|
WEEKBLADGESCHIEDENIS
Eerste
verschijning: 1946
Laatste
verschijning:
1991
Auteur: Hergé, Studios Hergé |
|
|
Ere
wie ere toekomt. Zonder titelheld Kuifje van Hergé
was er gewoon geen sprake van een stripweekblad. Zijn stripreeks
verscheen al van 1929 tot 1940 in Le Petit Vingtième,
de wekelijkse jeugdbijlage van de Franstalige krant Le Vingtième
Siècle. Tijdens de Duitse bezetting werd de krant opgedoekt
en stapte Hergé over naar Le Soir, een krant waar
de nazi's de controle over genomen hadden en wat van elke medewerker
pro forma een collaborateur maakte. Het berokkende Hergé
na de oorlog heel wat last, waaronder een publicatieverbod. Bij
uitgeverij Dupuis, aan wie Hergé in oktober
1945 Kuifje aanbood, was hij niet welkom. De stripreeks
Kuifje zou dus niet in het weekblad Robbedoes,
de grote concurrent van het weekblad Kuifje, opgenomen
worden.
Maar Kuifje, die voorheen ook publicaties kende in Vlaamse
(Het Laatste Nieuws), Franse en Zwitserse kranten en al
een behoorlijk succes kende als albumreeks, bleef een interessante
en bekende stripreeks. Dat zag ook de in Ieper geboren André
Sinave in, een typisch Belgisch 'product' van een Waalse
moeder en een Vlaamse vader. De voormalige verzetsman richtte met
Albert Debaty een eigen uitgeverij op in de Lombardstraat
in Brussel. Hun boekhouding vertrouwden ze toe aan een derde partner:
Raymond Leblanc. Een van de vele ideeën van
Sinave was een modernisering van de formule van Le Petit Vingtième,
een weekblad voor kinderen met Kuifje als vedette. Debaty en Leblanc
waren aanvankelijk sceptisch.
De ontstaansgeschiedenis gaat nog verder over het vinden van papier,
de benodigde fondsen en — niet onbelangrijk — het overtuigen
van Hergé om een weekblad naar zijn held te vernoemen en
er ook zijn medewerking voor te vragen. Uiteindelijk werd Leblanc
de grote man achter het project en zag ook uitgeverij Le
Lombard het licht op 8 augustus 1946. Anderhalve maand
later rolde het eerste nummer van het weekblad Kuifje van
de persen in zowel het Frans (40.000 exemplaren) als het Nederlands
(20.000 exemplaren). Het bestond uit twaalf pagina's waarvan slechts
vier (en de cover) gevuld met strips. Van Kuifje startte
het nieuwe verhaal, De Zonnetempel, in fantastisch mooie
kleuren op de dubbele middenpagina van het nummer. De avonturen
volgden elkaar op terwijl Kuifje duidelijk het gezicht was van het
blad en Hergé zijn stempel op het blad drukte. Kuifje illustreerde
diverse rubrieken en sierde de covers voor de obligate Kerst-, Nieuwjaars-,
Paas- en jubileumnummers. Voor de organisatie van grote wedstrijden
was hij ook telkens van de partij.
Gaandeweg werd de pauze tussen de vervolgverhalen steeds groter.
Hoewel de vraag naar meer Kuifje-verhalen aanwezig bleef,
kregen heel wat andere reeksen bij de abonnees en de lezers veel
bijval. In die mate zelfs dat Kuifje in diverse opiniepeilingen
lang niet meer de nummer 1 van de lezers was. Hertekende herplaatsingen
van oude verhalen boden soelaas, maar na Kuifje in Tibet
(1958-1959) werd het oponthoud tussen nieuwe avonturen nog veel
groter. Hergé perste er nog slechts drie verhalen uit en
het onvoltooide Kuifje en de Alfakunst. Hij overleed in
1983.
Het weekblad overleefde de medeoprichter, maar met de catalogus
van populaire reeksen die in het blad geboren werden, kon het nog
wel verder. Het veranderde klimaat voor (strip)bladen was echter
niet hoopgevend. De verkoop slonk zienderogen en de erfgenamen hadden
andere plannen met de naam. De Nederlandstalige versie mocht blijven
verschijnen onder de naam Kuifje, maar Tintin
hield in 1988 op te bestaan. Bij dezelfde uitgever startte het ambitieuze
(en geldverslindende) Tintin Reporter waar na enkele maanden
de stekker werd uitgetrokken. Tintin ging verder als Hello
Bédé tot het samen met Kuifje in 1993
voorgoed van de markt verdween. |
|