“Dat volstaat, Ishtar, ik neem het nu wel over!”

 

 

Een trip in de hel

Indigo Magiste heeft als kind duidelijk nooit goed opgelet toen haar blinde vader haar sprookjes vertelde. Wellicht zag de brave man niet hoe zijn dochtertjelief verveeld geeuwde bij zijn beschrijvingen van oude lelijke heksen met clichématig kromme neuzen, ontsierd door welig tierende wratten. Eigen schuld dikke bult dat ze dan ook door het volgen van de raad van zo’n toverkol — uiteraard Demoniah in vermomming — in de hel terechtkomt. Met "hel" bedoelen we niet de spreekwoordelijke hel, maar de echte, onvervalste hel. En wie mag de kastanjes weeral uit het (helle)vuur halen? Juist ja, Johan, de brave ziel voor wie er niets anders op zit dan "af te dalen ter helle", zoals men dat zo archaïsch zegt in de katholieke geloofsbelijdenis.

Johan dacht nog wel dat hij eens op zijn gemak zou kunnen genieten van het mooie Waalse dorpje Wéris, waar hij net was aanbeland. Alhoewel, één toeristische attractie krijgt hij wel te zien: de Witte Menhir, ook gekend als Pierre Haina. Voor de rest van het album zit er voor Johan niets anders op dan onder de grond op zoek te gaan naar Indigo.

Door af te dalen in de hel plaatst Johan zijn gelaarsde voeten in de sporen van illustere voorgangers zoals de Griekse helden Hercules, Orpheus en de stamvader van Rome, Aeneas. Net zoals zijn collega’s moet ook Johan een muntstuk betalen aan veerman Charon om de tocht over de Styx, de rivier van de onderwereld te mogen aanvatten.

Eenmaal de overkant van de Styx bereikt, barst de hel pas echt los en lijkt het alsof Claus D. Scholz en Martin Lodewijk zwaar aan de zwam gesnoven hebben die Indigo aan het begin van dit album zocht om haar doodzieke vader te genezen. Claus kan zijn fantasie de vrije loop laten gaan bij het tekenen van de meest afzichtelijke monsters die de hel bevolken en wellicht liet hij zich hierbij ook inspireren door schilders als Jheronimus Bosch (1450-1516).

Toch was Bosch zeker niet de enige middeleeuwse schilder die een hels genoegen beleefde bij het afbeelden van de trawanten van Satan. Op taferelen waar we het Laatste Oordeel zien, konden artiesten hun duistere fantasieën de vrije loop geven, wat resulteerde in wanstaltige gedrochten die we bijvoorbeeld ook zien in de manga Berserk van wijlen Kentaro Miura. Geloof het of niet, maar er bestaat zelfs een heuse Dictionnaire infernal (1818), het opus magnum van Jacques Collin de Plancy (1793-1881) waarin alle wezens van de hel met naam en toenaam beschreven worden. In de druk van 1863 worden ze voorzien van weergaloze illustraties door Louis Le Breton (1818-1866). Helaas vinden we hier amper een spoor van in De Rode Ridder. De hel van Claus en Lodewijk is een zooitje van allerlei mythologische hellen, waar grotesk geharnaste Shrek-achtige demonen de boventoon voeren. Een leuke vondst is echter Vergiel, een duidelijke verwijzing naar de Romeinse auteur Vergilius (70-19 voor Christus), de gids in de onderwereld in de Divina Commedia van Dante Alighieri (1265-1321).

Met de hulp van zijn eigen Vergiel(ius) kan Johan dan toch de weg vinden naar Indigo. Eerst moet hij het echter opnemen tegen de reuzin Modgudur. In de Noorse mythologie is zij de vrouwelijke bewaakster van de brug over de rivier Gjöll, waardoor de levenden van de doden gescheiden worden. Het wekt wellicht geen verbazing dat Johan erin slaagt Modgudur te verslaan, maar door een lepe truc moet hij toch het onderspit delven. Al bij al komt dat onze held goed uit, want Modgudur brengt hem tot bij Indigo. Net als Amargith in In de Witte Hel (deel 116, 1986), het album dat bij vele fans van De Rode Ridder ‘warme’ herinneringen oproept, is Indigo door Demoniah opgesloten in een ijsgevangenis. Er zijn trouwens wel meer opvallende gelijkenissen tussen album 116 en dit deel 216, waar we hier niet dieper op ingaan omdat we ons moeten focussen op Johan die door een overmacht aan demonen dreigt overweldigd te worden.

En wie komt daar op het juiste moment als een deus ex machina? Galaxa! Het ontvoeren en opsluiten van Indigo blijkt een gemeen plan van Demoniah te zijn om Galaxa in de onderwereld te krijgen. Hier kan de Fee van het Licht haar krachten namelijk niet gebruiken. In De Schemerzone (deel 112, 1985) gingen beide dames elkaar met de blote vuist te lijf, maar hier laten ze met blote benen de zwaarden kletteren. Zelfs Modgudur kiest nu de kant van Johan en samen met Indigo, die ondertussen door Galaxa bevrijd werd, nemen ze het op tegen de kansloze demonen. Demoniah kiest het hazenpad, of moeten we zeggen "vleermuizenpad" en fladdert naar een volgende avontuur. Haar demonen zijn tot het laatste wezen verpulverd. Pff... demonen zijn ook niet meer wat ze geweest zijn!

BERT GEVAERT

 



In 2010 gaf Standaard Uitgeverij een trilogie met linnen rug en binnenwerk in zwart-wit met de verhalen Modgudur (deel 216), De Man zonder Verleden (deel 217) en Doodbrenger (218). Oplage: 350 genummerde exemplaren.



In 2021 gaf Standaard Uitgeverij in samenwerking met Professor Barabas en Stribbel Strips een luxetrilogie uit met linnen rug met Modgudur (deel 216), De Man zonder Verleden (deel 217) en Doodbrenger (deel 218). Bij elk van de slechts 90 exemplaren hoort een originele plaat van een van de gebundelde verhalen in zwart-wit.

 

 
  © Stripspeciaalzaak.be, 2022-2023