|
|
Archie
Cash
gepresenteerd door Wouter Porteman |
|
|
WEEKBLADGESCHIEDENIS
ROBBEDOES / SPIROU
Eerste
verschijning: 1971 • Laatste verschijning:
1992
Tekenaar: Malik
Scenaristen:
Jean-Marie Brouyère, Thierry Martens, Mythic |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1971. Simon
and Garfunkel domineren de hitlijsten met hun zeemzoete Bridge
over Troubled Water. Terzelfdertijd woedt de Vietnamoorlog in
alle hevigheid. Ook in het weekblad Robbedoes komt er gewapende
concurrentie voor de flowerpowerstrips in de vorm van Archie Cash.
De gewelddadige reeks over een gedeserteerde legerluitenant van een
obscuur Zuid-Amerikaans land kent onmiddellijk een succes bij de lezers.
Het is een opsteker voor tekenaar William Tai of
Malik, de kleinzoon van een Chinese minister en een
Belgische vrouw die na een jeugd in de Franse kolonie Indochina uiteindelijk
in Brussel belandt.
Binnen Dupuis blijven Malik en zijn reeks de vreemde
eend. Zelf omschrijft hij het als volgt: "Toen ik in 1970 bij
Dupuis binnenkwam, was het daar toch een beetje een tekenaarscollectief
van mensen die allemaal bij elkaar in de leer waren geweest en samenwerkten.
En hoewel ik zeker beïnvloed ben door de grote voormannen van
de Franse en Belgische strip, zoals André Franquin
en Jijé, ben ik nooit iemands assistent
geweest. Dat was vrij uniek in die tijd. Ik kwam als volkomen vreemde
binnen. Dat heeft wel tot problemen geleid. Ik heb altijd gevoeld
dat anderen jaloers waren op mijn vrije positie. Ook de mannen die
bij de uitgeverij aan de touwtjes trokken." Maar grote baas Charles
Dupuis blijft achter zijn nieuwe poulain staan. De reeks
verkoopt immers zowel in het Frans als het Nederlands goed.
De stijl van Malik is op zijn minst speciaal te noemen: viriel, karikaturaal
en voortdurend een toonbeeld van overacting. Zo komt in Archie Cash
niemand op een normale manier om het leven. Bij elk schot maakt bijna
elk slachtoffer een geweldige, achterwaartse duik met gebogen rug
om kronkelend neer te vallen. Rambo avant la lettre. Malik
modelleert zijn held naar de acteur Charlie Bronson
die toen excelleerde in het spelen van ruige, mysterieuze personages
in keiharde actiefilms en westerns. Met zijn gerimpeld, doorgroefd
gezicht en zijn kleine oogjes past die perfect in Maliks leefwereld.
Hij voegt er nog vervormde perspectieven, gespierde torso's, opgeblazen
lippen, grote tanden, overladen F-cups en alle mogelijke clichés
aan toe. Vandaag zou men sommige tekeningen weigeren wegens te racistisch,
maar die man kan wel tekenen.
Helaas legt Malik zijn eieren in de scenariomand van de Limburger
Jean-Marie Brouyère. Hij schrijft toen vooral
weinig beklijvende kortverhalen in het weekblad voor onder meer Marc
Wasterlain, Bernard Hislaire, Jean-François
Charles en André Geerts. Ook de verhalen
van Archie Cash rammelen langs alle kanten, maar gelukkig
redt Archie ons vaak door een overladen gedachtenballon op te laten
waardoor je als lezer wel weet wat er in het hoofd van de enigmatische
held gebeurt. Ten slotte wegen de dialogen loodzwaar wegens het opgezwollen
taalgebruik, maar gelukkig wordt die poeha volop gecompenseerd door
vuistslagen, ontploffingen en mitrailleursalvo's.
Als je vandaag de albums wil herlezen, start je best met de drie kortverhalen
die gebundeld zijn in deel 3, De Deserteur van Tora Tora.
Vervolgens val je direct in het hoofdverhaal van deel 1 en 2. Het
zijn opwarmertjes voor het prima 'Vietnamees' drieluik rond Long-Thi.
Archie Cash is op zijn best in de jungle omhangen met mitrailleurs.
Rambo dus, of zeiden we dit al? Met deel 8 Asfalt, verhuist
de held naar de Amerikaanse woestijn waar een busje met schoolkinderen
bij een mislukte aanslag loodrecht het ravijn inrijdt, maar toch netjes
horizontaal op een wankel rotspunt terechtkomt. De lezers smullen
ervan terwijl de nieuwe hoofdredacteur van het weekblad, Alain
De Kuyssche, het nu helemaal heeft gehad met de reeks. De spanningen
lopen mede door een geldkwestie zo hoog op dat Malik zijn samenwerking
bij Dupuis terugschroeft en bij uitgeverij Archers
een kopie van Archie Cash tekent. Zijn nagelnieuwe held,
Johnny Paraguay, is een al even stoere bonk als Archie Cash, maar
is nu gebaseerd op de Franse zanger en acteur Johnny Hallyday.
Het eerste album van Johnny Paraguay wordt geschreven door
Yves Varende, het pseudoniem van Thierry
Martens die hoofdredacteur was van Robbedoes toen
Malik er debuteerde. Onder zijn ander pseudoniem Terence
schrijft Martens ook Maliks motorstrip Blue Bird. Uiteindelijk
keert Malik na enkele jaren terug naar de Dupuis-stal en Thierry Martens
mag het slot van het tweeluik schrijven. Malik profiteert ervan om
zijn tekenstijl bij te sturen. Minder karikaturaal maar met glijdende
prenten. De actie wordt nu omkaderd in plaats van die te wringen in
de klassieke paginastructuur.
Deel 10, De Krijger van de Groene Dood, is een scenario van
Mythic (Rubine, Alfa) en Terence
en is een B-versie van een Bernard Prince-verhaal. De reeks
blijft zo op drift. Vanaf deel 11 zoeken Malik en Brouyère
elkaar weer op, maar de sfeer van de grote dagen halen ze niet meer.
Eind jaren 1980, na vijftien albums, trekt Dupuis de stekker uit de
reeks. Een hele stapel getekende pagina's verschijnt daardoor nooit
in album. De reeks wordt ook niet herdrukt of als integrale uitgegeven.
Malik kan bij de uitgeverij aan de slag blijven, maar dan als tekenaar
van de gagreeks Cupido.
Momenteel legt de gepensioneerde Malik de laatste hand aan een nieuwe
Archie Cash. Zijn held is nog even gespierd, heeft wit haar
en een prachtige dochter. Het verhaal omschrijft Malik als nog gewelddadiger
en nog meer trash. Hopelijk wordt dit een mooi orgelpunt voor deze
toch wel miskende pulpreeks. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|