|
|
Het
aanbod voor het presenteren van reeksen uit het weekblad Robbedoes
/ Spirou was onwezenlijk groot. Tachtig — niet
meer! — reeksen hebben we uitgebreid voorgesteld op
de vorige pagina's. Uit de vele reeksen die uit de boot vielen,
hebben we nogmaals tachtig reeksen geselecteerd die we op
deze pagina kort toelichten. Het gaat vaak om minder bekende
reeksen die het niet altijd tot albums schopten of die zelfs
geen cover van het weekblad waren gegund. |
|
|
|
|
Kim
Devil
(1953-1956)
Avonturenreeks
van Gérald Forton en Jean-Michel
Charlier toen er nog in verre jungles onbekende beschavingen
ontdekt konden worden. Ligt in de lijn van Jungle Jim.
Gekke geleerden, spinnen, slangen, femme fatales, niets schrikt
de onvervaarde Kim Devil af. |
|
|
Doppy,
Corrida
(1954)
Eenmalig verhaal
van Greg — onder het pseudoniem Michel
Denys — die toen nog niet bijster veel had
gepubliceerd. Het speelt zich af in het Spaanse stierenvechtersmilieu. |
|
|
Pukje
(1956-1958)
Pukje is een
lieve, slimme hond met ontzettend lange oren en lange staart.
Een fantasietje van Marcel Remacle die
voor Pukje enkele gags en vervolgens twee vervolgverhalen
bedenkt waarin het hondje andere dieren in de natuur ontmoet. |
|
|
|
|
Alain
Cardan
(1957-1959)
Buck Danny is niet
de enige piloot die op de pagina's van Robbedoes
voorkomt. Gérald Fortons Alain Cardan
is zo mogelijk nog straffer. Hij weerstaat een druk van 10
G, hij is slim en sluw en verslaat machtige organisaties die
niets minder dan de aarde of zelfs als allereerste de ruimte
willen veroveren. |
|
|
De
Ridder zonder Naam
(1957-1959)
Op scenario van
Jean-Michel Charlier laat de Spaanse tekenaar
Carlos Laffond Thierry alias de Ridder
zonder Naam uitrijden. Thierry werd bij zijn geboorte ontvoerd.
Twintig jaar later vindt hij zijn vader terug die een bloeddorstige
prins blijkt te zijn. Thierry verzaakt aan zijn naam en
titel en stelt zijn zwaard ten dienste van het goede om
de fouten van zijn vader recht te zetten. |
|
|
Tom
en Nelly
(1955-1958)
Vóór
hij roem verwerft dankzij Asterix tekentAlbert
Uderzo een sliert andere strips. Tom en Nelly zijn
twee kinderen die uit een vreselijk weeshuis in Londen ontsnappen.
Het reeksje verschijnt voor het eerst in Sprint.
Het tweede verhaal wordt niet afgemaakt door de stopzetting
van het blad. Daarna tekent José Bielsa
de reeks verder voor Robbedoes, allemaal op scenario
van Octave Joly. |
|
|
|
|
Saki
en Zunie
(1958-1998)
Aardige gagreeks
van René Hausman en Yvan Delporte
die zich in de prehistorie afspeelt. Hausmans oog voor de
natuur is al een constante. De reeks begint met het jongetje
Saki die zich eenzaam voelt en een vriend zoekt. Mammoeten,
een tijger en een aap zijn niet geschikt tot hij Zunie ontmoet
en haar stam helpt terug te vinden. Die stam wordt nooit gevonden,
want de serie gaat verder als gagreeks met alleen Saki. Met
opnieuw Zunie erbij verandert het opzet van de reeks om geheimen
uit de natuur voor te stellen. |
|
|
Circus
Robbedoes
(1959-1960)
Niet te verwarren
met een werkelijk circus waar Robbedoes promotioneel aan
was verbonden en waar André Franquin
een niet in album verschenen kortverhaal van Robbdoes en Kwabbernoot voor maakte. De
twee verhalen van Paul Dubar en Crill
daarentegen spelen zich ook af in een circus. Hoofdpersonage
Pascal krijgt onder meer te maken met spionnen. |
|
|
Sandy
(1959-1975)
Vóór
en nog een tijd tijdens Willy Lambil zich
voorgoed toelegt op de Amerikaanse Burgeroorlog verzorgt
hij de avonturen van de Australische jongen Sandy Reynolds
en diens kangoeroe Hoppy. Dat slimme beest begrijpt al wat
zijn baasje wil en ruikt wanneer er gevaar dreigt. Het boeiende
Australische decor en de natuur biedt garantie op tientallen
korte en lange avonturen. |
|
|
|
|
Theo
en Pieterjan
(1960-1962)
In slechts drie
afleveringen maakt deze reeks een grote grafische evolutie
door. Paul Deliège tekent en schrijft
het eerste verhaal over de jongen Theo die zich van het toneel
laat spelen door gekke geleerden en hun uitvindingen, rare
nevenpersonages en door grapjas Pieterjan die in een garage
werkt. Vicq schrijft de daaropvolgende verhalen. |
|
|
Simba
Lee
(1960-1961)
Voor tekenaar
Herbert Geldhof, die in de jaren 1950 in
Afrika als industrieel tekenaar werkt, schrijft Jean-Michel
Charlier een tweeluik over een jager op groot wild
op zoek naar een mysterieuze reuzenvaraan. Hij geniet het
gezelschap van zijn vriendin Carolyn en zijn boy. Dit is
de derde reeks van Charlier die zich in een oerwoud afspeelt
na Tiger Joe en Kim Devil. |
|
|
Starter
(1949-1978)
Jacques
Wauters schrijft al sinds 1949 een geliefde autorubriek
waarvoor hij zelf de wagens tekent. In 1956 neemt André
Franquin het tekenwerk voor zijn rekening en ontwerpt
het figuurtje Starter. Een jaar later neemt Jidéhem
het werk van hem over die vanaf 1965 ook zelf de artikels
schrijft. In 1961 wordt Starter een stripheld in het microverhaal
Starter tegen de Brokkenmakers en later in vervolgverhalen
waarin hij het gezelschap krijgt van Pieters en Sophie.
Deze laatste neemt al snel de hoofdrol van de jongens over. |
|
|
|
|
Michel
en Dick
(1962-1968)
Michel en Dick
zijn twee jongens die met telegeleide modelvliegtuigjes spelen.
Ze zijn eerst elkaars tegenstanders voor een competities,
maar ze raken bevriend en nemen samen deel. In de loop van
de avonturen verzinnen Arthur Piroton en
Charles Jadoul een hoop situaties waarbij de vliegtuigjes
niet alleen voor demonstraties gebruikt worden, maar ook voor
minder speelse belevenissen. |
|
|
Eric
en Bezaan
(1962-1967)
Het sympathieke
duo Eric (een gulzig kind dat dol is op snoep) en Bezaan
(een kapitein van een schip en Eriks oom die steevast in
penibele situaties verzeilt) beleeft twee vervolgverhalen
en een kortverhaal. Dit is een vergeten geraakte creatie
van Will en Vicq waarvan
in 1983 en 1985 twee albums verschenen bij respectievelijk
Albino en De Striep, beide
in een gelimiteerde luxe-uitgave. |
|
|
Diégo
(1962-1964)
Verhaal in twee
delen over een jonge Spanjaard die met de conquistadores
meereist naar Zuid-Amerika en daar getuige is van de verovering
van het Incarijk. Tekenaar Herbert Geldhof leert
als striptekenaar het klappen van de zweep door vanaf 1959
diverse verhalen van Oom Wim te tekenen. Charles
Jadoul is de scenarist. |
|
|
|
|
Dokter
Gladstone
(1964-1971)
Herbert
Geldhof mag Jijé zijn leermeester
noemen. Omdat hij in Afrika heeft gewerkt, komt dat van pas
voor de reeks Dokter Gladstone, over een dokter in
een niet nader genoemd Afrikaans land, waarvoor Herbert de zwarte
personages en de decors tekent en Jijé zich beperkt
tot de blanke personages. Na twee van de zes afleveringen
staat Herbert er alleen voor. De dokter mag door een
hem onterecht aangewreven ongeluk door alcoholisme zijn beroep
niet meer uitoefenen in Europa. Na enkele klassieke, stereotype
avonturen wint de reeks aan diepte, maar het is dan al te
laat om de stopzetting te voorkomen. Alle afleveringen zijn geschreven
door Charles Jadoul. |
|
|
Hultrasson
(1964-1976)
In 1964 neemt
Marcel Remacle er op scenario van Marcel
Denis nog een reeks bij over de Viking Hultrasson.
Hij is een bierhandelaar die in avonturen verzeilt die veroorzaakt
worden door een domme troonpretendent. Hultrasson krijgt
de hulp van een heks om die plannen te verijdelen. In 1967
tekent Denis zelf een kortverhaal voor de reeks. Na een
lange pauze in 1973 nemen tekenaar Vittorio
Leonardo (de hoofdinkleurder van het weekblad Robbedoes)
en scenarist Maurice Tillieux de reeks over. Dat blijft bij één
avontuur. Leonardo tekent en schrijft nog een laatste kortverhaal
met de Smurfen voor een hommagenummer van het weekblad Robbedoes. |
|
|
Attila
(1967-1987)
Derib
staat duidelijk nog onder invloed van zijn leermeester Peyo
als hij in 1967 Attila creëert, een sprekende hond
die als spion opereert voor het Zwitserse leger. Het team
Derib en de scenaristen Maurice Rosy en
Maurice Kornblum (vanaf deel 3) maken tussen
1967 en 1973 vier vervolgverhalen en twee kortverhalen.
De reeks beleeft een eenmalige comeback in 1987 op scenario
van Rosy en met Didgé als tekenaar.
Dit laatste verhaal is niet opgenomen in de integrale die
Arboris in 2017 vertaalt. |
|
|
|
|
Rolf
Karsten
(1968-1979)
Een dik decennium
lang onderzoekt Rolf Karsten bovennatuurlijke fenomenen voor
zijn werk bij een speciale brigade en ook in zijn vrije tijd.
Zo krijgt hij te maken met vampiers, een mummie, het spook
van een gorilla en buitenaardse wezens. Zijn schranderheid
helpt 'm rationele verklaringen te vinden voor dergelijke
verschijningen. Dit realistische en enge buitenbeentje is
het werk van Spaanse auteurs. Montero (Jésus
Blanco) en Jordi Bernet (de latere
tekenaar van Torpedo) wisselen elkaar af als tekenaar.
Gil (het pseudoniem van José
Larraz) is het bindmiddel als scenarist. Van de tien
avonturen raken er vier in album uitgegeven. Het laatste is
officieel geschreven én getekend door Gil onder het
pseudoniem Watman, maar Bernet beweert in
1987 dat Gil tekeningen van andere tekenaars overtrok en dat
niet Gil, maar Miguel Cusso alle scenario's
heeft geschreven. |
|
|
De
Krobbels
(1968-1983)
Voor het eerste
verhaal bundelen Arthur Piroton en Paul
Deliège de krachten onder het gezamenlijk
pseudoniem Max Ariane. Deliège tekent
de eeuwenoude, op werelddominatie beluste wezentjes die
zich van de tweede naar de derde dimensie kunnen transformeren
en omgekeerd. Ook al zijn ze piepklein, hun ambities zijn
torenhoog en daarvoor schuwen ze het in gevaar brengen van
mensen allerminst. Na de eerste aflevering, waarin Piroton
zichzelf portretteert als een striptekenaar met een gebrek
aan inspiratie die de Krobbels onbedoeld tot leven wekt,
neemt Deliège in zijn eentje de reeks over. De naar
de VS uitgeweken Gentenaar Felix Du Chau
liep enkele jaren rond met verfilmplannen. Hij is een voormalig
animator voor Disney en Warner
Bros. en regisseur van de films Racing Stripes
en Underdog. |
|
|
Caesar
en Josientje
(1969-1973)
Gagreeks van
Maurice Tillieux over een single striptekenaar
die graag een rustig leven zou leiden, maar daarin gedwarsboomd
wordt door zijn
buurman (een politieman), diens dochter Josientje en zijn niet zo werklustige schoonmaakster. Met
slechts vier personages bouwt Tillieux tientallen gags in
dit wereldje uit. In 1958 en 1959 verschijnen enkele kortverhalen
die als voorloper gelden. Dupuis bundelt in 2011 alles in een Franstalige integrale. |
|
|
|
|
De
Ouwe Blauwe
(1974-1979)
Reeks kortverhalen
van François Walthéry en Raoul
Cauvin over drie verstokte duivenmelkers die elkaar beconcurreren.
Een ervan is een priester. Kort na het vliegende succes van
het eerste album, dat met tienduizenden tegelijk (ook als plaatselijke
dialectversie) verkocht raakt in Luik en omstreken, schrijft
Cauvin al in 1980 het scenario voor een tweede album. Door
tijdsgebrek en omdat Walthéry er naar
eigen zeggen de moed niet voor heeft, vordert het tekenen ervan
uiterst traag. Pas in 2011 komt het album enkel in het Frans
uit bij Noir Dessin Production, een uitgeverij
dat zich toespitst op speciale albums van Walthéry. |
|
|
De
Onderzonsen
(1975-1977)
Strookjesstripreeks
van Watch en Bom die zich
afspeelt in de woestijn. De protagonisten zijn twee naamloze
heertjes die in de woestijn ronddwalen op zoek naar voedsel
en drinken. Een coyote is vastbesloten de twee mannen te
vangen en op te vreten. Het duo waant zich gered als een
vliegtuig over de woestijn vliegt, maar het stort neer waarop
de piloot in hetzelfde schuitje belandt. Deze reeks met wekelijkse strookjes is
niet geliefd bij de lezers van het weekblad Robbedoes
en De Onderzonsen verdwijnt daarom al snel uit het blad. |
|
|
Gaffel
en Gitaar
(1975-1979)
Samen met de
avonturenreeks Badminton (twee verhalen tussen 1974 en 1980)
is de door Mythic geschreven reeks Gaffel
en Gitaar een van de debuutreeksen van tekenaar Marc
Hardy Gaffel en Gitaar (tien korte en
lange verhalen). De speurders Gaffel en Gitaar
staan in hun mysterieuze zaken vaak tegenover de sexy en
intelligente slechterik Foxy Lady. De verhalen spelen zich
af in de jaren 1920. In een ervan lopen ze zelfs in
Brugge rond. |
|
|
|
|
Slemper
en Slof
(1975-1986)
Raoul Cauvin
heeft iets met duo's als helden van zijn komische
reeks. In dit geval gaat het om de door Jacques Sandron
met overgave neergezette huzaar Slemper in de Grande
Armée van Napoleon Bonaparte, meerbepaald in de periode
dat de Fransen tegen de Pruizen strijden, en zijn paard Slof.
Slemper is een geboren verteller en overdrijft graag over
zijn moedige exploten tegenover zijn collega's. In werkelijkheid
is hij een lafaard die niettemin steeds weer willens nillens
als vrijwilliger wordt uitgekozen om gevaarlijke (en soms
nutteloze) missies uit te voeren. Na een hele reeks kortverhalen
speelt het duo ook de hoofdrol in een aantal vervolgverhalen,
dikwijls verweven met historische gebeurtenissen. |
|
|
Ramtamtam
en Kierikielie / Vergeten Jungle
(1976-2008)
Nog zo'n duo
van Raoul Cauvin is het jongetje Ramtamtam
en zijn vriend Kierikilie (een gorilla). Ze beleven avonturen
in de Afrikaanse jungle. In deze jeugdige Tarzan-persiflage
krijgt het duo te maken met stropers, jagers, smokkelaars,
negerstammen, een concurrerende gorilla en het bij gorilla's
opgegroeide meisje Pin-up. Halverwege de reeks verandert
de titel in Vergeten Jungle en veranderen de kinderachtig
klinkende namen van de hoofdpersonages in Kaloem en Kong.
Mazel begint tegelijk wat realistischer
te tekenen en er komt ruimte voor wat meer horror zoals
angstaanjagende dinosaurussen, duivels en levende geraamtes. Na de stopzetting in 1987 beleeft de reeks een eenmalige comeback in 2008 in Spirou. Robbedoes bestond toen al niet meer. |
|
|
Woefie
(1976-1987)
Komische dierenstripreeks
die start als een gagreeks en evolueert naar een detectivestrip
met mysterie alom. Woefie is een kleine hond die het liefst
zijn huisje schoonmaakt, paddenstoelen plukt en wandelt,
maar altijd weer het ongeluk aantrekt. Woefie is de eerste
reeks van Albert Blesteau, de assistent
van Peyo die onder andere een avontuur
van Steven Sterk tekent, voor hij met Lokje doorbreekt. |
|
|
|
|
Chocolarie
(1976-1983)
Chocolarie is een
zwak jongetje dat gepest wordt. Als hij zijn bril afneemt,
vinden de grootste rampen plaats voor al wie in zijn buurt
vertoeft. Zelf heeft hij daar absoluut niets van door omdat
hij zonder bril geen zier kan zien. Zijn grootste slachtoffer
is de opzichter van de school waar Chocolarie school loopt,
maar ook bandieten delen in de klappen. Chocolarie
is een van de eerste reeksen die Mittéï
(het pseudoniem van Jean Mariette) voor Robbedoes
creëert nadat hij de overstap maakt van het weekblad
Kuifje. |
|
|
Joris
Jasper
(1976-1980)
Avonturenreeks
van MiTacq en Jean-Michel Charlier
die oorspronkelijk in het Franse stripweekblad Pilote
verschijnt voor het een tweede kans krijgt in Robbedoes
met een herpublicatie van alle verhalen. Joris is een nieuwsgierige
knaap die mysterieuze zaken onderzoekt. In 1989 plant Charlier
een comeback met Jean-Charles Kraehn als
tekenaar, maar door het overlijden van de scenarist blijft
het bij slechts één proefplaat. Het gelimiteerde hardcoveralbum
Eerste Avonturen bundelt in 1984 drie avonturen
in zwart-wit met gewasen inkt die nog steeds indrukwekkend ogen.
De drie andere avonturen verschijnen in kleur in de collectie Jeugdzonden. |
|
|
Aurora
en Ulysses
(1977-1986)
Aurora en Ulysses
zijn twee onsterfelijke, jonge centauren van de berg Olympus.
Ze schenden een verbod van Zeus en gaan door de poort die
de godenwereld met de wereld van de sterfelijken verbindt.
Elke keer ze opnieuw door de her en der opduikende poort
draven, komen ze in een ander tijdperk terecht in plaats
van hun thuis, van ons heden en de middeleeuwen over de
Amerikaanse Burgeroorlog tot bij de Amazones. Elke keer
kijken de mensen op van deze half mensen, half paarden.
Deze reeks verschijnt in de beste grafische periode van
Pierre Seron, voor de meeste verhalen bijgestaan
door scenarist Stephen Desberg. Seron brengt
de centauren samen met zijn Minimensjes in het album De
Goudmijn. Het is het laatste optreden van de twee sympathieke
mythologische wezens. |
|
|
|
|
Brieven
uit mijn Molen
(1977-1984)
De poëet in
Mittéï grijpt naar de vertellingen
van de Provençaalse schrijver Alphonse Daudet
voor een reeks kortverhalen met een kwinkslag vol goede luim
en vaak een zedenlesje. De verhalen worden gebundeld in drie
albums die in de collectie Het Beste uit Robbedoes
verschijnen. Het laatste komt enkel in het Frans uit. |
|
|
Pieter
Pook en Molleke
(1978-1997)
Frédéric
Jannin (German en Wij...) hoort dankzij
zijn vriendschap met generatiegenoot Thierry Culliford
bij de entourage van Thierry's vader Peyo
en diens beste vrienden André Franquin
en Yvan Delporte. Op scenario van die laatste
twee tekent hij een serie over een norse man die met alle
geweld een mol uit zijn tuin wil verjagen. De intelligente,
sprekende mol vindt een goudschat en betaalt vervolgens
huur om te mogen blijven. Maar daarmee is het nog niet uit
met de perikelen tussen de twee. In 1981 opent de Debuut-reeks
met een verzameling kortverhalen en gags. In 2006 geeft
Marsu Productions een Franse integrale
uit met een dossier die extra interessant is omdat er getekende
tips en aantekeningen van Franquin in verzameld staan. |
|
|
Jakke
en Silvester
(1978-1984)
Peyo's
Jakke en Silvester kent al een lange voorgeschiedenis
in Le Soir Illustré met tekeningen van Will,
Jo-El Azara, Francis Bertrand,
François Walthéry en eventjes
Roger Leloup voor een niet voltooid verhaal
waarin een voorloopster van Yoko Tsuno voorkomt.
Enkel de vier lange avonturen van Walthéry, op scenario
van Peyo, Derib en Gos,
en een kortverhaal door Will en Peyo verschijnen in Robbedoes
en daarna in album in de collectie Jeugdzonden. De hoofdpersonages
zijn twee jongens die meestal toevallig in gevaarlijke toestanden
verzeilen. |
|
|
|
|
Tonnie
(1978-1984)
Tonnie wordt naar
een ietwat luguber pension gestuurd. Van zijn ouders mag hij
een boek kiezen in een winkeltje. Hij kiest een magisch boek
dat hem in een fantasywereld loodst. Die uitstapjes maken
van hem een ongeconcentreerde, slechte leerling en een makkelijk
mikpunt van spot en pesternijen. In Robbedoes verschijnen
zes verhalen, een kerstverhaaltje en vier gags door Christian
Darasse en Bosse. Enkel het tweede
verhaal, Het Kristallen Penseel, verschijnt in album
in de Debuut-reeks. In 2011 had BD Must
nog het plan om alle verhalen uit te geven in softcoveralbums,
maar door een te geringe interesse ziet de uitgever daar vervolgens
van af. |
|
|
Mick
Mac Adam
(1978-1987)
André
Benn is een van de vele assistenten van Peyo
die daarna een mooie carrière afleggen met eigenzinnig
werk. Na her en der gepubliceerde kortverhalen en gags met
verschillende helden en de reeks Tom Applepie in
Kuifje tekent hij op scenario van Stephen
Desberg zijn langst lopende reeks. Mick Mac Adam
is een Schotse detective die te maken krijgt met fantastische
en bovennatuurlijke elementen, situaties en wezens die de
verhalen soms de richting van de horror opdrijven. Na slechts
twee albums in de jaren 1980 bij Dupuis
geeft vzw Arcadia alle verhalen uit. Daarmee
overtuigr Benn uitgeverij Dargaud om de
reeks nieuw leven in te blazen met nog eens vijf albums
tussen 2001 en 2009, nu op scenario van Luc Brunschwig. |
|
|
Boy
/ Knokkers zonder Grenzen
(1979-1987)
Na een stripcarrière
in Pilote en Kuifje — en ook een
sportieve carrière waarin hij drie keer Belgisch
kampioen op de 400 meter lopen wordt — lanceert Charles
Jarry in 1979 de actiereeks Boy, later
Knokkers zonder Grenzen genoemd. Na de doortocht
in Robbedoes verschijnt de reeks verder onder de
naam Costa in Kuifje. De helden nemen
het op voor verdrukten in de Derde Wereld wat de reeks meermaals
een maatschappijkritische boodschap geeft. |
|
|
|
|
Ginger
(1979-1985)
In 1954 creëert
Jidéhem de semi-realistische detectivereeks
Ginger voor het stripweekblad Heroïc-Albums
naar het voorbeeld van Maurice Tillieuxs
Felix. Toen al komen er veel auto's in voor waarin
hij zich later veelvuldig zou bekwamen in Robbedoes.
Twee jaar later verdwijnt Héroïc-Albums en
vindt Jidéhem een plaatsje bij Robbedoes,
maar uitgever Charles Dupuis vindt Ginger
te realistisch en te gewelddadig voor zijn blad en stuurt
hem naar André Franquin met wie een
geweldige samenwerking begint voor Guust en Robbedoes
en Kwabbernoot. In 1976 herneemt Spirou oude
Ginger-verhalen in de bijlage Les Classiques
de Spirou als miniboekjes in zwart-wit. Vanaf 1979 volgen
gloednieuwe verhalen in het weekblad zelf, dus ook in Robbedoes.
Dat is samen met drie albums tussen 1983 en 1985 geen bijster
lang leven beschoren en de reeks verdwijnt uit het blad. Ginger
beleeft in 2000 een onsuccesvolle en niet-vertaalde comeback
bij P& T Productions. Daarna gaat Jidéhem
met pensioen. |
|
|
Nick
(1980-1982)
In 1980 veroorlooft
Hermann zich een uitstapje naar Robbedoes
waarin hij op scenario van Morphée,
in werkelijkheid zijn schoonbroer Philippe Vandooren,
tusen 1982 en 1987 de hoofdredacteur van Robbedoes,
de dromerige avonturen van Nick publiceert. Ook op grafisch
gebied, met een eenvoudiger tekenstijl, is het een buitenbeentje
in de carrière van Hermann. De reeks is een knipoog
naar Little Nemo met een gelijkaardige opzet. Elke keer
Nick inslaapt, droomt hij van avonturen die hij beleeft
met een groepje dieren. In de laatste prent van elk kortverhaal
ontwaakt hij meestal bruusk uit zijn slaap. Dupuis
geeft drie albums uit van de reeks. Het laatste is een compleet
verhaal. In 2017 bundelt Saga Uitgaven
alles in een integrale. |
|
|
Quasar
(1982-1987)
In de jaren 1980
neemt het sf-genre een hogere vlucht dankzij het fenomenale
succes van de Star Wars-films. Ook op stripgebied
duikt de ene na de andere sf-reeks op. Quasar is
een grimmiger reeks van Chris Lamquet,
de latere tekenaar van Alvin Norge. Een jongen
krijgt van zijn moeder het robotje Molmol cadeau. Met zijn
eigen willetje zet Molmol andere knuffeldieren tegen de
moeder op. In latere verhalen is de jongen een volwassen
en reist hij samen met zijn goedaardiger geworden Molmol
en zijn vriendin door de ruimte waar hij verschillende,
chaotische avonturen beleeft. Molmol is zo'n beetje het
fetisjfiguurtje van Lamquet. Hij gebruikt het ook als een
soort mascotte in andere reeksen waaronder Alvin Norge. |
|
|
|
|
Cristal
(1981-1987)
Cristal belandt
met zijn ruimteschip op aarde, vlak bij de Arc de Triomphe,
onder ogen van heel wat toeristen onder wie de jonge Alain.
In zijn armen houdt hij het dode lichaam vast van zijn soortgenoot.
Al gauw wordt de alien met de kristalheldere ogen opgejaagd
door het leger. Hij krijgt hulp van Alain met wie hij een
reeks spannende avonturen beleeft en die zowat de enige persoon
op aarde is die Cristal kan vertrouwen. Water blijkt een gevaar
te zijn voor Cristal. Hij brandt er zich aan en hij kan ervan
sterven. Van deze reeks door Rafael Marcello
en Raymond Maric verschijnen zeven verhalen
in Robbedoes en alleen de eerste vijf komen in album
uit bij Dupuis. Deel 6 en 7 verschijnen in
2000 en 2002 enkel in het Frans bij Regards
in zwart-wit. Marcello kan een laatste verhaal niet meer afwerken
voor zijn dood. Op vraag van uitgeverij Regards voltooit Jean-Christophe
Vergne het verhaal dat in 2014 in album verschijnt. |
|
|
Gully
(1983-2008)
Gully lijdt aan
melancholie. In Yridor is dat een opzienbarend feit, want
in het koninkrijk is iedereen altijd vrolijk. Om de honderd
jaar wordt namelijk een melancholicus geboren die iedereen met zijn
triestheid dreigt aan te steken. Gelukkig voor Gully sluit
hij vriendschap met Mollo uit het naburige rijk Onriflor
die omwille van zijn melancholie eveneens werd verbannen.
Met deze, jawel, jolige reeks debuteert Alain Dodier
in Robbedoes in samenwerking met Pierre
Makyo nadat ze in 1981 de reeks hadden gelanceerd
in Mercredi dat er na twee jaar mee ophoudt. De
verhalen zijn werkelijk hilarisch, ondanks de trieste hoofdfiguren.
De auteurs werken in die periode ook nog aan een andere reeks waarmee ze
veel meer succes verwerven: Jerome K. Jerome Bloks.
Gully wordt daar in 1990 de dupe van. In 2008 keert
Gully terug op de pagina's van Spirou en daar volg nog een
bijkomend album uit. Helaas, de hoop op een gewenste herlancering
vervliegt definitief. Het album raakt zelfs niet vertaald. |
|
|
Jimmy
Boy
(1984-1995)
Periodestrip
in de jaren 1920 en 1930 over een jongen die in een instelling
terechtkomt nadat zijn vader ten onrechte een gevangenisstraf
kreeg voor onvrijwillige doodslag. Jimmy Boy vlucht weg
en reist vervolgens rond in de Verenigde Staten en Canada.
Op zijn weg vindt hij heel wat figuren en wordt hij langzaamaan
een volwassen knaap. De ene ontmoeting brengt het andere
avontuur met zich mee doorheen de albums. Deze wat onderschatte
reeks is een creatie van Dominique David,
de echtgenote van Philippe Berthet. Op
wat zijstapjes na beperkt ze haar latere stripcarrière
tot inkleurwerk voor de albums van haar man. |
|
|
|
|
De
Brozems
(1984-1993)
Motard Charles
Degotte kan na het uitdoven van zijn komische reeks
De Flagada zijn ei verder kwijt in de gagreeks De
Brozems. Alle personages zijn vermenselijke vogels die
op motors rijden. De grappen zijn vaak flauw en steunen voornamelijk
op woordspelingen die niet altijd overeind blijven in vertaling.
Een van de motards steelt vaak de show met zijn oliedomme
uitspraken en de slogans op zijn T-shirt die in elk prentje
verschillen. Degotte kan in De Brozems zijn ongebreidelde
passie voor motors en woordspelingen kwijt. Dat verhindert
niet dat hij zich in 1993 het leven beneemt na een lange depressie. |
|
|
Roel
en zijn Beestenboel
(1985-1994)
Roel en zijn
Beestenboel bestaat al langer als komische reeks door
Gerrit de Jager en Wim Stevenhagen
voor hij in Robbedoes terechtkomt in een
periode waarin het weekblad een meer eigen koers mag varen
met Vlaamse en Nederlandse strips. Na een paar jaar is dat
avontuur afgelopen, maar Roel en zijn Bestenboel,
die ook in Spirou loopt, mag blijven. Roel is een
boerenknul die naar de stad trekt. Omdat hij geen afscheid
kan nemen van de boerderijdieren neemt hij ze mee. Eerst
ondervindt Roel problemen om hen voor zijn huisbaas, die
geen dieren op zijn appartement duldt, te verbergen. Later
huurt Roel een huis waarin hij met zijn beestenboel een
restaurant — vegetarisch uiteraard — probeert
te runnen. |
|
|
Taco
Zip
(1985-2000)
Ook deze absurde
strookjesstripreeks start in de zelfstandiger geworden periode
van Robbedoes. Op de humor van Luc Cromheecke
en Gert Fritzgerald staat geen
maat en we leren dan ook met genoegen doldwaze personages
als de naïeve politieagent Vantilt, zijn driftige baas
kapitein Piep, de belhamels Wilbur en Harold en niet te
vergeten de trechterdragende alien Plunk kennen. Taco
Zip loopt vanaf 1988 ook in Spirou en stoot
daarbuiten door naar onder meer De Volkskrant,
De Morgen, Het Belang van Limburg en De
Gazet van Antwerpen. Vanaf 2006 starten de auteurs
met een van de personages de tekstloze gagstrip Plunk!.
Op de cover van het allerlaatste nummer van Robbedoes
staat een treurende Vantilt om afscheid te nemen. |
|
|
|
|
De
Mazdabende
(1987-1996)
Gags en kortverhalen
over drie striptekenaars die boven een Mazdagarage een atelier
huren waar ze aan hun strips te werken of dat geacht zijn te doen. Marc Michetz
is de driftige neuroot, Bernard Hislaire de
romantische ziel met de zin voor drama en Cristian
Darasse de weinig gedisciplineerde losbol met vele
liefjes. Hoewel de drie heren werkelijk een tijd lang een
atelier deelden, zijn de verhalen grotendeels gefantaseerd.
Darasse is de tekenaar, Hislaire de scenarist voor Tome
het van hem overneemt. |
|
|
Lokje
(1987-2004)
In 1987 wordt
een baby in Robbedoes geboren. Lokje is getooid
met een flinke blonde kuif en hij is onafscheidelijk verbonden
met zijn troetelhamer waarmee hij vaak destructief optreedt.
Hij is beste maatjes met de hond van de buren die met hun
grotere nuchterheid betere ouders zouden zijn dan Lokjes
eigen vader en moeder. Hun enige kind is rotverwend, zijn
gevaarlijke kattenkwaad blijft dan ook vaak onbestraft.
Albert Blesteau (Steven Sterk,
Woefie) en Christian Godard (die
zijn eigen creatie uit 1965 en 1966 herneemt en nieuw leven
inblaast) houden het achttien albums vol, deel 18 is weliswaar
niet vertaald. Bij deel 9 zat een opblaasbare hamer. |
|
|
Luuk
Sterrekers
(1988-1994)
Eind jaren 1980
brengt de in Uruguay geboren Fransman Léo
Beker wat oude rock-'n-roll op de pagina's van
Robbedoes in zijn vijfdelige reeks Luuk Sterrekers.
De reeks speelt zich af in de jaren 1950. Het jongetje Luuk
maakt deel uit van een gezelschap dat bijzonderheden verzamelt.
Luuk kan alle talen begrijpen, maar spreekt ze niet. De
reeks zelf herbergt zelf ook nogal wat vreemde snuiters.
Zijn neef is een wijnbouwer die de geesten van monniken
op zijn domein tolereert. Luuks vriend is een Japanse geleerde die vreemde
situaties aantrekt waar buitenaardse voorwerpen, gekke computers
en geheimen uit de Koude Oorlog mee te maken hebben. Vijf
vervolgverhalen lang biedt Luuk in alle sympathie aangenaam en origineel vertier. |
|
|
|
|
Alice
en Leopold
(1989-1995)
Olivier
Wozniak en Denis Lapière
duiken in het Belgische koloniale verleden met deze reeks
over een neef en nicht en hun familie die een cacaoplantage
runnen in Belgisch Congo in het jaar 1922. De auteurs schuwen
de kritiek niet om onderwerpen als slavenarbeid, onderdrukking
en de negatieve, maar ook postieve invloed op de zwarte bevolking
aan te snijden. Wozniak verandert tijdens de reeks drastisch
van tekenstijl. Na vijf albums stopt de reeks met afgeronde
verhalen voortijdig. De oplage die toen onvoldoende is, zou
vandaag toereikend zijn voor meer avonturen. |
|
|
Cupido
(1988-2011)
De mythologische
god van de liefde ziet er in de versie van Malik
en Raoul Cauvin uit als een bloot, guitig engeltje
dat pijlen schiet naar toekomstige verliefden op de aarde. Vaak moet hij zich daarna bij Sint-Pieter verantwoorden voor begane blunders. Een mismatch
kan weleens gebeuren. Na 21 albums bij Dupuis,
waarvan de laatste vier niet meer worden vertaald, verhuist
de stripreeks naar andere uitgeverijen en schrijft Malik voortaan
zelf de scenario's. |
|
|
Oh!
Lieve Hemel
(1990-2017)
Sint-Pieter beslist
over wie wel of niet in de hemel belandt en voor zijn bureau
staan soms vreemde figuren die al dan niet dom of gruwelijk
aan hun einde kwamen. In 1988 introduceert tekenaar Stéphane
De Becker alias Stuf en ook wel
Staif op scenario van Janry
een spelletjespagina in Robbedoes waarin Sint-Pieter,
de gate keeper van de hemel, voorkomt. Voor een
keer mag Stuf tekenen. Zijn job is namelijk het inkleuren
van Janry's Robbedoes en Kwabbernoot-verhalen,
De Kleine Robbe en Soda. De spelletjespagina
evolueert naar een gagreeks die een kwarteeuw in het weekblad
loopt, tot De Beckers dood in 2015. In 2016 en 2017 staan
nog een viertal gags in Spirou die Janry zelf tekent.
De twee laatste albums raken niet vertaald. |
|
|
|
|
De
Zappers
(1991-2011)
Voor Kuifje
tekent Serge Ernst wekelijks een Knipoogje
van Ernst en de komische reeks William Hazehart.
Bij zijn overstap naar Robbedoes (Kuifje
houdt toch op te bestaan) probeert hij de modernere en jonge
lezers aan te spreken met gags over een aan televisie en later
technische gadgets verslaafde familie. Jean-Louis
Janssens en anderen leveren vaak scenario's. In 2006,
na het stopzetten van het weekblad Robbedoes, verandert
de reeksnaam in Spirou nog in Zapping Génération.
Onder die titel verschijnen gene albums meer in het Nederlands.
In 2011 dooft de gagreeks uit waarop Ernst zich toe voortaan
toelegt op zijn nieuwe reeks Kale Kop. |
|
|
Garage
Isidoor
(1991-2012)
Voor heel wat
beroepen is plaats in Robbedoes. François
Gilson, lange tijd zo'n beetje de verwachte opvolger
van Raoul Cauvin, bedenkt voor tekenaar
Olis een garagist. In het begin verschijnt
de reeks als een strookjesstrip met dan al een belichaming
van de clichés van een garagist die klanten te veel
geld aanrekent voor te weinig werk. In de latere gags treedt
Isidoor vaker op als een hulpvaardige engel (weliswaar tegen
betaling) en is hij soms net zo goed een slachtoffer van
vervelende klanten of dom personeel. Na acht albums houdt
Olis het voor bekeken en volgt Stédo
hem op. Stédo ziet daarna meer brood in een gagreeks
over brandweermannen (Les Pompiers) waarop Alain
Sikorski het vanaf deel 12 van hem overneemt. De
reeks verschijnt dan al niet meer in vertaling. |
|
|
Taxi
Girl
(1992-2006)
Pearl is een
taxichauffeur in Parijs en ze staat als vrouw haar mannetje
tussen haar uitsluitend mannelijke collega's. Ze wordt verdedigd
door haar hondje Kaneel die ook tekeer gaat tegen lastige
klanten die niet willen betalen. Voor deze gagreeks tekent
Laudec meer realistisch op scenario van
zijn Cédric-kompaan Raoul Cauvin.
In 1992 is Taxi Girl een relatief vaste aanwezigheid
in Robbedoes, daarna duikt Pearl sporadisch op.
In 1998 verdwijnt ze uit het blad om in 2006 een laatse
keer present te tekenen. Het levert amper twee albums op
en een gedoemde vergetelheid. |
|
|
|
|
Melisande
(1992-heden)
Het sympathieke
heksje Melisande verdient de kost als hulpje op een somber
kasteel waar het monster van Frankenstein, een vampier en
andere monsters en geesten wonen. Ze studeert aan een toverschool
waar ze zich verder bekwaamt in magische spreuken en formules.
Ze is de beste van de klas, maar de middeleeuwse dorpelingen
zien haar liever op een brandstapel. Haar nicht Melusine is
net zo begaafd, maar zij beoefent witte magie terwijl Melisande
zwarte magie beoefent. Gaandeweg evolueert de reeks met afgeronde
gags en kortverhalen van Clarke en François
Gilson meer en meer naar een formule waarbij gags
onderdeel zijn van een langer verhaal waarin ook plaats is
voor wat drama en sentimenten. Sinds 2013 schrijft Clarke
zelf de verhalen. Arcadia vzw is de huidige
uitgever. |
|
|
De
Paparazzi
(1993-2004)
Raoul
Cauvin ziet brood in schandaaljournalisten, zogenoemde
paparazzi, en stuurt reporter Nico en fotograaf Joy het
veld in om schandalen, smeerlapperij van de sterren en ander
nieuws te verslaan en in het rioolblad waarvoor ze werken
te krijgen. Het perfecte kiekje en het bijhorende praatje
bekomen ze zelden ongeschonden. Beroemdheden zijn op hun
privacy gesteld en bijten soms van zich af. Na tien delen
houdt de reeks op. Mazel stopt met striptekenen
en legt zich voortaan toe op kunst: schilderen, gravuren
beeldhouwerken, illustratie. |
|
|
De
Kannibrallen
(1995-2011)
Tien jaar lang,
tussen 1995 en 2005, en een laatste eenmalige comeback in
2011, vergasten Jean-Claude Fournier en
Zidrou de lezers op een gagreeks over een
gezin dat bestaat uit kannibalen. Als ze pizza bestellen,
gaat de pizzabezorger in de oven, en zo vergaat het nagenoeg
elke bezoeker. Alleen de buurman blijft buiten schot. Dit
moet wel een van de vreemdste families zijn uit de stripgeschiedenis.
Het leuke aan de albums is dat er een uitgespaarde tandafdruk
in staat, alsof iemand een hap uit het album heeft gebeten.
Er volgen acht albums en in het Frans al één
integrale. |
|
|
|
|
De
Dragz
(1996-2003)
Een slim drakenjochie
en zijn vader zijn de hoofdfiguren in deze uitzinnig getekende
gagreeks met een originele insteek en ontvlambare energie.
De verantwoordelijken voor het wereldje bevolkt door talloze
monsters zijn O'Groj en Corcal
die wat tegenwerk bieden aan de vaak ingedommelde gagreeksen
in het blad. Helaas is het anarchistische ondertoontje niet
voor Robbedoes weggelegd. Na drie albums is het afgelopen,
maar de reeks loopt toch mooi zeven jaar in Robbedoes. |
|
|
Ludo
(1997-2009)
Ludo is een achtjarige
knul die een grote fan is van de strips van Inspecteur
Castar. Castar dankt zijn buitengewone sterkte aan
een krachtvermenigvuldiger die hij aantrekt. Castar beleeft
zijn avonturen in de strip Ludo. Pierre
Bailly tekent (en schildert) de belevenissen van
Ludo en zijn vriendjes terwijl Vincent Mathy
in een klaardere tekenstijl de platen van de fictieve strip
Inspecteur Castar voor zijn rekening neemty. Denis
Lapière overziet alle werk als scenarist.
Van de acht albums zijn er zes vertaald. |
|
|
De
Boss
(1997-2011)
De aanvankelijk
voor De Mazdabende bedachte Boss is de hoofdredacteur
van Robbedoes en is een karikatuur van de toenmalige,
werkelijke hoofdredacteur Thierry Tinlot.
Hij pampert zijn succesauteurs en schopt beginnende tekenaars
die hun (amateuristische) platen komen presenteren liever
de deur uit. Bij de eerste gags staat naast de naam van
scenarist Zidrou tekenaar Thélonius
vermeld, maar de kenschetsende tekenstijl verraadt snel
dat Philippe Bercovici achter dat pseudoniem
zit. Om gedoe te vermijden laat uitgeverij Dupuis
Tinlot een contract ondertekenen waarin hij alle rechten
op het strippersonage afstaat. De reeks stopt nadat Tinlot
ontslag neemt en als hoofdredacteur aan de slag gaat voor
Fluide Glacial. De zwakke verkoop van de albums
is een extra reden om met de gagreeks te stoppen. |
|
|
|
|
Puddingham
Palace
(1997-2011)
Deze gagreeks van
Isa (Isabelle Denis) volgt
een Brits geïnspireerde koninklijke familie van mensen
die over een volk van sprekende dieren heersen. Er wordt gelachen
met het protocol, maar ook de domheid van de koninklijke figuren
is een favoriet mikpunt van spot. De reeks loopt tot 2004
en in 2011 staat nog een laatste gag in Spirou. Niet
meer dan vier albums komen daar uit voort. |
|
|
Lieve
Kerstman
(1999-2004)
In deze reeks
vervolgverhalen van Thierry Robin en
Lewis Trondheim staat geen enkele dialoog of tekstkader.
De aantrekkingskracht zit 'm puur in de actie, visuele humor
en de interactie tussen de Kerstman, zijn elfjes, een pinguïn,
een professor en een yeti. En ook nog tof getekend. |
|
|
Vlooienbaal
(1999-2010)
Vlooienbaal is
de bijnaam van de praatzieke bastaardhond die het meisje
Margo leert kennen. Margo heeft zes broers en zussen en
er is dan ook heel wat leven in huis. Een hond is evenwel
niet welkom in huis, zijn luizen nog minder. Margo moet
dus clandestien proberen om te gaan met haar nieuwe vriendje.
Elke keer Margo's ouders Vlooienbaal in huis aantreffen,
wordt hij eruit geschopt. Deze reeks van Carine
De Brab (tekeningen), Falzar en
Zidrou (scenario's) is de opvolger van
Margo en Oscar Pluis die tussen 1994 en 1997 bij
Casterman loopt. |
|
|
|
|
Oscar
(2000-2009)
Oscar is een guitig
weesje met een meer dan levendige fantasie. Net als Peter
Pan dist hij iedereen de meest waanzinnige verhalen op over
zijn imaginaire vader en moeder. Alleen Karthoum, een Arabische
illegaal, doorprikt zijn grappige verzinsels en wordt als
het ware zijn echte vader. Christian Durieux
en Denis Lapière bieden pretentieloos
amusement met veel ruimte voor vrolijke slapstick. |
|
|
Violine
(2001-2007)
Violine is een
tienjarig meisje. Als ze met haar violet gekleurde ogen
iemand strak aankijkt, kan ze zijn of haar gedachten lezen
en diepste geheimen te weten komen. Ze weet niet wie haar
ouders zijn, maar ze is ervan overtuigd dat haar vader de
koning van Zongo is. Met haar gezelschapsmuisje reist ze
clandestien naar het Afrikaanse land. De zoektocht naar
haar roots confronteert haar met heel wat verrassingen en
mysteries. Violine kent een bevlogen start door
Fabrice Tarrin en Didier Tronchet.
Door meningsverschillen neemt Jean-Marc Krings halverwege
deel 3 de tekeningen over. Na deel 5 zet Dupuis
de reeks stop. Krings had toen twintig platen getekend van
deel 6 die in 2013 in het Frans in een beperkte oplage worden
uitgegveven door La Vache qui Médite.
In 2018 start bij Casterman alsnog een
tweede, Indische cyclus, nu getekend door Baron
Brumaire en enkel in het Frans. |
|
|
De
Duivels van Alexia
(2002-2011)
Alexia is een
jonge exorciste en heks in de dop die voor het Centrum voor
Research naar Paranormaliteit en Satanisme werkt. Dat Centrum
neemt het op tegen bovennatuurlijke verschijnselen die een
bedreiging vormen voor het evenwicht op onze planeet. Maar
ook in het Centrum wemelt het van de mysteries. Haar oudere
collega's zijn bovendien net zo goed vreemde snuiters. Een
ervan is een gevallen engel die zijn vleugels verloor en
een ander houdt zich schuil in de kelder vanwaar hij via
de verluchtingsbuizen en andere tochtgaten en roosters zijn
verbeten kritiek op Alexia niet spaart. Deze occulte thrillerreeks
van Benoît Ers en Vincent
Dugomier wordt door Dupuis in
vertaling stopgezet na vier delen. Gelukkig neemt
Arcadia vzw in 2018 het stokje over om de rest
van de zevendelige reeks uit te geven. |
|
|
|
|
Parker
& Badger
(2001-2012)
Parker is het type
klaploper dat een job meestal niet langer dan één
gag kan houden. Dat levert problemen op om de huur te betalen
en dat zint Garcia, de conciërge van het flatgebouw,
waar Parker en Badger wonen, niet. Badger is dan weer een
das die zich liever als hond laat doorgaan. Hij is de slimste
van de twee, maar dat belet het duo niet om vast te zitten
in hun penibele situatie. Smoezen bedenken om de huur te ontlopen
en een zoektocht naar een nieuwe job zijn de belangrijkste
activiteiten van het duo. Marc Cuadrado varieert
daar onophoudelijk in. Vanaf deel 7 raakt de reeks niet meer
vertaald. Deel 8 is het laatste album en verschijnt bij Dargaud
waarvoor Cuadrado de gagreeks Ik Wil een Harley voor
tekenaar Frank Margerin schrijft. Die reeks
stopt al na één deel in vertaling terwijl ze
in het Frans gewoon doorloopt. |
|
|
Generatie
Ego /
Jong Geweld
(2004-2011)
Oorspronkelijk
tekent een zekere Steven Hermans deze gagreeks
op scenario van Laurent Noblet over vier
jongeren (één ervan is een vermenselijkte
hond) die per se beroemd willen worden, ongeacht een totale
afwezigheid van talent voor wat dan ook. In 2005 trekt de
Robbedoes / Spirou de stekker uit de reeks.
Philippe Bercovici neemt darana de tekeningen
over. Dat levert drie albums op tussen 2007 en 2009 onder
de titel Jong Geweld. Het gebrek aan sympathie
voor de op roem beluste nietsnutten nekt mee de gagserie. |
|
|
Texas
Cowboys
(2011-2014)
Een reporter
krijgt de opdracht een reeks artikels te schrijven over
het "wilde" in het Wilde Westen. Een bende gangsters
is op zoek naar hun verdwenen buit. Een femme fatale neemt
via het pokerspel en haar verleidingstechnieken wraak op
mannen die haar jaren geleden misbruikten. Een sheriff is
zo corrupt als de pest en een rosse handelaar vindt spiritualiteit
bij de indianen. Al deze intriges lopen naast en door elkaar
in Texas Cowboys, een ruige verzameling westernverhalen
die rijkelijk baden in pulp, drama en cojones.
Alle hoofdstukken van de inmiddels twee albums van deze
meeslepende western door Matthieu Bonhomme en
Lewis Trondheim publiceert Spirou
eerst als bijlages bij het blad. |
|
|
|
|
Marzi
(2004-2017)
Marzi
is een intieme reeks autobiografische momentopnames, geschetst
vanuit de grote verwonderlijke ogen van een levenslustig meisje.
Terwijl Polen kreunt onder de laatste stuiptrekkingen van
het communistisch regime, vertelt de kleine Marzi ons haar
amusante en soms ontroerende verhaaltjes. Marzi is niemand
minder dan scenariste Marzena Sowa die als
tweeënjarige in Frankrijk belandt en daar haar toekomstige
levensgezel en tekenaar van deze reeks, Sylvain Savoia,
ontmoet. Het komt in vertaling tot slechts één
van de zeven albums. In 2013 onderneemt Blloan
een nieuwe poging met een eerste integrale van opnieuw gemonteerde,
ingekleurde en aangevulde platen uit de reeks, maar ook deze
integrale reeks blijft in het Nederlands onvoltooid. |
|
|
Zarla
(2006-2013)
Zarla is de moedige
dochter van twee befaamde drakenjagers die op mysterieuze
wijze zijn verdwenen. Naar het voorbeeld van haar ouders
trotseert ze de gevaarlijkste tegenstanders, maar die zijn
allerminst onder de indruk van het piepjonge meisje. Toch
weet ze die opponenten steevast te verslaan, verblind door
woede. In werkelijkheid wordt ze geholpen door Hydromel,
haar hond die eigenlijk een draak is. Hij verblindt het
meisje telkens door haar helm voor haar ogen te schuiven
terwijl hij Zarla's vijanden wegjaagt. Zarla mag nooit te
weten komen wie Hydromel werkelijk is, maar ook Zarla's
zoektocht naar haar oorsprong is een rode draad doorheen
de vijfdelige reeks van Guilhem (de broer
van Christophe Bec) en Jean-Louis
Janssens. In het Frans bestaat ook een integrale, in het Nederlands raakt het niet opgepikt. |
|
|
Animal
Lecteur
(2006-heden)
Op bijna wekelijkse
basis animeren Libon en Sergio
Salma de openingspagina van het weekblad Spirou
met de lotgevallen van een stripverkoper en zijn klanten.
Uiteraard staat het bol van de commentaren en kritiek op
evoluties in de stripwereld, maar ook de rare gewoonten
of onlogische keuzes van striplezers komt ruimschoots aan
bod. Scherp en herkenbaar! Deze reeks is niet vertaald. |
|
|
|
|
Le
Royaume
(2008-heden)
Le Royaume
(Het Koninkrijk) is een van de prettigste reeksjes
van het laatste decennium in Spirou. De verhalen
van Benoît Feroumont hebben een wisselende
lengte en spelen zich af in een vredig koninkrijk, binnen
en buiten de muren van het kasteel. Feroumont speelt een dozijn
personages, met onderlinge banden, tegen elkaar uit tot meerder
plezier van de lezer. Deze reeks is niet vertaald. |
|
|
Zombillenium
(2009-heden)
Zombillenium,
de reeks met een taalfout (een n te weinig) in de titel
omwille van visuele redenen, is ook de naam van een noodlijdend
pretpark gerund door vampier Francis von Bloodt. De werknemers
zijn zelf horrorfiguren zoals zombies, weerwolven en heksen.
In deze wereld zijn de mensen de slechteriken. Een opdracht
voor een cover van een Halloweenspecial betekent de start
voor deze reeks die Arthur de Pins volledig
op de computer tekent. In 2017 loopt een animatiefilm in
de Franse bioscopen. |
|
|
Beeldschoon
(2011-2013)
In dit duistere,
subliem getekende sprookje van Kerascoët
en Hubert is Sardine een weinig geliefd
lelijk eendje dat door haar werk, het fileren van vis, ook
nog stinkt. Een betoverde pad geeft gehoor aan haar verzuchtingen
en tovert haar om in een weergaloze schoonheid, tenminste
in de ogen van de anderen, want zelf ziet ze geen verschil.
De plotse gedaanteverwisseling brengt haar aanvankelijk
meer in problemen dan dat ze er de vruchten van kan plukken.
Uitgeverij HUM! pikt deze reeks in 2015
op voor een vertaling in drie delen met verzamelbox waarbij
een extra kortverhaal hoort. |
|
|
|
|
Louca
(2011-heden)
Dankzij de vertaling
van het inmiddels ter ziele gegane Strip2000
maken ook Nederlandstalige stripliefhebbers kennis met Bruno
Dequiers Louca. De puber is onhandig, zit
vol twijfels en hij is verliefd. Zijn absolute tegenpool Nathan
is knap, sportief, maar ook dood. Als geest kan hij enkel
op het voetbalplein van de school rondhangen en enkel Louca
kan hem zien. Met Nathans hulp groeit Louca zienderogen uit
tot een voetbaltalent, maar de beperkingen gaan ook gepaard
met heel wat last. Bovendien wil Nathan te weten komen hoe
en door wie hij aan zij einde kwam. Na het verdwijnen van Strip2000 stopt de reeks ook in vertaling. |
|
|
Maggy
Garrisson
(2013-2016)
Maggy Garrisson
is alleen, dik, ze drinkt en rookt en is niet op haar mondje
gevalen. Dat kost haar vaak haar job. Na twee jaar zoeken
naar een nieuwe job kan ze aan de slag als assistente van
een luizige privédetective. Haar eerste opdracht
bestaat uit het terugvinden van een ontsnapte kanarie, vervolgens
is ze technisch werkloos omdat haar baas in het ziekenhuis
belandt. In zijn portefeuille vindt ze mysterieuze tickets
waar anderen het op gemunt hebben. Een geestige, afwijkende
detectiverserie van Stéphane Oiry
en Lewis Trondheim. Deze reeks is niet vertaald. |
|
|
Magic
7
(2015-heden)
Ze zijn met zeven.
Zeven magiërs met grote krachten. Ze kunnen elk met
hun verenigde, specifieke krachten de wereld redden... of
vernietigen! Hun nazaten zijn op tienerleeftijd vooreerst
bekommerd om op tijd op school te komen. Het duurt niet
lang of de zeven weer bij elkaar komen. Kid Toussaint
schrijft deze magische tienerreeks met nogal wat personages
voor verschillende tekenaars waarvan Giuseppe Quattrocchi
en Rosa La Barbera de eerste delen
tekenen. De vertaling wordt na vier delen stopgezet. De
reeks loopt in het Frans gewoon door. De rechten op een
tekenfilmserie zijn inmiddels verkocht. |
|
|
|
|
Harmony
(2015-heden)
Het paranomraal
begaafde meisje Harmony ontwaakt met geheugenverlies in een
onbekende kelder. Ze moet het stellen met mysterieuze stemmen
in haar hoofd en een nieuwe telekinetische gave. Ze moet haar
geheugen terugkrijgen om het tegen lieden van het leger, die
haar zoeken, op te kunnen nemen. Mathieu Reynès
roept vele vragen op en ontrafelt de antwoorden doorheen de
spannende, eerste cyclus. In vertaling stopt Dupuis
na die eerste cyclus van drie delen terwijl de tweede cyclus
alvast is begonnen in het Frans. |
|
|
FRNK
(2016-heden)
Weesjongen Frank
zet het op een lopen wanneer hij in het weeshuis, dat hij
net deels sloopte, hoort dat zijn doodgewaande ouders net
zo goed nog in leven kunnen zijn. Hij weet niet hoe, maar
hij belandt in een prehistorische wereld in een grot met
gevaarlijke dieren en oermensen die geen klinkers kunnen
uitspreken. Dankzij z'n moderne kennis sluit "Frnk"
vriendschap met de oermensen, maar de communicatie verloopt
niet van een leien dakje en het komt vaak tot komische misverstanden,
maar ook gevaarlijke toestanden. Brice Cossu
en Olivier Bocquet maken van deze
eigentijdse reeks een hit, althans in het Frans, want na
vier delen (die samen een eerste cyclus vormen) houdt Dupuis
het in het Nederlands voor bekeken door tegenvallende verkoopcijfers.
Leest de jeugd werkelijk geen strips meer of vindt het de
weg niet naar dit soort geslaagde stripreeksen? |
|
|
|
|