Robbedoes Papyrus
gepresenteerd door Koen Driessens

 
WEEKBLADGESCHIEDENIS ROBBEDOES / SPIROU
Eerste verschijning: 1974 • Laatste verschijning: 2015
Tekenaar: Lucien De Gieter
Scenarist: Lucien De Gieter
 

  Robbedoes
Robbedoes
Robbedoes
 
  Robbedoes
Robbedoes
Robbedoes
 

  In 1974 — een dynastie geleden — brengt het tijdschrift Robbedoes met de eerste mysterieuze belevenissen van Papyrus een ongezien avontuur in een uniek Egyptisch kader: een nieuwe, jonge oud-Egyptische held is geboren. Die eerste, sfeervolle pagina's vol gruwelijke krokodillen en een bekoorlijke godin maken behoorlijk indruk op de jonge lezers van het blad waarin Papyrus jarenlang vaste prik wordt. Tot het eind verschijnt de serie in Spirou. In 2015, ruim veertig jaar na het begin, maakt zijn geestelijke vader Lucien De Gieter, die dan 83 is, in het album Farao Papyrus vrijwillig zelf een einde aan de reeks.

Niet door een einde te maken aan onze held. Ook niet door hem, na zo vaak het hachje van de farao gered te hebben, nu zélf farao te laten worden, zoals de titel van het drieëndertigste deel liet vermoeden. Het hele verhaal — waarin hij, gedrogeerd en misbruikt als zogenaamde usurpator, nog maar eens een complot verhindert tegen de farao — blijkt echter een droom te zijn geweest. Sterker nog, misschien álle verhalen van de reeks wel... Farao Papyrus biedt in de Grot der Kwellingen, waar Papyrus moet genezen, een flashback op het hele œuvre, met de tsjikketsj, het monster met de drie koppen, de heer van de drie deuren... Een soort best of in een eerder slap verhaal dat symptomatisch is voor het einde van de reeks.

De serie begint als een intrigerende kennismaking met de mysteries van het Oude Egypte en brengt aanvankelijk enkele — zeker voor het eind van de jaren 1970 — erg volwassen verhalen die dood en horror (én een opvallend sexy prinses) niet schuwen. In 1986 levert het achtste deel hem de Alfred Enfant, de jeugdprijs, van Angoulême op. Gaandeweg echter — onder invloed van de animatieadaptatie? — evolueert de reeks naar een komische kinderstrip die steeds minder origineel is (en prinses Lief-er-Theti (Théti-Chéri) almaar onnozeler). Zonder afbreuk te doen aan de grote verdienste van De Gieter om het egyptologenhart bij heel wat jongeren sneller te doen slaan.

Zelf klopt het hart van de Brusselaar als jongeling, zoals bij zovele jongelui na de Tweede Wereldoorlog, vooral in het Wilde Westen. Zijn eerste wapenfeit is het winnen van een scenariowedstrijd bij Robbedoes in 1961, maar de eerste serie waarmee De Gieter (in 1962) voor het blad aan de slag gaat, is Pony, een reeks rond een sympathieke cowboy die tot 1965 verschijnt in twaalf verhalen, naast wat scenariowerk voor onder meer Eddy Ryssack. Het levert hem ook wat assistentiewerk voor Peyo op (voornamelijk voor de gagreeks Poesie). Van 1966 tot 1972 wijdt hij zich aan eenenveertig kortverhalen rond een parelvisser in Toet en Kli-Wong. Opmerkelijk is hoe de jonge held het gezelschap krijgt van een nevenheldin, in dit geval een zeemeermin. Van Toet tot Theti, het is maar een kleine stap.
 

  Robbedoes
Robbedoes
Robbedoes
 
  Robbedoes
Robbedoes
Robbedoes