|
|
Micro-bibliotheek
gepresenteerd door David Steenhuyse |
|
|
WEEKBLADGESCHIEDENIS
ROBBEDOES / SPIROU
Eerste
verschijning: 1959 • Laatste verschijning:
1975
Tekenaars: diverse tekenaars
Scenaristen:
diverse scenaristen |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Een van de
vele geniale ideeën die in de gouden periode van Robbedoes
voortvloeien uit het creatieve brein van artistiek directeur Maurice
Rosy en zijn sparring partner, hoofdredacteur Yvan
Delporte, is de Micro-bibliotheek. In het midden
van het blad kunnen lezers een dubbelpagina uit de nietjes halen en
het plooien en snijden tot een miniboekje (een microverhaal) van meestal
36 pagina's. Voor latere verzamelaars zijn de microboekjes een ramp,
want weekbladen en verzamelalbums die de dubbelpagina's met doorlopende
paginering ontbreken, zijn minder waard dan complete uitgaven. De
boekjes vormen samen een collectie, de Micro-bibliotheek.
In het blad verschijnt zelfs een knutselpagina om een kast voor de
bibliotheek in elkaar te timmeren.
De grootste auteurs verlenen al dan niet eenmalig hun medewerking
aan de Micro-bibliotheek die in Robbedoes vanaf
nummer 1107 een wekelijkse regelmaat kent. Het Smurfen-verhaal Zwarte
Smurfen (als herwerkte versie kwam er een lidwoord bij in deze titel) opent de reeks. Want ja, Yvan Delporte weet Peyo te
overhalen om van de Smurfen, die in Johan en Pirrewiet opdoken
en aansloegen bij de lezers, verhaaltjes te maken voor de Micro-bibliotheek.
Het zijn de allereerste stripverhaaltjes die later worden herwerkt
en hertekend voor de albums. Het zijn ook de enige Smurfen-verhalen
die Peyo zonder studiomedewerkers tekent. Robbedoes vertaalt
slechts drie van de zes verhalen, inclusief De Honderdste Smurf
dat als honderdste microboekje wordt opgenomen. Het Nederlandstalige
broertje van Spirou mist ook nog werk van andere grootheden zoals Roeltje
en de Elaoin van André Franquin en Jean
Roba's allereerste verhaal van Bollie en Billie.
Jidéhem (Starter) en Maurice
Tillieux bedenken speciaal voor de middenpagina eveneens
miniverhalen.
Ook namen als Eddy Ryssack, Louis Salvérius,
MiTacq (met een dierenstripversie van De Beverpatroelje),
Will, Arthur Piroton, Willy
Lambil (met een parodie op Sandy en Hoppy), Marcel
Remacle (met onder meer kortverhalen van Zwartbaard) en René Hausman zien we terug
als auteurs van microverhalen. Het concept vormt tegelijk een laboratorium
voor nieuwe talenten. Lucien De Gieter debuteert
met leuke westernverhalen van Pony terwijl Paul Deliège
en Maurice Rosy hun gevangene Jaap een tachtigtal
uitbraakpogingen laten ondernemen. Deliège legt zich ook toe
op de klunzige superheld Superklos en hij schrijft voor Lagas
de eerste avonturen van jager Sam. Charles Degotte
start met de Flagada, de enige vogel met hefschroef ter wereld, en auteurs als
Jacques Devos (met onder meer Geniale Olivier),
Hubuc, Marcel Denis en Francis
werken het ene na het andere verhaal uit. De bekendheid van andere
auteurs blijft beperkt tot hun minibijdragen. Tekenaars zoals Noël
Bissot (De Baron, Joek en Jak) raken haast
niet verder dan de minipagina's. Hij overlijdt dan nog in 1972 zonder
potten te kunnen breken.
Lang niet alle verhalen zijn even origineel en de kwaliteit is heel
wisselvallig. Het lukt slechts enkele figuren met succes de overstap
te maken naar de grotere weekbladpagina's als langlopende reeks. Jaap
is een sprekend voorbeeld. Tot 1975 verschijnen 557 microverhalen
in Robbedoes. De formule duikt daarna af en toe weer op om
lezers van Robbedoes en nog steeds Spirou een extraatje
te geven. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|