|
WEEKBLADGESCHIEDENIS
Eerste
verschijning: 1948
Laatste
verschijning:
1958
Auteur: Willy Vandersteen |
|
|
De
Nederlandstalige editie van het weekblad Kuifje verkocht
moeizamer dan het Franstalige equivalent Tintin en daarom
deed Hergé — op voorspraak van Karel
Van Milleghem, de hoofdredacteur van het Vlaamse Kuifje
— een beroep op Willy Vandersteen, de populairste
Vlaamse tekenaar die in 1945 de reeks Rikki en Wiske bedacht
en na één avontuur Rikki inruilde voor Suske. Een
van de argumenten was dat Rikki te veel op Kuifje leek.
Een publicatie in Tintin/Kuifje was een interessante
en lucratieve opening naar de Franstalige markt waar Vandersteen
best wel enkele concessies voor wilde doen. Hij diende zijn tekenstijl
aan te passen om Suske en Wiske minder volks te maken.
Ook de verhalen moesten beter gestructureerd zijn en geloofwaardiger
terwijl tante Sidonia, Jerom en professor Barabas achterwege werden
gelaten. Het nieuw samengestelde trio moest dientengevolge op andere
manieren naar het verleden reizen.
In Het Spaanse Spook voldeed hij aan de eisen en situeerde
het verhaal ook nog eens in een geliefkoosd tijdperk van hem: de
zestiende eeuw in de Nederlanden, een periode die gedomineerd werd
door de vrijheidsstrijd van de geuzen. Zijn fascinatie voor het
werk van schilder Pieter Brueghel kon hij ook tenvolle
uiten, al meteen in de tweede prent van Het Spaanse Spook
toonde hij Breughels bekende schilderij Boerenbruiloft.
Een spook flitst hen naar het verleden waar een heks het trio omtovert
naar adellijk geklede burgers. Wiske krijgt lange haren met krulletjes
en Lambik ontpopt zich meer en meer tot een dappere held met enig
intellect die er een job als schermleraar bijkrijgt. Maar zijn dwaze
streken verleert hij niet.
Vanaf het tweede verhaal, De Bronzen Sleutel, verscheen
Suske en Wiske in vierkleurendruk in het weekblad. Dat
voorrecht genoten enkel de beste verhalen zoals de reeksen Kuifje
en Blake en Mortimer. Vandersteen, een volwaardig lid van
het auteursbestand van het weekblad, kreeg nog meer gunsten verleend.
De Tartaarse Helm kwam tot stand nadat Vandersteen op vraag
van Le Lombard een reis had gemaakt naar Venetië
om er zich te documenteren. Als souvenir bracht hij een Tartaarse
helm mee. Daarover bedacht hij een heel verhaal dat de helden ook
naar Brugge bracht, het Venetië van het noorden, waar Vandersteen
eveneens documentatie verzamelde.
De Bronzen Sleutel was het eerste verhaal in de zogenoemde
blauwe reeks. Voor de latere heruitgaven in de rode reeks moest
het aantal pagina's van alle verhalen die in Kuifje verschenen
worden ingekort waardoor diverse (komische) scènes sneuvelden.
Naast zijn productie voor Kuifje bleef Vandersteen ook
nog steeds jaarlijks vier verhalen voor de krant tekenen. Na De
Groene Splinter duurde het een halfjaar tot er met Het
Gouden Paard weer een Suske en Wiske-verhaal in Kuifje
verscheen. Het werd ook het laatste. Hoewel Vandersteen al was begonnen
aan De Sonometer (een verhaal over geluidsoverlast en een
uitvinding van professor Tellenbol) kwam de samenwerking met Kuifje
tot een einde. Studio Vandersteen moest verder
uitgebouwd worden na het vertrek van Karel Boumans
(die samen met Eduard De Rop Het Gouden Paard
inktte) in 1959 terwijl Vandersteen net meer reeksen wilde publiceren.
Ook het negatief gedoe achter de schermen van Kuifje speelden
mee in zijn beslissing. Hergé kon het moeilijk verkroppen
dat Suske en Wiske in polluitslagen hoger scoorde dan zijn
eigen Kuifje en er waren meningsverschillen met
Edgar P. Jacobs. Hij kon Vandersteen niet uitstaan en nam
het hem kwalijk dat hij de plot van Het Raadsel van Atlantis
zou hebben gestolen voor het thematisch verwante De Gezanten
van Mars. Jacobs veranderde daarop zijn eigen verhaal. Door
twisten over het copyright tussen Standaard Uitgeverij
en Le Lombard verscheen het album nooit in de blauwe reeks. Het
duurde tot 1969 tot het verhaal in verkorte vorm als nummer 100
een plaatsje vond in de reguliere, rode reeks.
In tien jaar tijd maakte Vandersteen acht stevig vertelde en knap
getekende, zeer goed gedocumenteerde Suske en Wiske-verhalen
voor Kuifje die tot de beste van de reeks behoren. Daar
bleef het niet bij. Ook nog voor Kuifje creëerde hij
de gagreeksen De Lotgevallen van Meneer Lambik (1949-1951),
waarin Lambik alsnog als een kluns werd neergezet, en 't Prinske
(1953-1959) en twee verhalen van Tijl Uilenspiegel (1951-1953
met herpublicaties in 1991-1992). |
|