Robbedoes Robbedoes en Kwabbernoot
gepresenteerd door David Steenhuyse

 
WEEKBLADGESCHIEDENIS ROBBEDOES / SPIROU
Eerste verschijning: 1938 • Laatste verschijning: heden
Tekenaars: Rob-Vel, Luc Lafnet, Blanche Dumoulin, Van Straelen, Jijé, André Franquin, Jidéhem, Jean Roba, Jean-Claude Fournier, Nic Broca,Yves Chaland, Janry, Jose Luis Munuera, Yoann
Scenaristen: Jean Darc, Maurice Rosy, Greg, Marcel Denis, Peyo, Gos, Raoul Cauvin, Tome, Jean David Morvan, Yann, Fabien Vehlmann
 

  Robbedoes
Robbedoes
Robbedoes
 
  Robbedoes
Robbedoes
Robbedoes
 

  Op 21 april 1938 verschijnt het eerste nummer van het weekblad Spirou. Nederlandstaligen moeten nog een halfjaartje wachten tot het broertje Robbedoes op 27 oktober verschijnt. De eerste dertig gags verschijnen daardoor nooit in het Nederlands. De mascotte en titelheld is een piccolo die aanvankelijk wat kwajongensstreken uithaalt in en rond het hotel waar hij werkt. Na een reeks gags improviseert de Franse bedenker Robert Velter (Rob-Vel) er verder op los (hij geeft Robbedoes onder meer een tweelingbroer die slechts één keer opduikt) en zet zijn held neer als een globetrotter waarbij hij vaak in contact komt met geleerden — toen al! — en verre streken in Afrika of zelfs de planeet Zigomus bezoekt waar hij een eerste meisjeshart breekt.

Recentere opzoekingen maken duidelijk dat Rob-Vel in 1939 wordt bijgestaan door de bevriende schilder Luc Lafnet voor de tekeningen en zijn Luikse vrouw Blanche Dumoulin (Davine) voor de scenario's. Lafnet overlijdt datzelfde jaar nog aan een zware ziekte. Terwijl Rob-Vel in 1939 zijn militaire dienstplicht vervult, neemt Davine het even van hem over, bijgestaan door een zekere Van Straelen. Aan Rob-Vel hebben we ook Spip te danken, het eekhoorntje dat hij uit een kooi bevrijdt en zijn onafscheidelijke huisdiertje wordt. Spips rol varieert per auteur die hem meer of minder betekenis geeft.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog tekentJijé zowat alle strips in Robbedoes waar de toestroom van is verhinderd. Niet alleen voor Hercules (de vertaling van Superman), maar ook voor Robbedoes zet hij zich in. Na de Bevrijding koopt uitgeverij Dupuis de rechten op het personage en vertrouwt het toe aan de leermeester van onder meer Morris, Will en André Franquin. Jijé schenkt Robbedoes tevens een beste vriend: de bon vivant, in de eerste verhalen zeer verstrooide en ook wat gekke Kwabbernoot. Dat personage is eerder al bedacht door hoofdredacteur Jean Doisy om de redactionele pagina's op te fleuren.

Midden in het verhaal Het Geprefabriceerde Huis neemt de 22 jaar jonge André Franquin de stripreeks in 1946 van Jijé over die zich in Italië gaat documenteren om de bestseller Don Bosco opnieuw te maken terwijl hij het leven van Jezus Christus wil verstrippen. Franquin gaat op hetzelfde elan van Jijé verder met kortere verhalen vol humor. De grote ommezwaai komt er met het eerste lange verhaal Er Is een Tovenaar in Rommelgem met frisse thriller- en griezeltoetsen, maar toch vooral geroemd om de introductie van het dorpje Rommelgem en de graaf van Rommelgem die garant staan voor een vaste locatie, een heleboel weerkerende nevenpersonages en een geleerde wiens uitvindingen hun nut bewijzen of voor last zorgen.

Franquin zet de daaropvolgende twintig jaar zijn stempel op de stripreeks én op het Europese beeldverhaal. Hij voegt schurken toe als Kwabbernoots neef Wiebeling (voor het eerst te zien in Robbedoes in de Erfgenamen) en Zwendel (Z van Zwendel), een geleerde die even vindingrijk is als zijn voormalige studiegenoot Pancratius van Rommelgem. De sfeervolle, dreigende intrede van het personage countert Franquin meteen door hem over een rondslingerend boek te laten struikelen. Zijn pogingen om wraak te nemen op allen die vroeger met hem spotten door macht en aanzien te verwerven, stuiten op zijn eigen hoogmoed. Hij wordt uiteindelijk getroffen door een wapen van eigen makelij en krijgt het verstand van een baby in Hommeles in Rommelgem. Franquins opvolgers doen hun best om Zwendel weer te laten proeven van de macht. Met reporter IJzerlijm zet hij in Robbedoes en de Tarbotmotoren (in album verschenen als De Horen van de Neushoren) een vrouwelijk personage zonder weerga neer. Maar waar Franquin het meest op wordt aangesproken, is de Marsupilami, een geel diertje met zwarte vlekken en een lange staart dat zodanig veel bijzondere eigenschappen heeft dat er meerdere albums voor nodig zijn om ze alle te ontdekken: hij eet piranha's, hij kan ademen onder water en hij blijkt zelfs te kunnen spreken als een papegaai!

Ondanks assistentie van Jidéhem en Jean Roba voor de decors, voertuigen en nevenpersonages en scenario's van met name Greg (die de eerste Zwendel-verhalen schreef) en Maurice Rosy) begint de verantwoordelijkheid voor een stripreeks, die in wezen niet de zijne is, illustraties voor het weekblad en ondertussen wekelijkse gags van Guust Flater door te wegen op Franquin. Een lange inzinking tijdens QRN op Bretzelburg is een voorbode voor het latere afscheid. Voor de opvolging komt de uitgeverij in 1969 terecht bij de Bretoense tekenaar Jean-Claude Fournier die zich met het komisch-poëtische Bizu in de gunst heeft gewerkt bij uitgever Charles Dupuis. In die sfeer wil Dupuis een vervolg van de avonturen van Robbedoes zien: meer gevoel zoals in Het Nest van de Marsupilami's en minder technisch vernuft als in de Zwendel-verhalen waartegen Dupuis zich kant. Fournier moet het na zijn eerste verhaal De Goudmaker, waarin de door Franquin himself getekende Marsupilami nog wél voorkwomt, voortaan rooien zonder het immens populaire dier. Daar heeft Franquin namelijk zelf nog plannen mee die pas in 1987 concreet worden met een eigen reeks en een uitgeverij, Marsu Productions, die zich erover ontfermt.

Fournier introduceert een amoureuze toets met het Polynesische meisje Ororea (in Tora Torapa) en magie via de Japanse illusionist Itoh Kata (De Japanse Paddestoel) en de doodsman (in het verhaal De Doodsman) die zich tegen een kerncentrale keert. De politieke en antinucleaire weerslag van dat verhaal valt niet in goede aarde. Fournier moet op zijn tellen letten. Verwijten, een vermelding op een zwarte lijst, zelfs doodsbedreigingen en interpellaties van politici luiden het einde in van Fourniers bijdrage aan de stripreeks.

In 1980 is Robbedoes andermaal vaderloos. Uit verschillende kandidaten schuift de redactie van Robbedoes, op aansturen van "conceptdirecteur" José Dutillieu, het duo Nic Broca en Raoul Cauvin naar voor terwijl Tome & Janry eveneens verhalen mogen maken. Op de koop toe kan ook nog eens Yves Chaland kortstondig zijn gang gaan om van de stripheld een stijlvolle retroversie te maken in een secure klare lijn. De weinig gesmaakte doortocht van Broca en Cauvin kan op niet veel bijval rekenen. Het wordt hun ook niet gemakkelijk gemaakt om de serie opnieuw te moeten uitvinden zonder ingeburgerde elementen als Rommelgem. Na drie albums is hun liedje uitgezongen. Een langer kortverhaal uit een speciaal nummer van Spirou blijft tot op heden onvertaald.

In die tijd overtuigt het duo Tome (de scenarist) en Janry (de tekenaar) het publiek daarentegen wel, met de zegen van Franquin erbovenop. Virus, hun eerste album, verschijnt in 1984. De tijden zijn veranderd en dat laat zich gelden in hun aanpak. Sciencefiction, grootse avonturenfilms met weerhaakjes en helden met ruggengraat voeren de boventoon. Robbedoes en Kwabbernoot verliezen gaandeweg hun onschuld en het auteursduo waagt zich aan thema's waar hun voorgangers zich niet of minder aan waagden: racisme bijvoorbeeld (De Zwarte Straal), maar tussen de regels door zijn er ook een heleboel seksuele toespelingen te lezen. Vergis je niet: de heren avonturiers blijken over een (gezond) seksleven te beschikken. Tussen alle humor, avontuur en exotische uitstapjes naar Australië (Avontuur in Australië), de Noordpool (Virus), Zuid-Amerika (De Komeet van de Tijd), Tahiti (Vito Fiasco) en het fictieve Khoudistan (Paniek in Khoudistan) bezingen Tome & Janry ook de vriendschap in het aangrijpende De Vallei der Bannelingen. Een schertsfiguur als de New Yorkse maffioso Don Vito Cortizone (uit In New York) biedt dan weer voldoende komisch tegenwicht. Onder de vleugels van Tome & Janry wordt Robbedoes en Kwabbernoot een grotere bestseller dan in Franquins tijd.

In 1987 bedenkt het duo voor een onschuldig hommageverhaaltje voor de jarige stripreeks een personage dat qua succes en commerciële impact voor de uitgeverij van immens en significant belang zou zijn: een jeugdversie van Robbedoes die in de zelfstandige gagreeks De Kleine Robbe per nieuw album meer albums zou verkopen dan de hoofdreeks. In 1998 prediken de auteurs de revolutie door Robbedoes een semirealistische omslag te geven in het kloonverhaal Als in een Droom. En daarna blijft het stil. Een verhaal waarin Robbedoes en Kwabbernoot in Cuba terug te vinden zijn met Zwendel opnieuw in een schurkenrol blijft onvoltooid.

In 2004 staat het stripduo Robbedoes en Kwabbernoot er weer. Het Spaans-Franse team Jose Luis Munuera en Jean David Morvan loodsen de stripreeks de eenentwintigste eeuw binnen met verhalen vol actie, robots, gadgets en special effects. Een manga-invloed moet een nieuwe generatie aanspreken, maar de kritiek van de oudere generatie is niet mals. Na vier albums, waaronder het vijftigste hommagealbum Terug naar Z, waarvoor Yann co-scenarist komt spelen, wordt hun contract niet verlengd. Ondertussen vergroot Dupuis in 2006 het speelveld door een nevencollectie op te starten waarvoor diverse auteurs worden uitgenodigd om hun visie op Robbedoes te geven. Dat levert verrassende afwijkingen op, maar ook dankbare verkoopsuccessen zoals de "oorlogsverhalen" Het Dagboek van een Fantast van Émile Bravo en Piccolo in Veldgroen door Olivier Schwartz en Yann (die het verhaal een paar decennia terug voor Yves Chaland had geschreven) die de start betekenden voor minireeksen.

Uit deze nevencollectie vloeit voor Yoann en Fabien Vehlmann een bijkomende opdracht voort. Na Versteende Reuzen, het flamboyante openingsverhaal voor de collectie, mogen ze de hoofdreeks voortzetten. Sinds 2010 paren zij de (grafische) traditie van voornamelijk Franquin aan de eisen van een mee geëvolueerd publiek.

Voor Dupuis is Robbedoes nog steeds — of zelfs meer dan ooit — een hoofdbekommernis. Heel wat andere tekenaars en scenaristen hebben inmiddels een bijdrage geleverd aan de nevencollectie. Munuera start in 2017 (2018 in vertaling) een spin-off over Zwendel en zijn tienerdochter, David Etien en het scenaristenduo Béka maken werk van een minireeks over de jonge jaren van de graaf van Rommelgem en dichter bij huis mag Nederlander Hanco Kolk een niet in het Frans vertaald album maken (Tulpen uit Istanboel) terwijl het Vlaamse duo Charel Cambré en Marc Legendre tot hun grote verbazing een droom werkelijkheid zien worden nadat ze razendsnel een ja krijgen op hun boude voorstel om eigen Robbedoes-verhalen te maken. In het feestjaar 2018 verschijnt hun derde album van Robbedoes Special. Ook voor de Duitse markt is een eigen Robbedoes op komst. En de projecten blijven zich opstapelen voor de komende jaren.
 

  Robbedoes
Robbedoes
Robbedoes
 
  Robbedoes
Robbedoes
Robbedoes