|
WEEKBLADGESCHIEDENIS
Eerste
verschijning: 1962
Laatste
verschijning:
1967
Tekenaar: Tibet, Mittéï
Scenarist: André-Paul
Duchâteau, Mittéï |
|
|
Mittéï
(Jean Thomas Toussaint Mariette volgens de burgerlijke
stand, zijn pseudoniem haalde hij bij het diminutiefje voor Marie-Thérèse,
de voornaam van zijn echtgenote, ook voor zijn later pseudoniem
Hao zou hij inspiratie bij haar zoeken, deze keer
bij haar familienaam Hawaux) had in 1955 al met
succes samengewerkt met zijn vriend Greg voor diens
magazine Paddy. Het was dan ook niet verwonderlijk dat
hij op diens voorspraak in 1959 terechtkwam bij Kuifje.
Als perfectionistische krak in het tekenen van decors werd hij ingezet
voor tal van stripreeksen, zoals Bob Morane (Dino
Attanasio), Dientje (Paul Cuvelier)
en vooral Rik Ringers (Tibet). Voor Belvision
werkte hij ook even mee aan de tekenfilmversie van Chlorophyl.
Toen begin jaren1960 Jean-Michel Charlier in De
Beverpatroelje (in Robbedoes) en Joris Jasper
(eerst in Pilote, later ook in Robbedoes) padvinders
als striphelden lanceerde, allebei getekend door Mitacq,
kon Kuifje niet achterblijven. Of het wegens de gelijkenis
van de pseudoniemen was, valt niet te achterhalen, maar de redactie
kwam bij Mittéï terecht. Eerst maakte hij nog De
Ridders van Witla op scenario van Greg, zonder al te veel succes.
De prima samenwerking voor Rik Ringers indachtig, werd
vervolgens als vanzelfsprekend hetzelfde gouden trio ingeschakeld.
Samen publiceerden ze volgens hetzelfde stramien (André-Paul
Duchâteau het scenario, Tibet de personages, Mittéï
de decors), vijf jaar lang de avonturen van drie scoutsjongens:
de twee ouderen Lukas (de denker) en Leo (de doener) geflankeerd
door het kleine ettertje Leendert (de luiaard), die de verhalen
komisch verluchtte met zijn impulsieve interventies. Drie voornamen
die met een L begonnen en dus was de naam van het trio even simpel
als doeltreffend: de 3L. Om Mittéï een eigen succes
te gunnen en omdat er zo al genoeg Tibet in het weekblad stond,
was de medewerking van die laatste anoniem. Duchâteau ondertekende
met het onbekende pseudoniem Vasseur. Het succes(je)
kwam er — dankzij het professionele en verzorgde werk van
die drie absolute topauteurs en ondanks de soms overdadige teksten
die de vaart wat uit de verhaal haalden — met hoge noteringen
in de lezersreferenda van het weekblad. Ook de lezers van het weekblad
konden echter niet naast de gelijkenis, zowel in de fysiek van de
personages als in de thematieken die in de verhalen aan bod kwamen,
met Rik Ringers kijken. Dezelfde Rik Ringers die
stilaan te belangrijk werd voor het weekblad. Grote baas Raymond
Leblanc koos dan ook eieren voor zijn geld. De avonturen
van de scouts werden in 1967 na acht lange avonturen en een kortverhaal
stopgezet, ten koste van (nog) meer Rik Ringers. Jammer
voor Mittéï, die als troostprijs nog een paar jaar Ton
en Tinneke-gags mocht maken alvorens hij in 1976 naar Robbedoes
trok en daar grote namen à la François Walthéry
en Marc Hardy als stripmakers zou lanceren. |
|