.
  2. Sint-Janshospitaal
  3. https://www.wattedoen.be/sint-janshospitaal-490796.shtml
  4. https://nl.wikipedia.org/wiki/Sint-Elisabethgasthuis_(Antwerpen)
    https://www.zna.be/nl/zna-sint-elisabeth
  5. https://fni.nl/i/272/1880-moderne-ziekenhuizen/dossiers/?slide=1
    https://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/000/514/768/RUG01-000514768_2018_0001_AC.pdf
  6. Bezielde zorg. Verpleging door katholieke religieuzen in Nederland en Vlaanderen (negentiende-twintigste eeuw) (Liesbeth Labbeke, Vefie Poels, Rob Wolf, Hilversum 2008)
  7. https://fni.nl/canon
  8. http://cultuurgeschiedenis.be/2017/03/ Van prostituee tot witte engel 
  9. De opkomst van het medisch beroep in België. De evolutie van de wetgeving en de beroepsorganisaties in de 19e eeuw (Rita Schepers, Brill, 1989, pagina 78)
  10. Idem, pagina's 139, 144, 145.
  11. Idem, pagina's 145, 146.
  12. Idem, pagina's 139-144, 205-208.
 
  Leo Kupers © Stripspeciaalzaak.be, 2021