|
|
Ouwe
Niek
gepresenteerd door David Steenhuyse |
|
|
WEEKBLADGESCHIEDENIS
ROBBEDOES / SPIROU
Eerste
verschijning: 1958 • Laatste verschijning:
1990
Tekenaar: Marcel Remacle
Scenaristen: Marcel
Remacle, Vicq, Marcel Denis, Maurice Tillieux, Gévé |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
In Robbedoes
nummer 1039 uit 1958 maken de lezers kennis met een schreeuwerig opdondertje,
een bejaarde matroos met forse witte baard en een ongelofelijke kracht.
Grafisch liggen de tekeningen in de lijn van de ronde, dynamische
school van Marcinelle. De figuurtjes hadden door Peyo,
André Franquin of Morris
(een tekenaar waar Marcel Remacle veel bewondering
voor had) ontworpen kunnen zijn.
In 1955 begint Remacle te werken voor uitgeverij Dupuis,
niet voor het stripweekblad Robbedoes, maar voor het weekblad
Le Moustique, de Waalse tegenhanger van Humoradio,
het latere Humo. Uitgever Charles Dupuis
complimenteert hem met zijn tekentalent en hij mag op de stripafdeling
komen werken... om een jaar lang de Nederlandstalige lettering van
verschillende publicaties van de uitgeverij te verzorgen. Dat werk
laat hem toe zijn hoofdberoep als kapper op te zeggen en zich in de
stripwereld te storten. Hij krijgt zijn kans in het stripblad Sprint
waarin hij een paar kortverhalen publiceert voor Sprint al
gauw van de markt verdwijnt. Zijn dierenstrip Pukje (geïnspireerd
op de strips van Raymond Macherot) maakt een kortstondige
doorstart in Robbedoes met een paar gags en kortverhalen,
maar het wordt koud onthaald door de uitgever en door hoofdredacteur
Yvan Delporte die het te kinderlijk vindt. Voor het
scenario van een tweede kortverhaal van Pukje krijgt Remacle
de hulp van Delporte en Peyo. De hoge verwachtingen van Dupuis worden
niet ingelost en Remacle denkt eraan ontslag te nemen. Maurice
Rosy houdt 'm tegen. De artistieke leider van Robbedoes
en begeleider van jong talent merkt daarna dat Remacle overal piraatjes
tekent. Het piratengenre is nog niet ingeburgerd en Dupuis ziet er
wel brood in. De uitgever bestelt ineens een lang vervolgverhaal.
Remacle krijgt daardoor alle vertrouwen en dat beschaamt hij niet.
Ouwe Niek speelt zich af in de glorieperiode van de piraterij.
In het eerste verhaal, Zwarte Zeilen (in album uitgegeven
als De Piraten Komen), gaat Ouwe Niek over tot muiterij om
aan het hoofd van de bemanning van een schip tegen piraten te strijden.
Voor het tweede verhaal, Onder de Kapersvlag, kreeg Remacle
veel raad van Morris en dat is te merken aan de manier waarop hij
voortaan personages en decors tekent en zijn platen opbouwt. Hij gaat
quasi wekelijks langs bij Morris om tips en advies te verzamelen.
Vanaf deel 3, De Citroeneters (lichtjes gebaseerd op de muiterij
van de Bounty), schakelt hij over naar vier stroken per pagina in
plaats van de volgeladen vijf stroken, alweer op advies van Morris.
Ook het gebruik van silhouetten heeft Ouwe Niek gemeen met
Morris' Lucky Luke.
Een andere, onverwachte overeenkomst met Lucky Luke kwam
na de creatie van Zwartbaard, een piraat die zich vanaf zijn eerste
optreden in het vierde verhaal, Het Eiland van de Open Hand,
ontpopt tot de aartsvijand van Ouwe Niek. De komische mislukkingen
van Zwartbaard om zijn snode plannen door te drijven, doen vaak denken
aan het reilen en zeilen van de Daltons. Net zoals die vier bandieten
wint Zwartbaard (en wat later zijn grootvader Bestevaar die de corrigerende
tik met harde hand toepast) zienderogen het hart van de lezers. Zwartbaard
incarneert de gemene verbetenheid en haat jegens zijn vijand van Joe
Dalton en de domheid van Averell Dalton. Zwartbaards belang wordt
zo groot dat de reeks vanaf deel 11, De Boekaniers, wordt
omgedoopt in Ouwe Niek en Zwartbaard. Uiteindelijk beperkt
de rol van Ouwe Niek zich meer en meer tot de rol van een figurant.
In sommige (kort)verhalen komt de oude matroos niet eens voor. De
gelijkenis met de Daltons gaat zelfs zo ver dat het thema van een
aantal verhalen bestaat in het ontsnappen uit de gevangenis waar Zwartbaard
als dwangarbeider zit opgesloten. Remacle laat de grote, exotische
avonturenverhalen gaandeweg achterwege. Kolder en situatiehumor enteren
de reeks. Andere nevenpersonages verrijken het universumpje, maar
Zwartbaard overtroeft hen allemaal. Ook Maurice Tillieux mag
zijn gevoel voor humor op Zwartbaard botvieren door De Verovering
van Caljo, een van de betere albums in de reeks, te schrijven.
Amper een jaar na de creatie van Ouwe Niek wordt er al een
latexpoppetje gemaakt van het figuurtje, een teken dat de reeks bij
de belangrijkste reeksen van het weekblad hoort. In 1960 rollen met
enkele maanden interval de eerste twee albums van de persen. De
Piraten Komen is meteen verboden in Frankrijk door de censuurcommissie
omdat het een positief beeld van de piraterij uitdraagt.
Remacle wordt lang aanzien als een van de coryfeeën van het weekblad.
Zijn documentatiedrift over de zeevaart en piraterij sijpelen door
in historische wetenswaardigheden die hij verwerkt in zijn verhalen,
telkens met komische knipogen. In 1961 waagt Remacle zich aan het
schrijven van een verhaal voor Baard en Kale die Marcel
Denis (een gelegenheidsscenarist voor Ouwe Niek)
heeft overgenomen van Will die even gaat kijken of
bij Kuifje het gras groener is. Voor Denis' tweede Baard
en Kale-verhaal, Schiet niet op het Zeepaardje, ridiculiseert
Remacle de bekende helden door van Kale een idiote kluns te maken
en van Baard een depressieve drinkebroer. Het verhaal vol kolder en
een onderzeeboot die door piraten (!) wordt gestolen, valt allerminst
in de smaak van de uitgeverij die de reeks na deze aflevering van
Denis afneemt en de verhalen nooit in album uitgeeft. In 1964 creëert
Remacle opnieuw met Marcel Denis en Vicq de komische
Vikingreeks Hultrasson. Remacle tekent drie verhalen in potlood
die Denis inkt. Daarna geeft Remacle het op omdat hij geen twee reeksen
tegelijk kan tekenen.
Halverwege de jaren 1970 kent de reeks vertalingen in Spanje, Italië,
Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Joegoslavië, Argentinië,
Griekenland en Indonesië, maar dat vertaalt zich niet in een
stevige verkoop. De albumreeks start met een mooie gemiddelde verkoop
en zakt daarna naarmate de reeks vordert. In deze periode begint de
productie te vertragen. De inspiratie raakt meer en meer op. Op de
stompzinnigheid van Zwartbaard staat geen maat meer en Remacle besluit
een nieuw gemeen personage te introduceren: de piraat Lucifer die
eruitziet als een duivel en die de beste piraten bij elkaar wil brengen
om de wereld te domineren. Helaas zit Lucifer vaak opgescheept met
Zwartbaard.
De nieuwe wind in de reeks kan de teloorgang van de reeks niet keren,
ook de verkoop van de albums blijft dalen. Begin jaren 1980 kent de
reeks nog een kortstondig animatieavontuur, maar in 1985 verkoopt
de familie Dupuis de uitgeverij aan CNP, een investeringsholding
van miljardair Albert Frère, tegenwoordig
de tweede rijkste Belg. Tot dan publiceert directeur Charles Dupuis
wat hem bevalt en betekenen inkomsten via de albumverkoop niet zijn
grootste zorg. De verkoop van de uitgeverij betekent een zware klap
voor Remacle, want voortaan letten de nieuwe eigenaars net wel op
winst en verlies. Remacle zit in de put en publiceert tussen 1985
en 1987 niets, daarna tekent hij nog enkele kortverhalen en een lang
verhaal van Ouwe Niek en Zwartbaard. Een uitgave in album
is hem niet langer gegund en erger nog, zijn zesentwintigdelige reeks
verdwijnt uit de leverbare catalogus van de uitgeverij.
Na het enkel in het weekblad verschenen vervolgverhaal De Gele
Walvis (geïnspireerd op Moby Dick) uit 1990 gaat
Remacle in 1991 met pensioen en begint hij te schilderen. Zijn inkleurder
Vittorio Leonardo (tevens de tekenaar van het vierde
verhaal van Hultrasson) weigert zich neer te leggen bij de
stopzetting van de reeks en de vergetelheid die wenkt. Bij MC
Productions verschijnen zes Franse heruitgaven, maar het
is nog te vroeg voor patrimoniumbeheer. Het wordt een commerciële
flop. Omstreeks 1994 keert Remacle op zijn stappen terug en tekent
hij weer een strip, een nieuw verhaal van Pukje. Na vier
platen geeft hij er de brui aan en verdwijnen de platen in een lade.
Door zijn timide karakter laat Remacle zich bijna nooit zien op de
redactie van Robbedoes/Spirou en gaat hij zelden
signeren. Na zijn overlijden in 1999 blijkt geen enkele redacteur
van het weekblad Remacle ooit ontmoet te hebben. Een afscheidsartikel
blijft beperkt tot één pagina. Of de reeks ooit eerherstel
krijgt als integrale reeks is twijfelachtig. De erfgenamen verzetten
zich namelijk al vele jaren tegen een integrale uitgave van Ouwe
Niek en Zwartbaard. |
|
|