Kuifje-vignet Hassan en Kaddoer
de dikke en de dunne
gepresenteerd door Peter D'Herdt

  Hassan en Kaddoer 4821

WEEKBLADGESCHIEDENIS
Eerste verschijning: 1948
Laatste verschijning: 1962
Tekenaar:
Jacques Laudy
Scenarist: Jacques Van Melkebeke, Yves Duval

Hassan en Kaddoer 5150
 
Jacques Laudy was samen met Hergé, Paul Cuvelier en zijn boezemvriend Edgar P. Jacobs een van de beroemde vier musketiers die in 1946 aan de wieg van het weekblad Kuifje stonden. In de eerste plaats schilder, verstripte hij eerst nog bestaande verhalen, De Legende der Vier Heemskinderen en Rob Roy, maar in de lente van 1948 was de tijd rijp om zijn eigen helden los te laten op de lezers. Nou ja, 'eigen helden', in werkelijkheid waren de kwajongens Hassan en Kaddoer ontsproten aan de fantasie van Jacques Van Melkebeke, een gemeenschappelijke vriend van Jacobs en Laudy die ze in de jaren 1920 op school leerden kennen en die nog de eerste hoofdredacteur van Kuifje is geweest. Omdat hij op de zwarte lijst stond door zijn activiteiten tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte hij nadien vooral achter de schermen als leverancier van ideeën en verhaaltjes. En Hassan en Kaddoer, een soort Dikke en Dunne (Laurel en Hardy) in het feeërieke Midden-Oosten, zijn een prima idee. Eerst nog dolkomisch, waarbij de corpulente Kaddoer steevast een pijnlijk achterwerk overhoudt aan de stokslagen die het brein Hassan eigenlijk heeft verdiend, evolueert de serie al snel naar een avonturenreeks met een nogal eenvoudige verhaallijn en vaak absurde inslag.
Nadat Hassan trouwt met de dochter van de kalief, Zobeide, komen de twee kompanen door allerlei magische tussenkomsten in de meest uiteenlopende oorden en tijdvakken terecht. Ze vliegen naar Egypte, varen mee op een Spaans galjoen in de zeventiende eeuw en verijdelen meer dan honderd jaar later een complot tegen Napoleon Bonaparte. Hun avonturen (intussen op scenario van Yves Duval) eindigen uiteindelijk in Engeland en Schotland, zeer naar de zin van Laudy die een onverbeterlijke aficionado was van het land van kilts en doedelzakken. Dat laatste avontuur, in 1962, was ook zijn zwanenzang als stripmaker, een beroep waarmee hij een haat-liefdeverhouding had. Hij vond zichzelf eerder een illustrator en vond tekstballonnen maar opvulsel. Daarnaast was hij diep teleurgesteld over wat de toenmalige druktechnieken maakten van zijn harmonieus ingekleurde tekeningen. Ook het stripwereldje zelf sloot hem niet echt in de armen. Zijn werk is sfeervol en poëtisch, maar lijkt uit een andere (oudere) tijd te komen. Het gebrek aan populariteit zorgde ervoor dat Hassan en Kaddoer de enige klassieke helden van het weekblad zijn die uitgeverij Le Lombard nooit in album publiceerde. Ten onrechte, want intussen worden ze net door die aparte en onnavolgbare stijl van de grote kunstenaar Laudy, wel als klassieker erkend.