|
WEEKBLADGESCHIEDENIS
Eerste
verschijning: 1967
Laatste
verschijning:
1984
Auteur: Christian Godard |
|
|
Kuifje
1001. Het begin van een strip die leest als een sprookje uit
1001 nacht. Op de cover komt een gammel sportvliegtuigje aangevlogen.
De start van een van de markantste strips uit de hoogdagen van het
weekblad. In 1967 gaf toenmalig hoofdredacteur Greg
immers vrij spel aan scenarist-tekenaar Christian Godard
om een nieuwe humorheld te creëren. Dit werd de taxipiloot
Maarten Milaan, een naam enkel gekozen omdat hij zo lekker klinkt.
En die pijprokende roodharige kerel verkoopt zijn diensten aan wie
hem nodig heeft. Of het nu een pakje overvliegen is of een persoon
brengen naar een verlaten eiland in de Pacific, Maarten doet het
tegen een klein prijsje, of zelfs minder.
De eerste verhalen waren nog schuchtere kortverhalen van acht pagina's,
boordevol woordspelingen en situatiehumor. Maar dat veranderde snel.
Godard verliet het pad van de gratuite humor en koos voor de bittere
ernst met een glimlach. Zo volgde hij de tijdsgeest en boorde grote
thema's aan zoals corruptie (Van Eilandjes en Mensen),
watertekort (De Emir met de 7 Bedoeïenen), psychiatrie
(Adeline of het Einde van de Nacht) of wapenverkoop (De
Beta-straal). Bovendien maakte hij van Maarten een van de meest
ondoorgrondelijke striphelden uit het weekblad. Hij is een zonderling
die alles vanop een afstand bekijkt en nauwelijks handelt. Wat hij
in zijn binnenste denkt of voelt, moet je er met een kurkentrekker
uithalen. Ja, hij heeft een mening. Hij denkt na over het leven
en de dingen des levens en heeft een ijzeren moraal. Zo kan de vliegende
hippieboy niet tegen onrecht of gezag, maar hij weet het vaak lang
te verbergen. Maarten Milaan laat immers zelden het achterste van
zijn tong zien. Enkel als zijn vat vol is, neemt hij een beslissing
of deelt botweg een klap uit. Maarten is een echt enigma voor iedereen
in zijn omgeving.
Twee dingen zijn wel kristalhelder. Ten eerste is Maarten Milaan
een zwerver. Met zijn oude vliegtuigje, de Pelikaan, blijft hij
nooit ergens lang. Zonder enige verklaring kan een nieuw verhaal
beginnen, ergens in Midden-Europa (Een Schaduw Kwam Voorbij),
Afrika (Het Kind van de Horde) of in Zuid-Amerika (De
Zwervers van de Jungle). Maar steeds is het een plaats waar
de civilisatie niet of nauwelijks is doorgedrongen. Een tweede vaststelling
is dat Maarten Milaan een van de enige striphelden is die geen sidekick
nodig heeft. Maarten heeft geen Haddock, Enak of Barney Jordan die
hem kleur geven. Bovendien heeft de piloot geen geschiedenis, of
het moesten zijn twee jeugdvrienden Jan en Adeline zijn die even
kwamen opduiken in zijn verhalen.
Het mysterie Maarten Milaan was een bewuste keuze van Godard. Zo
vermeed hij dat hij in herhaling viel, en zijn tijd moest verspillen
aan running gags die de nevenpersonages kleurden. "Een mentale
gevangenis" noemde Godard dit ooit. In zijn later werk (Norbert
en Kari, Axel Moonshine, De Jolige Jungle,...)
werkte de Fransman wel met vaste sidekicks, maar geen enkele held
blijft zo bestand tegen de tijd als zijn non-held Maarten Milaan.
Deze atypische serie grossierde in stripprijzen voor beste humoristische
scenario (Phenix 1972, Alfred 1974, Sint-Michiels 1979,...), maar
in 1981 was Maarten Milaans liedje toch uitgezongen. Een dubbele
doorstart met de niet-vertaalde albums Le Cocon du Désert
(1993) en La Goule et le Biologiste (1997) kende geen succes. |
|