|
WEEKBLADGESCHIEDENIS
Eerste
verschijning: 1955
Laatste
verschijning:
1992
Tekenaar: Tibet
Scenarist: André-Paul
Duchâteau |
|
|
Eind
jaren 1940 stond de in Marseille geboren Tibet
onder grote invloed van Amerikaanse film noirs, schrijvers als Peter
Cheyney en Raymond Chandler en de strip
Dick Tracy van Chester Gould. Hij overtuigde
uitgever Fernand Cheneval om zijn eigen detectivereeks
Dave O'Flynn in diens stripblad Héroïc-Albums
te publiceren. Daarin waren vuistgevechten, gespierde dialogen,
overmatig bourbongebruik en pittige dames schering en inslag. Zonder
dit grote broertje was er van de bravere Rik Ringers nooit sprake
geweest, gaf Tibet later toe.
Omdat Tibet nog niet zo zeker was van zichzelf presenteerde hij
zijn eerste pagina's aan zijn kameraad André-Paul
Duchâteau. Deze laatste stelde een nieuwe reeks voor: minder hard boiled, want een nieuwe wet in 1949 verbood een dergelijke
toon in bladen die voor de jeugd zijn bestemd, maar meer een whodunnit.
Voor het hoofdpersonage dacht het duo aan een atleet met een goed
hart, het soort held in navolging van Jijés
Jan Kordaat die ze in hun jeugd zelf hoog inschatten. Bij
Kuifje mocht Tibet nog niet binnen want Hergé
vond zijn voorstel met illustraties van wat Chick Bill moest
worden nogal kinderachtig. Vier jaar later, in 1955, kreeg hij daarentegen
wel van Raymond Leblanc — hij weer!
— de kans om in het weekblad te publiceren.
Rik Ringers was in zijn eerste kortverhaal nog een jonge krantenverkoper
die in Rik Ringers Leidt de Dans zijn opmerkzaamheid, inzicht
en daadkracht toont en waarbij de lezer wordt uitgenodigd om zelf
ook mee te zoeken naar de oplossing. Duchâteaus naam stond
niet bij het verhaal. Dat werd indertijd niet gedaan voor scenaristen.
De formule sloeg aan en tot in 1959 verschenen vijf dergelijke kortverhalen.
Het effende de weg voor een eerste vervolgverhaal: Wie is Kameleon?
in 1961, met meteen een glansrol voor een enigmatische schurk die een terugkerend personage werd.
Rik was al snel geen krantenverkopertje meer, maar een volwassen
man die een succesvolle carrière als journalist heeft uitgebouwd,
zich met een Porsche verplaatst en het aanlegt met Nadine, het nichtje
van commissaris Baardemakers met wie hij dikwijls samenwerkt. De
mysteries en misdaden die Rik moest oplossen, begonnen vanaf 1969
(met Spoken in de Nacht) bovennatuurlijke dimensies aan
te nemen, maar Tibet bleef erop hameren om altijd met een geloofwaardige
verklaring te eindigen. In de latere albums vergleden de verhalen
steeds meer naar een parodie op de eigen reeks, maar het bleef wel
altijd plezant, toch voor de makers.
In een eerste referendum bereikte Rik Ringers de vierde
plaats, op slechts één puntje van Kuifje
van tienduizend getelde punten. Jaar na jaar klom de held van Tibet
en André-Paul Duchâteau op om uiteindelijk de meest
geliefde reeks van het weekblad te worden. Dat leverde met de hulp
van assistenten als Mittéï, Christian
Denayer, Didier Desmit en Frank
Brichau een reeks op van 78 albums waarvan het laatste
het onafgewerkte De Jacht op de Gouden Griffioen bevat.
Duchâteau had al het volgende verhaal afgewerkt, maar hij
wilde het niet laten tekenen door iemand anders dan zijn in 2010
overleden wapenbroeder. In de jaren daarna werkten twee verschillende
duo's aan gloednieuwe verhalen. Olivier Wozniak
en Jean-Christophe Derrien zouden
de serie gewoon voortzetten terwijl Simon Van Liemt
en Zidrou een hommagealbum mochten maken. Uiteindelijk,
en deels door de grotere snelheid van Van Liemt, schoof Le
Lombard laatstgenoemd duo naar voor dat in 2015 met veel succes
De Nieuwe Avonturen van Rik Ringers heeft gelanceerd. |
|