|
WEEKBLADGESCHIEDENIS
Eerste
verschijning: 1946
Laatste
verschijning:
1984
Tekenaar: Paul Cuvelier
Scenarist: Paul Cuvelier,
Greg, Jacques Acar, Jean Van Hamme |
|
|
26
september 1946. Het eerste nummer van Kuifje. Vier strips.
Vier tekenaars. Hergé kende iedereen. Edgar
P. Jacobs en Jacques Laudy hebben hun
strepen tijdens de oorlogsjaren verdiend in het weekblad Bravo.
De vierde was piepjong en onbekend. Paul Cuvelier,
22 jaar. Hij droomde ervan om schilder te worden en vroeg, met zijn
werk onder de arm, de grote Hergé om advies. Die laatste
was diep onder de indruk en besefte dat hij aan dit natuurtalent niets
meer kan leren. Vooral de aquarellen bij de verhalen van ene Corentin
Feldoë, een jonge Bretoen die de wijde wereld intrekt en wiens
avonturen Cuvelier heeft verzonnen om aan zijn jonge broers te vertellen
voor het slapengaan, fascineerden hem. Corentin werd op
voorspraak van Hergé een van de vaandeldragers van het nieuwe
weekblad. Hij leerde zijn onafscheidelijke vrienden Kim, de tijger
Moloch en de gorilla Beëlzebub kennen en verblijdde de lezers
van het blad 127 weken lang (enkel in 1948 sloeg Cuvelier eens een
weekje over) met prachtige avonturen in grote kaders vol sfeer en
beweging. Begin 1949 klonk de roep van de lezers om een western
in het blad steeds luider. Uitgever Raymond Leblanc
kwam terecht bij Cuvelier, die een enorme fascinatie voor paarden
had en dus geïnteresseerd was. In enkele weken schreef hij
een knap scenario en hij dropte een kleinzoon van zijn Corentin,
met dezelfde naam, zowat vijftig jaar later in de Far West.
En dan werd het pad van Corentin heel grillig. Ook Cuvelier had
(net als die andere kunstenaar Laudy) een haat-liefdeverhouding
met de strip. Ondanks zijn populariteit bij de lezers en het respect
van zijn collega's had hij een manifest gebrek aan zelfvertrouwen.
Maar vooral: hij wilde tekenen en schilderen. Hij was een echte bohémien
die zich niet in een keurslijf liet dwingen. Zowat om de tien jaar
volgde er nog een verhaal van Corentin, terug in een Oosterse
setting, met de hulp van onder meer Greg (De
Magische Dolk in 1958) en Jacques Acar (De
Vloek van de Cobra in 1967). Op het eind van de jaren 1960
leerde Cuvelier Jean Van Hamme kennen. Samen maakten
ze (na het erotische Epoxy dat niet in Kuifje
verscheen) nog twee verhalen, De Prins van de Woestijn
en Het Rijk van het Zwarte Water. Nadien keerde Cuvelier
de stripwereld definitief de rug toe. Een laatste scenario van Van
Hamme verscheen nog als tekstverhaal in een Kuifje Pocket
(dat in 2016 alsnog werd verstript door Cuvelier-bewonderaar Christophe
Simon) en ook Jacques Martin bleef met
een ongebruikt scenario zitten dat hij uiteindelijk zal verwerken
tot het Alex-verhaal De Prooien van de Vulkaan.
De populariteit van Corentin bleef echter onaangeroerd en de eerste
vier verhalen werden integraal opnieuw gepubliceerd in het weekblad
op het eind van de jaren 1970 en het begin van de jaren 1980. Paul
Cuvelier maakte het nog nauwelijks mee. In 1978 was hij als jongste
van de vier musketiers de eerste die stierf. Hij werd amper 54
jaar. |
|