Zes maanden na de lopende voorpublicatie in het weekblad Kuifje werden de lezers op 7 september 1950 met een kluitje in het riet gestuurd. Het eerste deel zat erop. Pas op 18 april 1951 schreef Hergé in een brief naar de lezers dat zijn artsen de tekenaar hebben opgedragen enkele maanden volstrekte rust te nemen. In een persoonlijke brief naar een correspondent was de kwaal meer uitgesproken: een zenuwinzinking. 1951 bleef verstoken van nieuwe platen van Mannen op de Maan. Op 2 april 1952 kondigde het weekblad de hervatting aan van het ruimteavontuur waarna het op 9 april opnieuw van start ging. Tijdens de achttien maanden onderbreking ging Hergé onder andere kamperen met zijn vriend Marcel Dehaye. Hij herbeleefde er zijn padvinderstochten uit zijn jeugd. Vervolgens vertrok hij naar Zwitserland waar hij regelmatig ging vissen in het Meer van Genève. Koning Leopold III, die er voorlopig in ballingschap leefde, vergezelde Hergé enkele keren. Er ontstond een warme vriendschap tussen de twee grootheden.

Op 25 maart 1953, ruim zestien jaar vóór de astronaut Neil Armstrong zette Kuifje voet op de maan. Kuifjes historische woorden luiden: "Ik ben er!... Ik heb 'n paar stappen gedaan!... Ongetwijfeld voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid LOOPT ER EEN MENS OP DE MAAN!". En effectief in 1969 begroette het Belgische stripteam Neil Armstrong en de bemanning van de Apollo XI op het maanoppervlak. Deze speciale illustratie van Hergé droeg hij op aan Armstrong met de woorden: "By believing in his dreams, man turns them into reality".