|
|
Piet
Pienter en Bert Bibber 9: Buldaarse Rhapsodie door Pom
op nummer 1280
Piet en Bert besluiten dat het tijd is om
nog eens vakantie te nemen. De bestemming wordt Buldarije.
Met een loterijbriefje wint Bert een nieuwe auto. Zij
zullen dus met deze auto naar Buldarije rijden. Bij
wapenfabrikant Isaak Boemm worden plannen voor een ultrageheim
wapen gestolen. De dief verbergt de plannen in de wagen
van Piet en Bert. Zo worden zij over de grens gesmokkeld
tot in Buldarije. Daar lopen Piet en Bert in een valstrik.
Opnieuw een avonturenverhaal uit de stevige Vlaamse
kluit met talloze grappen. |
|
|
|
|
|
Guust
12/15: De Flaterbende door André
Franquin
Dupuis (1974, 2009, SC)
Als Guust gesommeerd wordt om rommel in een kast
op te bergen, kantelt hij die op de grond en gebruikt
een schop om de kast te vullen. Als een zwaarverkouden
Guust zijn neus snuit, duikt er een dolverliefde
olifant op. Als hij de uitgever van Dupuis zo
ver krijgt een monorail te installeren, dan is
Pruimpit daar binnen de kortste keren het slachtoffer
van. Ook met Vondelaar heeft Guust het weer meermaals
aan de stok. Tekenaar Krasser levert een uitputtingsslag
met Guusts kat om een gom. Uitvindingen van Guust
zijn onder meer een aquariumcomplex voor zijn
goudvis, het gastronimisch weinig aanlokkelijke
gerecht stokvis met aardbeien, pedaalemmertennis
(André Franquin hoeft nog maar naar een
pedaalemmer te kijken of er stromen diverse grappen
door naar Guust) en een gazomobiel op benzine...
Moeten we echt alle gags opsommen?
Aantal
genomineerde albums van André Franquin:
31/2296
|
|
|
|
In
hetzelfde jaar 1974 waarin André Franquin
de Grote Prijs van de stad Angoulême won
(meteen de eerste editie van het festival),
kwamen drie albums uit. Naast De Flaterbende
waren dat het speciale Guust R4: Heet van
de Flater (met gags en vooral redactionele
teksten) en Robbedoes en Kwabbernoot 24:
Tembo Taboe. Dit album verscheen na vier
Robbedoes-albums vanJean-Claude Fournier.
Het album is aangevuld met Marsupilami-gags
die in de voorafgaande jaren verschenen. |
|
|
In
1975 verklaarde Hergé aan de jonge interviewer
Numa Sadoul in het interviewboek Tintin
et Moi dat hij zich maar een armzalig tekenaar
voelt in vergelijking met André Franquin,
"een groot artiest". |
|
|
|
|
|
|