Kuifje-vignet Kuifje
de vedette
gepresenteerd door David Steenhuyse

  Kuifje 4601

WEEKBLADGESCHIEDENIS
Eerste verschijning: 1946
Laatste verschijning: 1991
Auteur:
Hergé, Studios Hergé

Kuifje 5214

Kuifje 9113
 
Ere wie ere toekomt. Zonder titelheld Kuifje van Hergé was er gewoon geen sprake van een stripweekblad. Zijn stripreeks verscheen al van 1929 tot 1940 in Le Petit Vingtième, de wekelijkse jeugdbijlage van de Franstalige krant Le Vingtième Siècle. Tijdens de Duitse bezetting werd de krant opgedoekt en stapte Hergé over naar Le Soir, een krant waar de nazi's de controle over genomen hadden en wat van elke medewerker pro forma een collaborateur maakte. Het berokkende Hergé na de oorlog heel wat last, waaronder een publicatieverbod. Bij uitgeverij Dupuis, aan wie Hergé in oktober 1945 Kuifje aanbood, was hij niet welkom. De stripreeks Kuifje zou dus niet in het weekblad Robbedoes, de grote concurrent van het weekblad Kuifje, opgenomen worden.
Maar Kuifje, die voorheen ook publicaties kende in Vlaamse (Het Laatste Nieuws), Franse en Zwitserse kranten en al een behoorlijk succes kende als albumreeks, bleef een interessante en bekende stripreeks. Dat zag ook de in Ieper geboren André Sinave in, een typisch Belgisch 'product' van een Waalse moeder en een Vlaamse vader. De voormalige verzetsman richtte met Albert Debaty een eigen uitgeverij op in de Lombardstraat in Brussel. Hun boekhouding vertrouwden ze toe aan een derde partner: Raymond Leblanc. Een van de vele ideeën van Sinave was een modernisering van de formule van Le Petit Vingtième, een weekblad voor kinderen met Kuifje als vedette. Debaty en Leblanc waren aanvankelijk sceptisch.
De ontstaansgeschiedenis gaat nog verder over het vinden van papier, de benodigde fondsen en — niet onbelangrijk — het overtuigen van Hergé om een weekblad naar zijn held te vernoemen en er ook zijn medewerking voor te vragen. Uiteindelijk werd Leblanc de grote man achter het project en zag ook uitgeverij Le Lombard het licht op 8 augustus 1946. Anderhalve maand later rolde het eerste nummer van het weekblad Kuifje van de persen in zowel het Frans (40.000 exemplaren) als het Nederlands (20.000 exemplaren). Het bestond uit twaalf pagina's waarvan slechts vier (en de cover) gevuld met strips. Van Kuifje startte het nieuwe verhaal, De Zonnetempel, in fantastisch mooie kleuren op de dubbele middenpagina van het nummer. De avonturen volgden elkaar op terwijl Kuifje duidelijk het gezicht was van het blad en Hergé zijn stempel op het blad drukte. Kuifje illustreerde diverse rubrieken en sierde de covers voor de obligate Kerst-, Nieuwjaars-, Paas- en jubileumnummers. Voor de organisatie van grote wedstrijden was hij ook telkens van de partij.
Gaandeweg werd de pauze tussen de vervolgverhalen steeds groter. Hoewel de vraag naar meer Kuifje-verhalen aanwezig bleef, kregen heel wat andere reeksen bij de abonnees en de lezers veel bijval. In die mate zelfs dat Kuifje in diverse opiniepeilingen lang niet meer de nummer 1 van de lezers was. Hertekende herplaatsingen van oude verhalen boden soelaas, maar na Kuifje in Tibet (1958-1959) werd het oponthoud tussen nieuwe avonturen nog veel groter. Hergé perste er nog slechts drie verhalen uit en het onvoltooide Kuifje en de Alfakunst. Hij overleed in 1983.
Het weekblad overleefde de medeoprichter, maar met de catalogus van populaire reeksen die in het blad geboren werden, kon het nog wel verder. Het veranderde klimaat voor (strip)bladen was echter niet hoopgevend. De verkoop slonk zienderogen en de erfgenamen hadden andere plannen met de naam. De Nederlandstalige versie mocht blijven verschijnen onder de naam Kuifje, maar Tintin hield in 1988 op te bestaan. Bij dezelfde uitgever startte het ambitieuze (en geldverslindende) Tintin Reporter waar na enkele maanden de stekker werd uitgetrokken. Tintin ging verder als Hello Bédé tot het samen met Kuifje in 1993 voorgoed van de markt verdween.