Kuifje-vignet Kwik en Flupke
de ketjes
gepresenteerd door David Steenhuyse

  Kwik en Flupke 5051

WEEKBLADGESCHIEDENIS
Eerste verschijning: 1947
Laatste verschijning: 1952
Auteur:
Hergé, Studios Hergé

Kwik en Flupke 5213
 
Na Kuifje en Jo, Jetje en Jokko hevelde Hergé ook nog Kwik en Flupke over van Le Petit Vingtième naar het weekblad. Dat gebeurde in 1947, maar Hergé hield er vijf jaar later al mee op. Toch is het na Kuifje zijn tweede langst lopende reeks.
De twee Brusselse ketjes Kwik (de lange zwarte, later ook Quick genoemd) en Flupke (de kleine blonde) zijn amper een jaar jonger dan Kuifje. De twee belhamels startten hun carrière in 1930 in de jeugdbijlage Le Petit Vingtième. De grappen zijn inwisselbaar met vele andere gagseries met jongeren die in de jaren zouden volgen zoals De Vrolijke Bengels of De Lustige Kapoentjes. Af en toe herken je effectief ook dezelfde grappen. Als de jongens al niet onvrijwillig de boel op stelten zetten, dan krijgen ze het wel aan de stok met het gezag: ouders (die zelden in beeld komen zoals in Charles M. Schulz' Peanuts), leraars en niet in het minst met Agent 17 die met de twee een klassieke haat-liefdeverhouding onderhouden. Zo'n stoute kindjes zijn Kwik en Flupke evenwel niet. Ze raken vaak per ongeluk in nesten. Wanneer je Kwik in de eerste prent van een gag ziet, dan weet je dat de huisraad eraan zal geloven, ook al zijn diens bedoelingen meestal respectabel. Alleen in Flupke vermoeden we dat hij op volwassen leeftijd zal uitgroeien tot een halve psychopaat... Hij kan behoorlijk agressief uit de hoek komen.
In latere verhaaltjes gaat Hergé vaker de absurde toer op. De jongetjes durven al eens het leven erbij in te schieten. Een gegeven dat ook in het Nederlandse Sjors en Sjimmie aannemelijk was. Voorts zijn er de obligate elementen die ons herinneren aan d'oude tijden toen er in de straten nog met zeepkistwagens werd gereden, een zondagskostuum bon ton was, een zebrapad iets nieuws was of een klapsigaar een goeie grap.
In 2011 gaf Casterman twee dikke integrales uit zonder de oerversies die enkel in het Frans verschenen en de nieuwe of hertekende gags die Johan De Moor in de jaren 1980 tekende en die een tekenfilmserie met 260 korte filmpjes van de twee Brusselse straatkinderen hielpen ondersteunen.