|
WEEKBLADGESCHIEDENIS
Eerste
verschijning: 1946
Laatste
verschijning:
1990
Tekenaar: Edgar P. Jacobs,
Bob De Moor
Scenarist: Edgar P.
Jacobs |
|
|
Om
het eerste nummer van het weekblad te kunnen vullen, zochten Hergé
en zijn rechterhand Jacques Van Melkebeke (de eerste
hoofdredacteur van het blad) het niet te ver. Sinds januari 1944
was Edgar P. Jacobs een waardevolle medewerker
voor de reeks Kuifje. Hij had gevoel voor kleur, decor,
kostumering en ook als co-scenarist stond hij zijn mannetje. Voor
het eerste nummer verleende hij uiteraard zijn medewerking aan de
cover en de dubbelpagina van het Kuifje-avontuur De
Zonnetempel en hij illustreerde de tekstverhalen Planeten
Voeren Oorlog (beter bekend als The War of the Worlds
van H. G. Wells) en De Hond van de Koningin
en het Paard van den Koning. Bovendien stond ook de eerste
plaat van Het Geheim van den Zwaardvisch op de laatste
pagina van het nummer. Daarop stonden niet eens de twee hoofdfiguren,
maar al wel hun beider aartsvijand Olrik. Voor de hoofdpersonages
professor Philip Mortimer en kapitein Francis Blake baseerde Jacobs
zich op respectievelijk zijn goede vriend Jacques Laudy
(die al model stond voor Lord Calder in Jacobs' vorige stripverhaal
De "U"-Straal) en Jacques Van Melkebeke die tevens
het verhaal uit de startblokken hielp als co-scenarist en inkter.
Voor de gentleman-schurk Olrik nam Jacobs zichzelf als voorbeeld.
Voor de andere slechterik Dagon koos hij zijn oude schoolrivaal
Henri Quittelier als gezicht. Jaren later huwde
Jacobs met de ex-verloofde van Quittelier.
Jacobs presenteerde een doemdenkscenario met een Derde Wereldoorlog,
de overwinning van de As-mogendheden, een beetje sciencefiction,
een geweldige uitvinding (het straalvliegtuig de Zwaardvis van Mortimer),
een concrete dreiging en heel wat ernst. Hergé wilde een
moderne reeks in zijn blad... wel, hij kreeg ze! Jacobs wilde nochtans
eerst een historische, middeleeuwse reeks maken, Roland le Hardi,
met een ridder, een slechterik en een knappe dame, om na De
"U"-Straal niet weer een space opera te hoeven maken
naar het voorbeeld van Flash Gordon, maar artistiek directeur
Hergé wierp op dat er met Paul Cuveliers
Corentin en Laudy's De Legende der Vier Heemskinderen
al twee andere historisch gesitueerde verhalen in Kuifje
zouden staan. Het vrouwelijke hoofdpersonage zou bovendien ook voor
problemen kunnen zorgen met de katholieke achterban die een lucratieve
afnemer als abonnee betekende.
Na slechts enkele weken was het o zo Britse duo al uitgegroeid tot
een te duchten concurrent voor de rosse reporter. Kuifje stak bleek
af tegen de twee helden die de wereld aan het redden waren. Jacobs
wilde ondertussen erkenning voor zijn werk aan de reeks Kuifje
en wilde aan zijn contract met Hergé sleutelen. Mee op de
cover vernoemd staan bijvoorbeeld, maar dat duldde Hergé
niet. Vanaf januari 1947 hield de samenwerking op. Beide heren bleven
bevriend, maar op professioneel gebied waren ze elkaars rivalen.
Zo ging Hergé in 1950 bij uitgever Raymond Leblanc
klagen omdat hij Het Geheim van de Zwaardvis als
album uitgaf wat volgens Hergé niet van loyaliteit getuigde
en het was een rechtstreekse concurrent voor de albumverkoop van
zijn eigen Kuifjes die bij Casterman verschenen.
Dat album van Blake en Mortimer was trouwens het eerste
dat Le Lombard uitgaf, toen nog in de Lombard
Collectie met de beste verhalen uit het weekblad. Er raakten
tienduizend exemplaren verkocht, in die tijd een uitstekend resultaat.
Hergé liet het niet na om kritiek te leveren op de donkere
sfeer en op details in Blake en Mortimer of zelfs over
te gaan tot censuur (bijvoorbeeld door een te grimmig covervoorstel
voor Het Gele Teken te weigeren). In zowat elk nieuw verhaal
hield Jacobs daarmee rekening door voor een andere setting en een
ander soort avontuur te kiezen. Maar er was altijd wel wat.
Het
Geheim van de Zwaardvis was een avontuur met veel machtsvertoon
en technologische hoogstandjes. In het tweede verhaal, Het Mysterie
van de Grote Piramide, veranderde Jacobs het geweer van schouder
en speelde historische- en fantasytoetsen uit. Het Gele Teken,
Het Raadsel van Atlantis en De Valstrik presenteerden
dan weer pure sf-elementen. En de jonge lezertjes van Kuifje
smulden ervan. Volgens de overlevering dook het bekende gele teken
overal in krijt op muren en speelpleinen op terwijl er al eens een
"Bij Horus, laat af!!!" te horen viel.
Het perfectionisme dat Jacobs voor de dag legde, kende zijn tol.
Hij had almaar meer tijd nodig om zijn verhalen uit te werken. De
afwezigheid tussen twee avonturen duurde van enkele maanden tot
enkele jaren voor latere verhalen. Maar elke comeback was meteen
een evenement. Begin jaren 1970 publiceerde hij de eerste 44 pagina's
van De 3 Formules van Professor Sato en hij beloofde snel
het vervolg. Maar dat vervolg bleef uit. Hij overleed in 1987. Jacques
Martin werd gepolst om het vervolg te tekenen. Na diens
weigering nam Bob De Moor de ondankbare taak op
zich. Het verscheen in 1989 alsnog in het weekblad Kuifje.
In tegenstelling tot Hergé gaf Jacobs te kennen dat zijn
personages wel door anderen mocht verdergezet worden. Dat gebeurde
pas in 1996, vooreerst door Ted Benoit en Jean
Van Hamme. Sindsdien ging de verkoop van de oude verhalen
dankzij het succes van de nieuwe torenhoog de lucht in.
|
|