Kuifje-vignet De Koene Ridder
de impulsieve ridder
gepresenteerd door Peter D'Herdt

  De Koene Ridder 6602

WEEKBLADGESCHIEDENIS
Eerste verschijning: 1965
Laatste verschijning: 1986
Auteur:
François Craenhals

De Koene Ridder 8629
 
Toen hij halfweg de jaren 1950 bij Kuifje aanklopte, had François Craenhals al een opzet voor een ridderverhaal onder de arm, een thema dat hem altijd had gefascineerd en dat hem ook zijn eerste publicatie (Le Domaine de Druka in 1948 in Le Soir Illustré) had opgeleverd. Terecht als "nog wat werk aan" bestempeld, had hij het project een tiental jaar laten rijpen, toen hij begin 1966 op zoek was naar iets nieuws ter vervanging van Pom en Teddy. Eindelijk was het moment aangebroken. Voor de titel van zijn nieuwe reeks, De Koene Ridder in het Nederlands maar Le Chevalier Ardent in het Frans, zocht hij inspiratie bij een van zijn jeugdhelden: Jean-Jacques Ardent (een atleet en geen ridder!) van René Pellos. Van zijn protagonist Roland van Walburghe maakte hij een impulsieve jongeman, met een groot rechtvaardigheidsgevoel, die hij situeerde in de elfde eeuw na Christus en in een landschap waarvoor hij inspiratie zocht in zijn favoriete vakantiebestemming, de Périgord. Zijn sterke documentiedrang — ook al was het niet maniakaal en zou hij later toegeven dat hij regelmatig fouten maakte — vulde hij aan met fantastische elementen die soms door koortsdromen en anders door zwarte magie werden aangejaagd. Vooral in De Ruiters van de Apocalyps ging Craenhals ver met de symboliek die overigens verwees naar een moeilijke periode in zijn eigen leven die hij mede dankzij het album kon doorworstelen. Ook de trouwe vriendschap van enkele amusante nevenpersonages bleef de lezer bij. Van de Lamme Goedzak Volsungs over de Noorman Hödr tot de geweldig sympathieke schurk Langneus: een voor een metgezellen die voor korte of langere tijd aan de zijde van Roland zouden staan. Verder was er de onvoorwaardelijke, maar niet zo trouwe liefde van Roland voor prinses Gwendoline. Meer dan eens zou Roland immers halsoverkop verliefd worden op de mooie ogen van een jonkvrouw in nood om nadien met hangende pootjes terug te keren naar zijn ware liefde. En last but not least: de politieke spelletjes van Gwendolines vader koning Arthus die al te vaak, verstrikt in zijn eigen net, niet anders meer kon dan finaal Rolands hulp inroepen.
Opvallend: teleurgesteld over de manier waarop ze bij Le Lombard destijds de albumversies van Pom en Teddy hadden verprutst, wachtte Craenhals vijf jaar — de tijd dat Le Lombard exclusief de rechten had op de publicatie — alvorens bij Casterman aan te kloppen om zijn reeks in album uit te brengen. In voorpublicatie bleef De Koene Ridder echter Kuifje trouw en groeide hij snel uit tot een onvervalste sterkhouder van het weekblad. Het leverde Craenhals eind jaren 1960 zelfs de titel van ridder-commandeur op in De Orde van de Tempelieren. Uiteindelijk zou zijn geesteskind meer dan twintig jaar en zestien albums lang worden voorgepubliceerd, tot het na De Boog van Saka gedaan was met de Franstalige versie van Kuifje. De laatste vier verhalen — van een tanende kwaliteit — zouden daarom rechtstreeks in album worden uitgebracht. Bij Paul Rijperman verschenen ook nog vijf albums met kortverhalen.