|
Breuk
"De strip — Rikki en Wiske in Chokowakije,
n.v.d.r. — werd gepubliceerd en bleek een groot
succes. Toen kwam de breuk in de krant en een beetje verbaasd
stelde ik vast dat Willy Vandersteen
in dure restaurants werd geïnviteerd en in de watten
werd gelegd om hem mee te krijgen naar De Nieuwe Standaard,
terwijl niemand naar mij omkeek. Op dat ogenblik heb ik
begrepen hoe belangrijk een goede strip wel was voor een
krant. Willy Vandersteen is toen dus weggegaan en Jan
De Spot heeft me gevraagd voor zijn krant eveneens
een echte strip te creëren. Dat werden dus De
avonturen van Van Zwam."
(uit een interview met Fernand
Auwera, Marc Sleen, door F. Auwera en J. Smet, Standaard
Uitgeverij, 1985, pag. 59) |
|
|
|
|
Sympathiek
"Onmiddellijk nadat ik Nero getekend had, een inval,
voelde ik dat het een figuur was die me volkomen lag.
Hij kwam als heel sympathiek op me over, hij was een man
die gewoon wou handelen maar toch alles verkeerd deed,
een Jan-met-de-pet die clown werd. Kortom, ik begreep
dat hij grote mogelijkheden meebracht voor het creëren
van grapjes en koldereske toestanden. In het derde verhaal,
als ik met niet vergis, is hij de hoofdfiguur geworden,
en gebleven."
(uit een interview met Fernand
Auwera, Marc Sleen, door F. Auwera en J. Smet, Standaard
Uitgeverij, 1985, pag. 76) |
|
|
|
|
Publiek
"Ik heb zes jaar met de trein naar mijn werk gereisd
en toen zag ik mijn publiek zitten met de krant en hoorde
ik met wat ze lachten; de man met de pet met zijn pul
koffie en boterhammen. Dat is het grootste deel van mijn
publiek, maar je mag niet werken voor het publiek. De
man met de pet lacht om de meest banale dingen, de man
die integendeel gestudeerd heeft, die moet ook iets van
zijn gading vinden, dat moet iets verfijnder zijn. Tilt
u te erg — dan begrijpt het grote publiek het niet.
Tussen die twee in zit iets heel anders — de jeugd
— waarvoor het bedoeld is te zijn, tenminste zo
eist het de krant. Anders zou ik er andere dingen, zoals
naakt in brengen."
(uit een interview met Martin
Wassington, Stripschrift 51-52, maart-april 1973) |
|
|
|
|
Beroemd
"Och, ik zeg wel eens bij wijze van grap dat het
tien jaar heeft geduurd eer ik ontdekte dat ik niet kon
tekenen, maar toen was het te laat. Want ik was al beroemd."
(uit een interview met Jan
Bex, Stripschrift 305, november 1997) |
|
|
|
|
Autobiografische
elementen
"Ik hou van Nero. Er zitten heel wat autobiografische
elementen in. Maar ik wil niet dat men zegt dat ik Nero
bén. Hij is een gewone sterveling zoals iedereen,
met gebreken zoals iedereen. Hij is een groot kind, dat
voortdurend in benarde situaties terechtkomt. En hij reageert
zoals iedere normale sterveling zou reageren. Hij is een
goed mens, helemaal geen egoïst."
(uit een interview met Pieter
Le Saffer, De Standaard, 31/12/2002 – 01/01/2003) |
|
|
|
|
Verdriet
"Ik geloof dat striptekenaars wel eens meer de neiging
hebben om getormenteerde zielen te zijn. Humor is een
middel om groot verdriet met een blije grijns te kunnen
uitdrukken, en veel humor ontstaat meestal uit verdriet.
De echte striptekenaar heeft daarom recht op een dosis
melancholie."
(uit een interview met Fernand
Auwera, Marc Sleen, door F. Auwera en J. Smet, Standaard
Uitgeverij, 1985, pag. 173) |
|
|
|
|
Vrouwen
"Madam Pheip heeft echt bestaan, een vrouw met de
broek aan, ze werkte in Sint-Niklaas in een wasserette,
ze stond daar altijd te stomen en te paffen om mannen
uit te dagen. Ik was bang voor haar. Ik heb trouwens vroeger
ook wel fraai geproportioneerde vrouwen getekend, bijvoorbeeld
Isabelle van Jan Spier. Maar daar kwamen reacties op.
Nee, ik houd wel van mooie vrouwen."
(uit
een interview met Martin Wassington, Stripschrift 51-52,
maart-april 1973) |
|
|
|
|
Spijt
"Als ik van één ding in mijn carrière
spijt heb, dan misschien dat ik nooit echt kansen heb
gekregen op de internationale markt. Ik heb altijd gewerkt
voor kranten, waarvoor albums uitgeven maar bijzaak is,
en niet voor magazines van tweetalige uitgeverijen, zoals
Robbedoes en Dupuis. Die publiceren
je albums ook in het Frans in een mooie, gekartonneerde
editie. Er bestaan wel een honderdtal Nero's
in het Frans, maar die waren uitgegeven zoals de Vlaamse
versie, heel goedkoop, en daardoor kregen die vertalingen
een stigma."
(uit een interview met Michel
Kempeneers, De Standaard-DSM, 02/11/2002) |
|
|
|
|
Einzelgänger
"Ik ben een einzelgänger, ik werk niet in een
team. Ik ben trouw aan mijn opdrachtgevers, ik verander
niet graag, maar ik heb graag controle over mijn leven.
Ik voer graag zelf de regie. En ik wil respect voor wat
ik ben en bereikt heb. Ik ben niet ijdel maar trots. Ik
weet wat ik waard ben."
(uit een interview met Marc
Van Impe, Het Nieuwsblad, 30/09/2002) |
|
|
|
|
Spirit
"Ik ken zeker twee mensen die Nero net zo goed kunnen
tekenen als ik, maar dan zou de spirit ontbreken. Mijn
helper is een zeer goede tekenaar die schitterende decors
tekent, maar ik wil niet dat iemand anders in de huid
van Nero kruipt. Als ik het niet meer doe, gaat Nero dood.
Maar hij sterft in schoonheid."
(uit een interview met Tom
De Leur, Het Nieuwsblad, 21/08/2002) |
|
|
|
|
Kritiek
"Ik kan kritiek waarderen als het tenminste gegronde
kritiek is. En dat is, jammer genoeg, zeker niet altijd
zo! Zo stond er ooit een artikel in Panorama-De Post,
waarin ze mijn strips als racistisch afschilderden. Dat
ging over een passage in het verhaal De Bibberballon,
waarbij Petoetje en Petatje boven Marokko vliegen —
in het artikel hebben ze het de hele tijd over het Midden-Oosten,
wat niet pleit voor hun kennis terzake, maar kom. Ze gooien
het anker van hun ballon uit, en dat blijft haken aan
de halve maan op een moskee. En in die stad loopt een
Marrokaan met een bebloed mes achter een gekeeld schaap
aan.
Toen ik De Bibberballon schreef, was het einde
van de ramadan, en ik had net op televisie gezien hoe
de Marrokanen voor die gelegenheid hun schapen slachten.
Het was afschuwelijk, het bloed moest eruit spuiten, en
die reusachtige messen... Ik vond het walgelijk om zoiets
te tonen op de televisie, ik heb een hekel aan zo'n zinloos
bloedvergieten. Okee, wij slachten ook dieren, maar dat
gaat met elektrische schokken of zo, weet ik veel. Maar
hun systeem ergert mij. In Kenia heb ik dat ook gezien,
bij de Kikoejoes, die slachten een geit of een schaap
ook nooit op een 'gewone' manier, eerst moeten al de botten
gebroken worden... Ik vind dat een afschuwelijke traditie.
Of het nu zwarten, Marokkanen, of andere mensen zijn die
rituele slachtingen uitvoeren, ik vind dat vreselijk.
Dus vandaar dat ik in De Bibberballon een Marrokaan
teken die met een enorm mes achter een schaap met opengesneden
hals aanzit. En dan komt er in Panorama zo'n
artikel "Is Sleen een racist?". Lieve hemel,
dat heeft niets met racisme te maken, dat heeft alleen
te maken met mijn liefde voor dieren."
(uit een interview met ZozoLala
65, oktober/november 1992) |
|
|
|
|
Presteren
"Ooit heb ik eens al mijn werk van één
week op de grond gelegd. Eén week maar, maar mijn
tapijt lag wel vol. Dat heb ik 57 jaar volgehouden. Ik
weet niet hoe ik dat heb kunnen presteren. Ik heb me krom
gewerkt. Met goede en soms minder goede gevolgen."
(uit een interview met Dieter
Herregodts, Het Nieuwsblad, 28/11/2003) |
|
|
|
|
Krachten
"Bekijk mijn ogen. Die wallen. Die zijn er niet vanzelf
gekomen. Die heb ik gekweekt door dag in, dag uit, jarenlang
voor dat witte vel te zitten en te piekeren op een verhaal.
Angstaanjagend. En als het idee er was, dan moest er nog
geschetst worden, getekend en geïnkt. Het is zwaar
geweest. Slavenarbeid, geloof me vrij. Krachtpatserij.
Je zegt dat ik een goeie conditie moet hebben, maar —
onder ons gezegd — ik heb gewoekerd met mijn krachten."
(uit een interview met Jan
Bex, Marc Sleen, Bronzen Adhemar Stichting Turnhout 1993) |
|
|
|
|
Dood
"Ik denk nooit na over de dood. Dat ziet u in mijn
Nero-verhalen, waarin Nero constant het gevecht
aangaat met Pietje de Dood. Hij heeft menigmaal diens
zeis op zijn knieën gebroken. Hij heeft hem in de
oceaan gegooid en van de hoogste bergen geworpen, maar
Pietje de Dood kan je niet overwinnen. Pietje de Dood
komt altijd terug. En hij zal ook bij mij terugkomen.
Het zal alleen geen man met een zeis zijn, maar iets als
een hartinfarct."
(uit een interview met Hans-Maarten
Post, Het Nieuwsblad 06/10/2007) |
|
|
|