7
DE IJZEREN KOLONEL

BIBLIOGRAFISCH
Titel: De Klassieke Avonturen van Nero 27: De IJzeren Kolonel
Voorpublicatie: Het Volk (21/09/1956 – 19/01/1956)
Eerste albumuitgave: februari 1957

HET VERHAAL
Geplaagd door een slechte zomer en "snotvallingen" vindt Nero een toestel uit dat griepbacillen doodt. Het apparaat blijkt echter een andere werking te hebben: in de nabijheid van geld of goud begint de drager van het toestel ongelofelijk te zweten.
Nero krijgt bezoek van ene Kolonel How van de Royal Blue Beans, een verstokt lezer van Nero's heldendaden ("Dankzij uw avonturen heb ik toch al drie keer in mijn leven kunnen lachen") die beroep doet op Nero om het Suez-kanaal, waarvan hij volgens een officieel document de wettige eigenaar is, terug te krijgen. In Engeland geloven ze hem niet, Nasser heeft hem aan de deur gezet en de UNO houdt hem voor het lapje.

Commentaar van Hec Leemans:
"Als ik De IJzeren Kolonel ter hand neem, valt mij meteen de sterke cover op. Marc Sleen was daar een meester in, net als Hergé. Alles klopt: de compositie, de kleur, de intrigerende elementen die je doen verlangen het album te lezen... Zo hoort een cover te zijn. Wie is die vreemde kolonel? Wat doen die drie vliegtuigen daar in de lucht? Wat voor raar ding heeft Nero op zijn hoofd? Waar zijn we? In Egypte. Dat blijkt uit de piramides, de woestijn en de palmbomen in de achtergrond.
Binnenin is het verhaal afschuwelijk gedrukt. Een knalrode kleur voor de eerste pagina. Je kunt er haast niet op kijken. Het was de druk van de armoede; een ellendige poging om de lezer de indruk te geven dat in dit "zwart-wit"album ook nog kleur zat. Maar de eerste pagina is meteen raak: Nero doet een geniale uitvinding. Die moest hij in die tijd nog zelf verrichten: Adhemar bestond nog niet. Hij heeft een eenvoudig toestel uitgevonden om griepbacillen op te slorpen. De pagina eindigt met een ongelooflijk onnozele maar geniale grap: "EN... ge kunt het apparaat OOK op uw rug hangen!"... Het verhaal is een eindeloze stroom grappen, die intussen ook nog het verhaal vooruithelpen. Want Sleen is een geboren verteller. In het eerste deel van het verhaal heb je de oerkomische interactie tussen Nero en de Kolonel. In het middenstuk, nadat de schat gevonden is, komen Madame Pheip, Petoetje en Petatje er zich mee bemoeien. En tenslotte gooit Ricardo roet in het eten.
Dit verhaal is zo rijk aan gebeurtenissen, dat het als leerrijke instructie zou kunnen dienen voor menig jonge scenarioschrijver! Zuig hier een puntje aan.
Ik heb dit verhaal de laatste jaren niet meer vastgenomen, maar ik begrijp meteen waarom ik als kind zo verslingerd was aan Nero. De vindingrijkheid, dynamiek, compositie, de geniale invallen, herkenbare personages, de cliffhangers op elke pagina, het ritme van de tekening én van de vertelling, de expressie van de tekening, de rijke taal... Need I say more? Er zitten nooit saaie momenten in een Nero-strip. Alles is voortdurend in beweging en in evolutie. Het verhaal zit vol fijne psychologie. De lezer anno 1956 kreeg zeker waar voor zijn geld!...
Alles is oorzaak en gevolg bij Sleen. Zo hoort een strip te zijn. Het is dan ook doodzonde dat van dit album, en zovele andere van Sleen, geen deftige kleurenuitgave bestaat.
De IJzeren Kolonel is getekend in een periode die voor Sleen wellicht een scenaristiek en grafisch hoogtepunt was. De tekening ademt inspiratie en gezondheid uit. De stijl is snel, raak, dynamisch. Dat Nero zich op sleeptouw laat nemen door een vreemde kolonel, die eigenlijk de echte eigenaar van het Suez-kanaal is, is ook typisch. Dat gebeurt vaker met Nero als er geld of een schat aan te pas komt. De vage achtergrond van de strijd om het Suez-kanaal die midden van de jaren vijftig plaatsvond, belet de moderne lezer geenszins om met volle teugen van dit verhaal te genieten. Standaard Uitgeverij heeft een paar jaar geleden alle oude titels van Het Volk heruitgebracht in een goed verzorgde zwart-witversie. Hiervoor was heel wat restauratiewerk nodig, want veel van de originele platen zijn verdwenen of hangen in privécollecties. Hopelijk vinden een aantal van Sleens onmiskenbare meesterwerken zoals De IJzeren Kolonel, op een dag hun weg naar een mooie kleurenversie. Nero en Marc Sleen zijn momumenten die we in ere moeten houden."

Hec Leemans is de auteur van onder meer Bakelandt en F.C. De Kampioenen en scenarist van onder meer Nino en W817.



Uiteraard springt Nero in de bres voor kolonel How, ook wel de IJzeren Kolonel genoemd, gezien hij voor een groot deel uit ijzer bestaat, en beiden trekken naar Egypte. Petoetje en Petatje willen hun geschiedenislessen over de oudheid in praktijk omzetten en reizen hen na op een scooter. Ook Madam Pheip besluit naar Suez te trekken en gaat als loods aan de slag. In Egypte wordt de aankomst van Nero en How als de inval van de Engelsen en de Fransen beschouwd, waarop Nasser wordt ingelicht en een grote troepenontplooiing volgt. Nero en de kolonel ontdekken ondertussen per toeval het graf van Ramses de zestiende. In hun zoektocht naar de uitgang stuiten ze op een sprekende sfinx die de schat van Ramses bewaakt. Enkel na het oplossen van het raadsel van de sfinx kunnen de twee het graf levend verlaten. Ondertussen zijn Petoetje en Petatje tijdens hun reis in de Hongaarse Opstand beland en worden ze onder schot gehouden door een Russische tank. Petoetje weet hen te overmeesteren en met de tank rijden ze verder richting Turkije waar het voertuig wordt omgewisseld voor een kemel.
Eenmaal uit het faraograf geklauterd, blijken de Engelse troepen geland in Egypte om de Suez-crisis te beslechten. Madam Pheip is ondertussen in het Suez-kanaal aangekomen en pikt Nero en de ijzeren kolonel op. Amir en Oemir, twee Arabische ongure types, proberen bij nacht en ontij de schat van Ramses te stelen, maar stoten op de IJzeren Kolonel. Ook Petoetje en Petatje worden door beide schurken belaagd, maar weten ze van zich af te schudden. We naderen zes december en traditiegetrouw duikt de ezel van Sint-Niklaas op. De ezel, pardon het paard, brengt de jongelui bij de gestrande loodsboot, iedereen krijgt zijn klaasgeschenk en de boot zet koers naar België.
Madam Pheip is vergeten te tanken en er wordt een tussenstop gemaakt in Malta om brandstof in te slaan. Met het oog op de Suez-crisis wordt een hele voorraad vaten benzine opgekocht. Twee Maltese boeven, Ricardo en Alfredo, hebben hun oog laten vallen op de kostbare schat en overvallen de loodsboot. Dankzij de IJzeren Kolonel op wie de kogels afketsen, worden de twee overmeesterd en gevangen genomen. Bij aankomst in Engeland blijken de twee Maltezers ontsnapt.
In Londen wordt de benzine verkocht voor grof geld maar tijdens het oudejaarsavondfeest wordt in de karige woning van How het fortuin gestolen. Ricardo en Alfredo blijken achter de diefstal te zitten. Nero kan dankzij zijn uitvinding het geld terugvinden en de schat en de opbrengst van de benzinevaten worden zusterlijk verdeeld. Ricardo en Alfredo worden aan de Londense politie overgeleverd, waar ze in de gevangenis beloven in een van de volgende verhalen uit te breken en kouwe pap te maken van Nero en co.
Wanneer kolonel How zich ontkleedt, blijkt waarom de kogels op hem afketsen: de imposante kolonel blijkt graatmager, het is zijn dikke jas die het 'm doet.
Via Oostende reizen onze vrienden naar Brussel waar het gezelschap, ondertussen vervoegd met Mijnheer Pheip en Madam Nero, het avontuur beëindigen en de schat gevierd wordt met een tournée geuze.

SITUERING
Naast de dagelijkse aflevering van Nero tekent Sleen tal van andere stripreeksen: Piet Fluwijn en Bolleke en De Lustige Kapoentjes in 't Kapoentje, De Ronde van Frankrijk in de sportbijlage van Het Volk, Doris Dobbel in De Middenstand, Fonske in Doorbraak en Oktaaf Keunink in Ons Zondagsblad. Vanaf 1954 komt daar nog Pen contra Poen en Co bij in Ons Recht, het blad van de Landelijke BediendenCentrale.
Met De IJzeren Kolonel zijn 27 Nero-verhalen verschenen. De albums verschijnen nu onmiddellijk na de voorpublicatie in album. Een aantal 'oudere' verhalen verschijnt in 1956 voor het eerst in album: Moea Papoea en De Bronnen van Sing Song Li. Behoudens Het Zeespook, De Man met het Gouden Hoofd en De Zwarte Voeten zijn nu alle Nero-strips in album uitgegeven.

POLITIEKE EN MAATSCHAPPELIJKE DUIDING
De inzet van het verhaal, de eigendomsrechten van het Suez-kanaal, beroert in 1956 ook de internationale politiek. Omdat het westen weigerde Nasser kredieten te geven voor de bouw van de Aswandam, besloot Nasser in 1956 het Suez-kanaal te nationaliseren, waarop Israël de Sinaï-woestijn binnenviel. Egypte liet meteen het Suez-kanaal met gezonken schepen blokkeren. De Engelsen en de Fransen vreesden dat de olietoevoer in gevaar zou komen, en stuurden hun troepen naar Egypte. Onder druk van de Verenigde Staten kwam het tot een wapenstilstand. VN-troepen namen de controle over het Suez-kanaal over. In maart 1957 was het kanaal weer bevaarbaar.
De Suez-crisis drukt heel sterk zijn stempel op dit Nero-verhaal: de betwisting van de eigendomsrechten van het Suez-kanaal, de economische boycot waarbij geen schepen afvaren naar Suez, de inval van de Fransen en de Engelsen, de betrokkenheid van de Russen (er zijn negenhonderd Russische straaljagers bij de invasie betrokken), de rol van de Egyptische president Nasser en de Britse Prime-Minister Anthony Eden en de dure olieprijzen als gevolg van de crisis.
In oktober/november 1956 kwamen de Hongaarse studenten in opstand. Ze eisten van de regering een zelfstandig binnen- en buitenlands beleid en de terugtrekking van de Russische troepen. Als reactie hierop rolden Russische tanks Hongarije binnen en openden het vuur op een massademonstratie van honderdduizend mensen. Hierop vluchtten tweehonderdduizend Hongaren naar het westen.
Marc Sleen weet dit lopend verhaal aardig aan te passen aan de actualiteit in Hongarije. In de krantenstrip van 18 oktober 1956 plannen Petoetje en Petatje hoe ze naar Egypte zullen reizen. Petoetje besluit: "We gaan over Duitsland, Oostenrijk, Bulgarije, Turkije, Syrië, De Libanon, Israël naar Suez" (strook 44). Wanneer eind oktober Rusland Hongarije aanvalt, corrigeert Sleen de reisroute en laat hij de twee kinderen Hongarije aandoen, waar ze onder vuur worden genomen. Als beiden door een Russische tank tot overgave worden gedwongen weet Petoetje zich met wat Russisch uit de brand te slepen. Hij laat hierbij de namen Spaak en Van Acker vallen en heeft het over "Kulturski" (8 november 1856 – strook 81), waarop de Russen Petoetje en Petatje begroeten met "Kameradski" (strook 82) en Petoetje de Russen een tik verkoopt met een Engelse sleutel en de tank inpikt. Slechts enkele dagen voordien hadden de ministers Paul-Henri Spaak en Achiel Van Acker een omstreden bezoek gebracht aan de Sovjetunie en er een cultureel akkoord ondertekend.
In de hiëroglyfen in de graftempel van Ramses XVI ontdekken we twee karikaturen van Belgische politici: de socialistische premier Achiel Van Acker krijgt een stamp onder zijn achterste van de christen-democraat Theo Lefèvre (strook 60).

IN DE MARGE
• "Welk schepsel gaat in de morgen op vier, 's middags op twee en 's avonds op drie voeten, maar is des te zwakker naarmate het meer voeten gebruikt?" Zo luidt het raadsel van de sfinx dat Nero en kolonel How moeten oplossen willen ze de graftempel levend verlaten. Enkele duizenden jaren eerder kreeg Oedipus hetzelfde raadsel voorgeschoteld. Griekse en Romeinse mythologie vormt wel vaker een inspiratiebron voor Marc Sleen. Denken we maar aan de Muze, Pegasus, Midas, Vrouwe Fortuna met de Hoorn des Overvloeds en Neptunus.
• In strook 37 vinden we een scène met Nero en de IJzeren Kolonel in een roeibootje, waarbij Nero het lastige roeiwerk uitvoert en Kolonel How geen vin uitsteekt. Een vrijwel identieke situatie die al even gelijkaardig in beeld wordt gebracht, maar dan met Nero in de andere rol en tegenover een andere personage, vinden we terug in De Wortelschieters (Nero en Jan Spier, strook 42) en in Het Lodderhoofd (Nero en Adhemar, strook 183).
• Het gebruik van rasters als extra element bij de zwarte inktlijnen op de witte vlakken werd in de krantenstrip veelvuldig gebruikt, zo ook in Nero. Rastering dient dan als een soort grijswaarde tussen het wit en zwart, of om schaduw en nachtelijke scènes weer te geven. Vanaf 1956 gaat Sleen anders om met deze rasters dan voorheen. Striptheoreticus Jan Baetens (in Kreatief, december 1997) analyseerde het rastergebruik in De IJzeren Kolonel: "In het begin vallen de opgeplakte rasters samen met de vlakken die door de contourlijnen zijn afgebakend; naarmate het verhaal vordert wordt de relatie tussen raster en contour steeds chaotischer, dit wil zeggen expressiever en expressionistischer; op het eind constateert men dat de storm bedaart en dat de contourlijnen weer opgevuld worden door de rasters". Vooral op momenten van conflict en verwarring zien we rasters uit de omtreklijnen springen.
• In dit verhaal doet Ricardo zijn intrede. Zoals beloofd komen Ricardo en zijn spitsbroeder Alfredo twee verhalen later in De Vliegende Handschoen terug op de proppen om zich op Nero te wreken. In De IJzeren Kolonel belandden beiden voor vijftien jaar in de gevangenis, maar reeds na zes maanden worden ze vrijgelaten. Alfredo wil echter een nieuw leven beginnen: "Een winkeltje openen in de Nieuwstraat. Dassen en herensokken en zo." Ricardo ziet het niet zitten om dertig jaar te gaan werken en te sparen en wil liever een postkantoor gaan plunderen. Alfredo wil er niet van horen: "Voortaan zijn we eerlijke lui." Waarop Ricardo Alfredo doodschiet. "Heb nooit iets gevoeld voor flauwiteiten". Merkwaardig, maar meer dan twintig jaar later in De V-Machine duikt Alfredo opnieuw op in gezelschap van Ricardo. Ricardo mag dan als de eeuwige tegenstander van Nero beschouwd worden, het valt wel op dat dit aanvankelijk niet steeds zo was. In De Klassieke Avonturen van Nero (1947 - 1965) zijn er slechts drie verhalen waarin Ricardo meespeelt: De IJzeren Kolonel, De Vliegende Handschoen en De Spekschieter. Tot eind jaren zeventig komen daar nog eens drie verhalen bij (De Gouden Kabouter, De Kakelende Kaketoe en De Verdwenen Ming). Pas met De V-Machine in 1979 wordt Ricardo echt de vaste waarde in de Nero-strip. We zullen hem in de jaren tachtig nog in twaalf verhalen aan het werk zien, en in de jaren daarop in zestien verhalen.

• De IJzeren Kolonel maakt in 1993 zijn comeback in de How-trilogie (De Kroon van Elisabeth, De Steen van Abraham en De Kolbak van How). In dit drieluik doet de IJzeren Kolonel een beroep op Nero om de kroon van Elisabeth, die Ricardo gestolen heeft, terug te bezorgen aan de Queen. Tuizentfloot heeft echter een steen, meerbepaald een smaragd van wel honderdvijftig karaat, ingeslikt. Na een ontsnapping van Nero uit de Tower door verwisseling van kledij met kolonel How, vraagt de IJzeren Kolonel zijn beremuts terug. Maar ook Geeraard de Duivel wil deze beremuts, die eenzelfde kracht blijkt te hebben zoals eertijds de hoed van Geeraard de Duivel.
• In de krant vindt Madam Pheip een personeelsadvertentie waarin loodsen gevraagd worden (strook 41). Sleen maakt dit zoekertje geloofwaardiger door het te plaatsen in een krantenknipsel met bestaande advertenties. Daarin wijzigt de auteur echter wel een advertentie waarin "zagers worden gevraagd". Marc Sleen voegt er aan toe: "zich aanbieden Zandstraat 20", wat het adres was van het vroegere Maison Wauquiez, thans de stek van het Belgisch Centrum van het Beeldverhaal. Het gebouw aan de overzijde was het kantoor van De Nieuwe Gids, de krant waarvoor Sleen zes jaar eerder nog werkte. Sinds 2009 werd dit pand waarin Nero is geboren, althans in de koker van Marc Sleen, ingericht als het Sleen-huis in beheer van de Stichting Sleen.
• "I go to visit Brussel Bouwwerf" stelt Kolonel How in strook 197, wat we ook in de daaropvolgende stroken te zien krijgen. In Brussel zijn op dat ogenblik grote openbare werken aan de gang ter voorbereiding van de Expo '58.

Sluit dit venster