PAGINA 87
ROBBEDOES EN DE DOODSMAN

e Doodsman haalde in de topwedstrijd die we organiseerden 'slechts' de 23ste plaats. Toch was het een album dat net in zeer veel top 10'en van deelnemers voorkwam, maar dus te regelmatig op de onderste plaatsen. Robbedoes-liefhebber Bernard Pauwels vroegen we om een bespreking van dit fel onderschatte album.


1976. De flowerpower is uitgebloeid. Dinosaurussen als Pink Floyd, Supertramp (Crisis? What Crisis?) en the Alan Parsons Project zijn symptomatisch voor een tijdsgevoel dat allerminst opbeurend is en dat weldra zal omslaan in de eerste punkgolf. In de stripwereld is het al evenmin een memorabel jaar. Grootheden als Franquin, Hergé, Peyo, Goscinny, Charlier en Tillieux hebben hun tijd gehad, terwijl de nieuwe generatie (Tardi en co) nog moet doorbreken. Het is een tijd van epigonen als Dany, Seron, Gos en Jidéhem, van schuchtere vernieuwers, dromers en zachte wereldverbeteraars: een Roze Bottel, een Dokter Zwitser, en een hele resem lang vergeten softies (Wen, Aymone, Dwaaskop, Nick,...).
Fournier moet in die context een veertig jaar oude reeks overeind houden. De Doodsman is zijn zevende album. In het begin is hij genadeloos neergesabeld door de Franquin-nostalgici, maar sinds albums als Tora Torapa, De Amulet van Niokolo-Koba en Cider voor de Sterren begint hij zowaar tekenen van respect en waardering te krijgen.

Klik op de afbeelding voor een grotere versie.

Een paar keuzes bepalen het karakter van dit album. Het Bretoense decor levert mooie natuurbeelden en pittoreske plaatjes op, maar het is ongetwijfeld ook een bewuste sneer van Fournier naar de centralistische Franse politiek. Met het thema van de kernenergie raakt onze Bretoen een andere gevoelige snaar. Daarmee is hij niet meteen origineel, maar loopt bijvoorbeeld wel drie jaar voor op de film The China Syndrome en het ongeluk op Three Mile Island.
De vondst van dit album is de introductie van een figuur uit de Bretoense volkscultuur, die meteen ook de titel levert. Nu is de wereld van de folklore in de seventies wel aan een heropleving toe in alternatieve kringen. In de strip heeft Fournier daar zelf toe bijgedragen met zijn Bizu. In De Doodsman wordt echter het fantastische uit de volkscultuur verweven met de dreiging van de moderne technologie. Fournier deed al eerder zo iets met zijn De Amulet van Niokolo-Koba waarin de magie van een primitieve cultuur de bovenhand haalt op de materialistische moderne graai- en jachtcultuur. Dat magische element is de belangrijkste eigen bijdrage van Fournier aan de reeks. Bij zijn voorgangers was hekserij een andere naam voor wetenschap en waren spoken of tovenaars gewoon boeven of smokkelaars. Bij Fournier wordt het magische aannemelijk gemaakt in de verhaalsfeer. De aanwezigheid van bevriende goochelaars of paragnosten helpt hierbij.

Klik op de afbeelding voor een grotere versie.

Het album begint wel erg knullig — er zitten trouwens nog wat knullige passages in, maar we moeten beseffen dat we nog heel ver af staan van Als in een Droom of de albums buiten reeks waarin een andere toon mogelijk is.
De eerste con
frontatie met de akelige doodsman komt me nu niet meer zo overtuigend over. Maar ik heb dit album in dertig jaar niet herlezen, en toch was de figuur me bijgebleven, dat wil wat zeggen. En toegegeven, na de eerste heksentoeren zit de vaart er goed in. In hun hippe Renault R5 hossen onze vrienden rond tussen aanslagen, ontvoeringen, achtervolgingen en confrontaties met boeven en ordediensten. Het scenario zit behoorlijk in elkaar, maar is al bij al braaf en mist dramatiek. De welgevormde Ororea brengt een pittige charme binnen in de jongenswereld van Rob en Kwab — maar steeds binnen de perken van het welvoeglijke! De rol van de illusionisten in het verhaal is naar mijn gevoel niet zo goed uitgebuit, hier had een sterkere intrige in gezeten. Maar onze eisen op dat vlak zijn in drie decennia wel een stuk strenger geworden natuurlijk.


Klik op de afbeelding voor een grotere versie.

Conclusie: misschien is De Doodsman geen topper, toch is het album niet weg te denken uit de reeks. En oh ja... wat jammer dat dit best wel mooi getekend album zo'n lelijke cover kreeg. Maar ook dat is zo helemaal jaren 1970.

> BERNARD PAUWELS — februari 2009