|
WEEKBLADGESCHIEDENIS
Eerste
verschijning: 1965
Laatste
verschijning:
1986
Auteur: François Craenhals |
|
|
Toen
hij halfweg de jaren 1950 bij Kuifje aanklopte, had François
Craenhals al een opzet voor een ridderverhaal onder de
arm, een thema dat hem altijd had gefascineerd en dat hem ook zijn
eerste publicatie (Le Domaine de Druka in 1948 in Le
Soir Illustré) had opgeleverd. Terecht als "nog
wat werk aan" bestempeld, had hij het project een tiental jaar
laten rijpen, toen hij begin 1966 op zoek was naar iets nieuws ter
vervanging van Pom en Teddy. Eindelijk was het moment aangebroken.
Voor de titel van zijn nieuwe reeks, De Koene Ridder in
het Nederlands maar Le Chevalier Ardent in het Frans, zocht
hij inspiratie bij een van zijn jeugdhelden: Jean-Jacques
Ardent (een atleet en geen ridder!) van René Pellos.
Van zijn protagonist Roland van Walburghe maakte hij een impulsieve
jongeman, met een groot rechtvaardigheidsgevoel, die hij situeerde
in de elfde eeuw na Christus en in een landschap waarvoor hij inspiratie
zocht in zijn favoriete vakantiebestemming, de Périgord.
Zijn sterke documentiedrang — ook al was het niet maniakaal
en zou hij later toegeven dat hij regelmatig fouten maakte — vulde
hij aan met fantastische elementen die soms door koortsdromen en
anders door zwarte magie werden aangejaagd. Vooral in De Ruiters
van de Apocalyps ging Craenhals ver met de symboliek die overigens
verwees naar een moeilijke periode in zijn eigen leven die hij mede
dankzij het album kon doorworstelen. Ook de trouwe vriendschap van
enkele amusante nevenpersonages bleef de lezer bij. Van de Lamme
Goedzak Volsungs over de Noorman Hödr tot de geweldig sympathieke
schurk Langneus: een voor een metgezellen die voor korte of langere
tijd aan de zijde van Roland zouden staan. Verder was er de onvoorwaardelijke,
maar niet zo trouwe liefde van Roland voor prinses Gwendoline. Meer
dan eens zou Roland immers halsoverkop verliefd worden op de mooie
ogen van een jonkvrouw in nood om nadien met hangende pootjes terug
te keren naar zijn ware liefde. En last but not least:
de politieke spelletjes van Gwendolines vader koning Arthus die
al te vaak, verstrikt in zijn eigen net, niet anders meer kon dan
finaal Rolands hulp inroepen.
Opvallend: teleurgesteld over de manier waarop ze bij Le Lombard
destijds de albumversies van Pom en Teddy hadden verprutst,
wachtte Craenhals vijf jaar — de tijd dat Le Lombard
exclusief de rechten had op de publicatie — alvorens bij Casterman
aan te kloppen om zijn reeks in album uit te brengen. In voorpublicatie
bleef De Koene Ridder echter Kuifje trouw en groeide
hij snel uit tot een onvervalste sterkhouder van het weekblad. Het
leverde Craenhals eind jaren 1960 zelfs de titel van ridder-commandeur
op in De Orde van de Tempelieren. Uiteindelijk
zou zijn geesteskind meer dan twintig jaar en zestien albums lang
worden voorgepubliceerd, tot het na De Boog van Saka gedaan
was met de Franstalige versie van Kuifje. De laatste vier
verhalen — van een tanende kwaliteit — zouden daarom
rechtstreeks in album worden uitgebracht. Bij Paul Rijperman
verschenen ook nog vijf albums met kortverhalen. |
|