5
DE ZOON VAN NERO

BIBLIOGRAFISCH
Titel: De Klassieke Avonturen van Nero 36: De Zoon van Nero
Voorpublicatie: Het Volk (14/09/1959 – 09/01/1960)
Eerste albumuitgave: februari 1960

HET VERHAAL
De ooievaar is bij Nero langsgekomen en het is een zoontje geworden. En wat voor een! Hij praat als een volwassene, verkiest een pijp boven een fopspeen en een pintje bier boven een fles melk. De enige eigenschap die hij met andere baby's deelt, zijn de huilbuien. Alle voorstellen voor een naam veegt hij van tafel. De piepjonge nakomeling van Nero beslist om zelf zijn naam te kiezen: "Adhemar zal ik heten, Adhemar en niets anders!".

Commentaar van Merho:
"De Zoon van Nero is een van mijn meest favoriete Nero-verhalen. Ik moet zowat twaalf geweest zijn toen het album uitkwam. Voor die tijd iets heel ongewoons. Een stripheld met toen al een lange staat van dienst, die plots een zoon krijgt. Dat was nog nooit vertoond.
Adhemar, de eigenwijze, vrijgevochten, verbaal sterke baby die duidelijk superieur is aan zijn vader. Het werkte zeer komisch. Vooral het eerste deel van het album is hilarisch. Ik vind het trouwens jammer dat Sleen hem later heeft omgeturnd tot een betweterige professor. Voor mij mocht hij altijd in luiers zijn blijven rondlopen.
Toen ik als puber bij Sleen ging aanbellen om een album te laten signeren, was dat De Zoon van Nero. "Groenendaal 2 april '61". Zo staat het erin geschreven. Ik was nog heel jong, droomde ervan om striptekenaar te worden en kon niet vermoeden dat ik jaren later een stripprijs zou ontvangen met de naam Bronzen Adhemar."

Merho is de auteur van Kiekeboe.



Pas vier dagen jong, trekt Adhemar de wijde wereld in, maar die blijkt wel heel erg groot voor zo'n klein ventje. Petoetje neemt hem mee naar zijn laboratorium om er wat te spelen, maar wordt er zelf onderwezen door de kleine Adhemar. De volgende dag verwezenlijken beiden hun plannen in de tuin van Nero: een boortoren en een nieuwe boorspits, een nieuwsoortige zelfzoekende rolbeitel die petroleum kan zoeken tot een diepte van 600 meter. Er wordt petroleum ontdekt en Nero's woning wordt omgebouwd tot een pompstation. Na een akkoordje met de regering wordt vanuit "de beste plaats" een pijplijn gelegd naar de reuzeopslagplaatsen in Vilvoorde en Kobbeghem.
Het nieuws bereikt uiteraard Koeweit: België heeft de petroleumleveringen stopgezet. Een huurmoordenaar, Grote Sjhaak, wordt op Adhemar afgestuurd. Maar Adhemar weet niet alleen te ontkomen aan Sjhaak, de jonge spruit verzorgt ook zijn verwondingen na diens val uit het raam. Grote Sjhaak blijkt getroffen door de Vlaamse goedheid en vergevingsgezindheid en biedt zich aan als persoonlijke lijfwacht van Adhemar. Ondanks de bodyguard weten twee zwarte mannen met puntmutsen Adhemar te schaken. In een poging om zijn fout te herstellen, gaat Sjhaak op zoektocht naar de ontvoerde baby. Hij wordt echter overmeesterd en naar Koeweit teruggestuurd waar hij in de kerker wordt opgesloten.

Commentaar van Dirk Stallaert:
"Veel research moet ik niet doen om een commentaar te schrijven bij dit verhaal, want ik heb het tientallen malen herlezen.
Om te beginnen krijgen we een ijzersterke covertekening: aantrekkelijke compositie, heel krachtig neergezet met een solide lijnvoering en veel zwart.
Voor het tekenwerk in een strip hanteer ik deze criteria: het moet functioneel, expressief en esthetisch zijn. Twee op drie halen is al heel moeilijk; Marc Sleen scoort drie.
Functioneel: de tekening dient de vertelling, helpt het verhaal vooruit, is klaar en duidelijk.
Expressief: er wordt altijd een tandje bijgestoken om een prentje écht grappig, ontroerend of anderszins sfeervol te maken.
Esthetisch: dat is misschien een subjectief gegeven, maar ik kijk graag naar die ronde, mollige, smakelijke, gezellige stijl. Ik wil in die vakjes kruipen. (Het is vooralsnog niet gelukt, maar ik blijf proberen.)
Het is zonder twijfel een scharnieralbum, wegens het aantreden van een erg belangrijk nieuw personage.
Adhemar zal een grote rol toebedeeld krijgen in de serie, al was het maar door het verzorgen van zijn vaders transport, middels een eindeloze reeks zelf ontworpen raketten.
Mijn favoriete verhalen zijn die waarin Nero schatrijk wordt en de parvenu uithangt. Dat is een klassiek gegeven in de reeks en hier hebben we weer zo'n album.
Ook een evergreen die altijd werkt, is het opvoeren van met een puntmuts gemaskerde slechteriken. In dit geval blijken het de Pheipen te zijn, die uit jaloezie Nero's zoon gekidnapt hebben. Dat is veel sterker dan de klassieke misdadiger van gemeen recht, die dezelfde daad stelt om aan een zak centen te geraken.
De reusachtige Ibn El Grote Sjaak is ook een interessante figuur. De slechterik die een goeie wordt.
Als kind moest ik altijd hard lachen met de koosnaampjes die Nero uit zijn mouw schudt: hij noemt Ibn onder andere kouwe aap, perepombak en pierlala. Onweerstaanbaar is dat.
Voeg daarbij een Sinterklaasscène, zoals gebruikelijk wanneer enkele afleveringen in die periode in de krant stonden, en je hebt een groots Nero-album, eentje om te koesteren.
Zoals alle andere."

Dirk Stallaert is en was de tekenaar van onder meer Plankgas en Plastronneke, Mieleke Melleke Mol, Suske en Wiske, Kiekeboe, Nino... en Nero!

Alle verdenkingen met betrekking tot de ontvoering wijzen maar één kant uit: Koeweit. Van Zwam en Nero — en Petoetje en Petatje als verstekeling — trekken naar deze Arabische staat. Nero en de detektief belanden echter in de gevangenis bij Grote Sjhaak. Het zijn Petoetje en Petatje die met de hulp van het paard van Sint-Niklaas erin slagen de vrienden te bevrijden. Met het straalvliegtuig van Zwarte Piet vliegen Nero en co terug naar België. Grote Sjhaak weet aan de hand van de "madolle" van zijn grootvader het huis van de ontvoerders terug te vinden. Na tal van pogingen om binnen te raken, weten de gemaskerde daders weg te vluchten. Nero is de wanhoop nabij. Wanneer de Pheipen terugkeren uit vakantie aan de Azurenkust, weerklinkt plots kindergehuil uit hun valies, waarop de twee het op een lopen zetten. Jaloezie om de geleerde zoon dreef hen tot de ontvoering van Adhemar. Berouw en vergiffenis worden betuigd en een slotbanket volgt. Zelfs de grote sjeik voorzien van kostbare geschenken schuift aan. Nero's oliebron komt immers leeg te staan en Koeweit heeft zijn "kalandizie" van België terug. Eind goed, al goed. Tot Madam Pheip plots bedenkt dat de dokter die de ontvoering van Adhemar ontdekt had, nog steeds opgesloten zit in hun kelder.

SITUERING
Met dit 36ste Nero-verhaal worden de jaren zestig ingezet. De strip zal nog zo’n vijf jaar verschijnen in het dagblad Het Volk, waarna Sleen overstapt naar De Standaard.
De overstap brengt een heuse strijd met zich mee tussen twee Vlaamse katholieke kranten met een juridisch getouwtrek rond de eigendomsrechten van de stripreeksen.
Uiteindelijk komt men tot een vergelijk. Sleen mag al zijn figuren met zich meenemen, maar de titels van de reeksen De Lustige Kapoentjes en Piet Fluwijn en Bolleke blijven bij Het Volk. In Pats, de kinderbijlage van De Standaard-groep, tekenen achtereenvolgens Hurey en Jean-Pol beide reeksen. In 't Kapoentje, de gratis bijlage van Het Volk, zijn het achtereenvolgens Jef Nys, Hurey en Kabou die de reeks De Lustige Kapoentjes nieuw leven inblazen. Sleen zelf zal zich van nu af aan nog enkel toeleggen op de avonturen van Nero.

POLITIEKE EN MAATSCHAPPELIJKE DUIDING
Een verhaal over de zoon van Nero, maar tevens een verhaal over olie: oliewinning, olie-export en oliecrisis. In 1959 is Koeweit nog steeds een onafhankelijke overheid onder Britse protectie, en dit sinds 1914. In 1961 zal Koeweit volledig onafhankelijk worden.
Inmiddels had de ontdekking van olie in 1936 tot grote rijkdom geleid in Koeweit. Kort na afloop van dit verhaal, zal op 14 september 1960 de OPEC (Organisatie van Olie Exporterende Landen) worden opgericht in Bagdad op initiatief van Venezuela. De oprichters waren naast Venezuela en Irak, Saoedi-Arabië, Iran en Koeweit. Doel van de OPEC was het sturen van de olieprijs door zelf het aanbod van de olie te bepalen.
Een ander actueel thema is de nakende onafhankelijkheid van Belgisch Kongo. Op 4 januari 1959 braken bloedige opstanden uit in Leopoldstad. Op 30 juni 1960 werd Belgisch Kongo, na een periode van ernstige onrusten, een onafhankelijke staat, de zogenaamde Dipenda. De Belgische regering wilde namelijk voorkomen dat zij in een uitzichtloze koloniale oorlog verzeild zou raken, zoals Frankrijk in Vietnam en Algerije, of Nederland in Indonesië, en gaf de voor onafhankelijkheid pleitende inheemse leiders (te) snel hun zin. Na de parlementsveriezingen van 1960 in Belgisch Kongo wordt Patrice Lumumba premier en Joseph Kasavubu president van een overgangskabinet dat de onafhankelijkheid moet voorbereiden van de Democratische Republiek Congo.
Een verwijzing naar de situatie in Congo vinden we bij Zwarte Piet die de onafhankelijkheid wil (strook 129) en in de Rue Loemoembastraat die trouwens niet zo ver ligt van een kledingzaak Mady, waarmee Sleen knipoogt naar zijn echtgenote (strook 142).
In de binnenlandse actualiteit wordt gezinspeeld op gevechten bij amnestiebetogingen en stakingen (strook 184).

IN DE MARGE
• Met De Zoon van Nero krijgen we uiteraard de introductie van Adhemar. Jan Smet, de man achter Stripgids, typeert Adhemar in zijn stripdossier als volgt: "Enige zoon van Nero. Genie. Sprak en rookte pijp op zijn eerste levensdag. Doceerde in zijn derde levensjaar aan de universiteiten van Cambridge en Oxford. Doctor Honourus Kou-zat. Professor van de universiteit van Puyvelde (Oost). Uitvinder van de trapezoïde flexaconthathedron, vele Adhemar-raketten en een vliegende stof. Was Eerste Minister van Rachepur, maar weigerde de portefeuille van Muggenbouw en Wegen om zijn vader (zoals altijd) te hulp te snellen. Vond reeds vele prachtige geneesmiddelen uit maar nog geen ziekte die erbij past. Zijn leuze: De wereld is verdeeld in mensen die iets presteren en mensen die de roem opstrijken. Probeer bij de eerste categorie te behoren: daar is minder competitie."
• Met de intrede van Adhemar in de Nero-strip kwam er een verschuiving binnen de cast van de personages. Nero en zijn zoon treden veel meer samen op het vooplan en vormen een dualistisch geheel. De niet zo snuggere onbehouwen Nero bijgestaan door zijn geniale zoon Adhemar. Maar anderzijds ook het broze professortje als gewild doelwit van ontvoerders, malafide organisaties of vreemde mogendheden waarbij Nero in de bres springt om zijn zoon te redden. Marc Sleen over de verhouding Nero-Adhemar in drie verschillende interviews: "Nero die doet teveel dwaze dommigheden en een man die altijd domheden begaat wordt onsympathiek. Wanneer je dan een zoon neemt die alles voor zijn vader opknapt, vind ik dat één geheel worden. Ik vind dat Nero niet moet boksen of geweldplegen, ik heb veel liever dat onbenullige mannetje, dat die enorme rabauwen van krachtpatsers, die alles geweld aan doen, op hun plaats zet. Hij maakt er geen misbruik van." (uit een interview met Martin Wassington in Stripschrift 51-52, maart-april 1973). "Nero is een gewone man, een volkse man. Die een beetje is opgeklommen op de sociale ladder, een burger. Iemand die het over zich heen laat gaan, maar zich toch afzet tegen alles wat er volgens hem verkeerd gaat in de maatschappij. Een zeer rechtvaardig man, maar wel dom. Nero is op zichzelf geen hoofdfiguur. Een kleine jongen, geen dwerg, maar een heel jong kind dat superintelligent is en dat zijn vader, als het moet, op een deftige manier op zijn plaats zet. Via Adhemar kan ik ook al eens weetjes overbrengen naar de jeugd, kan ik ook af en toe didactisch zijn." (uit een interview met Jan Bex in Stripschrift 305, november 1997). "Precies omdat Nero een ijdeltuit bleef die alleen maar rijkdom nastreefde, heb ik hem in 1959 een zoon gegeven, de kleine Adhemar. Allicht wilde ik de balans meer in evenwicht brengen, want Nero en Adhemar vormen eigenlijk een twee-eenheid, zij vullen elkaar aan. De intelligentie die bij Nero ontbreekt, zit wel bij zijn zoon. Hij verbetert zijn 'teergeliefde vader', maar altijd heel beleefd, met respect." (uit een interview met Michel Kempeneers in DSM, 2 november 2002).
• Na al die jaren is er dus eindelijk een zoon voor Nero! Maar is Adhemar wel de eerstgeboren zoon? In 1947 in het oudste avontuur, toen nog met Van Zwam in de hoofdrol, Het Geheim van Matsuoka, zien we aan het slot van het verhaal Nero "zijn wondre avonturen vertellen aan zijn twee bengels". Op zijn schoot zitten een jongen en een meisje die behalve hun kapsel als twee druppels water lijken op Nero, inclusief de dikke neus en de zware wenkbrauwen. In de hertekende versie van 1961 maakt Hurey hier twee neefjes van en zijn de gelijkenissen verdwenen. Sleen zegt hierover in Stripschrift 51-52: "Ja, daar heb ik werkend aan een katholieke krant de nodige brieven over gekregen. Ik was toen Adhemar geboren werd, vergeten dat Nero al een zoon uit een buitenechtelijke verhouding had". ln Het Rattenkasteel, ook een verhaal uit de veertiger jaren, krijgen we Nero te zien met een baby met fopspeen in de mond, alweer identiek lijkend op zijn vader. Zowel van de kinderen uit Het Geheim van Matsuoka als van de baby uit Het Rattenkasteel is in de latere avonturen geen sprake meer. Ook hun naam is ons onbekend.
Het gegeven inspireerde tekenaar Dirk Stallaert, medewerker van Sleen en scenarist Sevy Snamerrek (lees: Yves Kerremans, Nero-kenner en auteur van heel wat literatuur rond Sleen en Nero) om ter gelegenheid van de viering van 50 jaar Nero en 75 jaar Marc Sleen in 1997 een verjaardagsstrip te tekenen in opdracht van het maandblad Teek: Nerootje en Nerientje. Hierin eisen Nero's kinderen uit Het Geheim van Matsuoka de hoofdrol op die hen toekomt. Het is een verhaal vol verwijzingen naar de oorspronkelijke verhalen, onder meer naar de ontvoering van Adhemar in De Zoon van Nero. Als cadeautje voor de lezer kan je deze twee pagina's hier downloaden. Klik op de twee afgebeelde minipagina's hiernaast om ze in het groot te lezen.
• De aankondigingstekening van De Zoon van Nero is een geboortekaartje. "Alhier aldaar, 't zijn almaal lange lansen, de Nero's dansen... Met vreugde en ontroering delen de heer en mevrouw Nero U de geboorte mee van een zoon, alhier 13 september 1959", luidt de tekst. We zien Nero en zijn vrouw als de gelukkige vader en moeder. Madam Pheip is meter, Van Zwam peter. Als de ooievaar zestien jaar later bij de Pheipen een zoon Jean-Claude, beter bekend als Clo-Clo, aflevert, werd eveneens een geboortekaartje getekend. Een replica hiervan kan je terugvinden in de in 2006 verschenen Clo-Clo Trilogie.
• Er vallen nogal wat namen bij de keuze van een naam voor Nero's zoon (strook 13). Madam Nero stelt Jean-Claude, Yves en Jacques voor. Madam Pheip wil een schone Vlaamse naam: Dirk, Peter, Idisbald of Konstantijn. Nero vraagt zich af waarom geen vreemde naam waarnaar men met verbijstering luistert zoals Elvis, Nikita, Eustachius, Macabee, Adlaï of Nico. Elvis Presley was ondertussen doorgebroken sinds 1956 zowel met muzikale hits als op het witte doek. Van 1958 tot 1960 vervulde hij zien dienstplicht. Nikita is de voornaam van Chroestsjov, sinds 1958 partijvoortzitter en premier in de Sovjetunie. Adlaï Ewing Stevenson II was in 1956 de Amerikaanse democratische presidentskandidaat die de verkiezingen verloor van Eisenhower. Petatje hoort dan weer graag Marlon, een verwijzing naar Marlon Brando die in de jaren vijftig een van de beste acteurs was in films als A Streetcar Named Desire en On the Waterfront.
• Maar zoals reeds gezegd, kiest Nero's zoon zelf zijn naam: "Adhemar zal ik heten, Adhemar en niets anders!". Iedereen vindt het afschuwelijk, maar de kleine zet eens goed zijn keelgat open en krijgt zijn zin. Adhemar mag dan een naam zijn die niet zo frequent voorkomt, het neemt niet weg dat er nog een stripfiguur met deze naam bestaat. Zowat tien jaar eerder creëerde Willy Vandersteen Adhémar Krab en zijn vrouw Zulma als de buren van de familie Snoek.
• In strook 178 van De Zoon van Nero krijgen we toepasselijk een cameo van die andere vader en zijn zoon te zien: Piet Fluwijn en Bolleke.
• Overstuur van de ontvoering van zijn pasgeboren zoon beveelt de impulsieve Nero zijn chauffeur: "Naar Koeweit, zei ik! Of hoort ge niet goed! Ge moest al op de autostrade aan 't vlammen zijn, Fangio!!" (strook 102). Juan Manuel Fangio was een legendarisch Argentijns Formule 1-coureur die vijf keer het wereldkampioenschap won, waarvan vier keer op een rij, tussen 1954 en 1957. Hij werd hierin enkel door Michael Schumacher overtroffen. Autostrades of autosnelwegen was een begrip dat reeds in de jaren dertig ontstond, maar pas vanaf de jaren zestig een opmars kende. In 1960 telde ons land amper 184 km autosnelweg, waarvan het traject Brussel-Oostende wellicht de belangrijkste was.

• Petoetje leest Kolder van Gaston Durnez (strook 191). Durnez was journalist van wie sinds de jaren vijftig ook gedichten en proza werd uitgegeven, maar was ook een persoonlijke vriend van Marc Sleen. Het boek Kolder heeft evenwel nooit bestaan.
• Nero, Van Zwam en Petoetje en Petatje nemen het vliegtuig naar Koeweit vanuit het spiksplinternieuwe Zaventem Airport (strook 106). In april 1956 besliste de regering een nieuwe luchthaven te bouwen in Zaventem. De bouw ervan werd in april 1957 aangevat. Dit nieuwe luchthavengebouw van Brussel-Nationaal op het grondgebied van de gemeente Zaventem werd op 5 juli 1958 ingehuldigd.
• Op de valies van Mijnheer Pheip vinden we tussen de naamstickers Nice, Beaulieu, Monte Carlo, Menton, Eze-Village, Cap-Ferrat en Monaco ook de plaatsnaam La Hulpe (stroken 180 en 182). La Hulpe was de plaats in Waals-Brabant waar Sleen tussen 1953 en 1955 woonde, vooraleer hij zich vestigde in Hoeilaart.
• In Kangoeroe-Eiland (strook 1 en 2) leest Nero het stripalbum De Zoon van Nero. "Dat was nog eens een goed verhaal zie", mijmert Nero. Hij wordt hierin bevestigd door de deelnemende lezers van De Stripspeciaalzaak die dit album naar de vijfde plaats stemden.

Sluit dit venster