Philémon 5: Wie Verre Reizen Doet... door Fred op nummer 667
In het verlengde van De Drenkeling van de A wordt er in het al even absurde Wie Verre Reizen Doet... rondgereisd. De oom van Philémon heeft een nieuwe manier gevonden om terug te keren naar het eiland met de vorm van de letter A (die onderdeel uitmaakt van "Atlantische Oceaan" dat je op wereldkaarten aantreft). De poging mislukt, enkel Philémons vader slaagt erin om via een bizarre doorgang terug te keren.
 

Guust R1 / 2: Flaterfestijn door André Franquin / Jidéhem + André Franquin
Dupuis (1970, 2009, SC+HC)

De reeks rond de latex Guust zijn steengoeie jokes die alvast bij Kwabbernoot de grootste ergernissen ontlokken en de grootste angsten losweken, maar ook op een sadistische manier Guust Flater aan het werk zetten. Andere goeie vondsten zijn er omtrent Guusts kapsel, een rubberen stoel, een deur met ongelukkig bevestigde springveren, een egel en een koe op de redactie. Nog geen Flaterfoon of andere memorabele uitvindingen, maar de kiem is er al. Robbedoes-lezers van het eerste, tweede en misschien ook derde uur hebben ontegensprekelijk een voetje voor om de gagreeks naar waarde te schatten. Aan nieuwere lezers is het moeilijk uit te leggen wat het stripweekblad Robbedoes is, zij missen de achtergrond. Zij vragen zich misschien ook af hoe het komt dat Guust überhaupt werk heeft en ervoor betaald wordt.

Aantal genomineerde albums van André Franquin: 31/2296
Aantal genomineerde albums van Jidéhem: 5/2296

Aanvankelijk, in 1957, was er nooit sprake van dat Guust in stripgags zou optreden. De opzet was een figuur te maken die doelloos rondzwerft op de redactionele pagina's van Robbedoes en ze opvrolijkt met zijn gestuntel. Pas later verschenen er gags, bescheiden op twee bandjes onderaan de pagina. Hoofdredacteur Yvan Delporte bepaalde het karakter van het personage en doopte hem Gaston naar een oude kennis die steeds flaters beging. André Franquin, die het in 1957 al druk genoeg had met Robbedoes en Kwabbernoot, Ton en Tineke en wekelijkse illustraties voor de cover en andere pagina's van het weekblad, wilde geeneens een nieuwe reeks opstarten. De bedoeling was dat Jidéhem, die toen aan de reeks Robbedoes en Kwabbernoot meewerkte, Guust Flater (of kortweg Guust zoals de reeks heet) zou overnemen. In de eerste afleveringen tekende Jidéhem de decors en inktte de personages. Vandaar de strakkere lijnvoering. Franquin zag in dat Jidéhem perfect de decors tekende, maar nooit het personage zou beheersen. Bovendien bedacht hij nooit een gag. Hierdoor besliste Franquin om toch maar zelf door te gaan met Guust. Jidéhem hielp wel mee aan de gagserie tot in 1968.
 
Guusts hoofd is gebaseerd op Snuffy Smith uit een Amerikaanse gagstrip die André Franquin leerde kennen tijdens zijn verblijf in de VS met Will, Jijé en Morris. In een Mexicaanse krant merkte hij een stripje op over een figuurtje dat te lui is om te werken en steeds een sigaret in zijn mondhoek heeft bengelen. Franquin gaf toe dat Guust Flater een mengeling is van de twee. Guusts creatieve brein sproot voort uit de figuren Ton en Felix (uit Ton en Tineke) die in 1955 het levenslicht zag in Kuifje. Meneer De Mesmaeker, de man met de contracten, maaket zijn eerste opwachting in gag 109. De Mesmaeker is de familienaam van Jidéhem. Het in woede uitbarstende figuurtje was al getekend toen Jidéhem opmerkte dat hij lijkt op zijn vader.
 


© De Stripspeciaalzaak 2010