|
|
Jerry
Spring
gepresenteerd door David Steenhuyse |
|
|
WEEKBLADGESCHIEDENIS
ROBBEDOES / SPIROU
Eerste
verschijning: 1954 • Laatste verschijning:
1977
Tekenaars: Jijé met assistentie van Jean
Giraud
Scenaristen:
Jijé, Maurice Rosy, René Goscinny, Jean
Acquaviva, Philip Gillain, Jacques Lob, |
|
|
|
|
|
|
|
De Amerikaanse
western Red Ryder alias De Roode Ruiter van Fred
Harman is een van de eerste reeksen die in Robbedoes
verscheen. Met enige onderbrekingen door de schuld van den Duits
loopt de reeks van 1939 tot 1952. Red Ryder raakt een beetje
gedemodeerd en Paul Dupuis stelt Jijé
voor om zich in het westerngenre te storten. De tekenaar is net drie
maanden terug van zijn lange verblijf in Mexico en de Verenigde Staten
en zijn verworven kennis van de plaatselijke landschappen komt mooi
van pas voor de avonturen van Jerry Spring, een cowboy, een menslievende
held en een verdediger van zwakkeren en onderdrukten zoals indianen
en zwarten. De Amerikaanse regering stuurt Jerry vaak op pad als marshal,
hij fungeert ook als adjunct-sheriff en als speciale afgezant van
een New Yorkse krant.
Jijé wil geen geromantiseerde held neerzetten zoals er al genoeg
rondlopen in clichématige westernfilms. Hij zou zijn strips
bevolken met echte cowboys en echte indianen, weliswaar op traditionele
leest geschoeid. Maar Jerry is een man van het kaliber dat zich niet
schroomt zich vuil te maken om problemen op te lossen. Na een gevecht
ziet hij er niet uit als een onberispelijke held met het kapsel in
de juiste plooi. Nee, hij houdt er zelf kleerscheuren aan over. Ook
zijn uiterlijk met niet altijd netjes geschoren baard getuigt van
zin voor realisme en werkelijkheid. Jijé let op de details,
van de decors (veelal de Rocky Mountains en woestijngebieden in het
zuidwesten van de VS en het noorden van Mexico) tot de kleren van
indianen. Ook de sfeer van het Wilde Westen zet hij geloofwaardig
neer.
Op de eerste pagina's van zijn eerste acontuur, Golden Creek,
komt Jerry de dikbuikige Mexicaan Pancho tegen. Zoals de clichévoorstellingen
het willen, houdt Pancho van tequila, siësta's en señorita's.
Dat belet hem niet zijn vriend trouw bij te staan en hem te helpen
in moeilijke situaties, veroorzaakt door indianen, smokkelaars, boeven,
revolutionairen, de KKK of ander gespuis... en ook door vrouwen. Hij
laat daarbij de vuisten knallen en na verloop van tijd ontbolstert
zijn complexe karakter als mesties, bloedbroeder van een indianenopperhoofd,
ervaren spoorzoeker,... Hij beschikt bovendien over een uitgebreid
netwerk kennissen in de Mexicaanse staat Sonora.
Al snel doet Jijé een beroep op scenaristen, te beginnen met
Maurice Rosy en René Goscinny.
Zij worden er gek van dat Jijé naar eigen goeddunken zijn draai
aan hun scenario's geeft, het geslacht van personages verandert of
op eigen houtje de loop van het verhaal naar zijn hand zet en daarmee
belangrijke wendingen aan zijn laars lapt waardoor het vervolg in
de kiem is gesmoord. Maar de ervaren rot slaagt er altijd wel in om
al dan niet met kunstgrepen zijn verhalen tot een goed einde te brengen.
Jijés zoon Philip Gillain houdt het langer
uit. Hij werkt mee aan acht van de eenentwintig albums.
Wie oog heeft voor klassiek realisme zal bij het doorbladeren van
Jerry Spring tegelijk overtuigd zijn door de kracht, de souplesse,
de uitgebalanceerde zwart-witcontrasten (naar het Amerikaanse voorbeeld
van Milton Caniff, Will Gould en
Noel Sickles), de herkenbare westerndecors van Jijés
tekeningen en paginacomposities. Jijé was altijd sterk in zwart-wit
en beweerde over zichzelf dat hij nooit veel talent had voor kleur
en inkleuren saai vond. Dat liet hij dan doen door anderen waarna
hij naar verluidt ontzettend kwaad was als hij het gedrukte resultaat
in het weekblad Robbedoes zag. Dat de occasionele schilder
geen talent voor kleur zou hebben, is een excuus. De prachtig geschilderde
covers (sterke composities ook) spreken dat tegen. Medio jaren 1970
eert Dupuis zijn wens en geeft het vier dubbelalbums
van Jerry Spring uit in zwart-wit en op een groter formaat.
Jerry Spring is de eerste decennia altijd van belang geweest
voor het weekblad Robbedoes. Nadat de reeks in 1975 na acht
jaar afwezigheid een comeback maakt, wordt de start van het nieuwe
verhaal Goud in Rio Santana in de weken daarvoor voorafgegaan
door aankondigingen door andere stripfiguren. Voor de eigenlijke terugkeer
prijkt Jerry Spring op een dik westernnummer van honderd pagina's.
Jijé overlijdt in 1980. In 1977 krijgt hij als een van de eerste
winnaars de grote prijs van de stad Angoulême, twee jaar nadat
hij Jerry Spring een comeback bezorgt. Maar Jijés
moment is al voorbij. De sterkere westerns Blueberry en Comanche
pakken zienderogen striplezers in vele naties in. Nochtans is Jerry
Spring voor beide reeksen en ook nog voor Buddy Longway
een groot voorbeeld. Jean Giraud klopt al in zijn
jeugd aan bij Jijé om de knepen van het vak te leren. Dat leidt
naar later assistentiewerk voor De Route naar Coronado, deel
11 in de reeks.
Na Jijés dood verschijnen nog vier Jerry Spring-albums
van zijn hand tussen 1984 en 1987. In 1990 forceren paardenliefhebber
Franz en Festin, het pseudoniem
van José-Louis Bocquet, nog een terugkeer
voor uitgeverij Alpen Publishers met deel 22, Het
Verraad, maar dat wordt een flop. Daaropvolgende publicaties
van Jerry Spring gebeuren in verschillende, patrimoniumgezinde
integrales. Arboris geeft de western momenteel opnieuw
uit in zes geplande integrales in De Complete Jerry Spring met
alle verhalen chronologisch in zwart-wit en uitgebreide achtergronddossiers.
|
|
|
|
|
|
|
|