De Rode Ridder redt met brandende pijlen de jonge schapenhoedster Maryse van een roedel bloeddorstige wolven. Hij vertelt haar dat hij de nabijgelegen vervallen Walburgis-abdij wil bezoeken omdat daar vreemde geruchten over bestaan. Maryse vertelt dat er naar verluidt een duivelsaanbidder levend werd ingemetseld en dat zijn geest daar nog rondwaart. Ze durft niet met Johan meegaan naar de abdij, dus gaat onze dappere held er alleen naartoe.
Vlak bij de abdij ziet Johan een vreemde optocht van geestelijken die naar een verwilderd kerkhof in de buurt van de abdij gaan. Ze laten een doodskist in een crypte glijden. De nieuwsgierige Johan dringt de crypte binnen en ziet dat de doodskist vol met geld, goud en juwelen zit. De monniken merken hem op. Ze blijken allemaal een zwaard onder hun habijt te dragen en vallen Johan aan, tot de abt van de abdij verschijnt en het gevecht doet stoppen. Hij verklaart aan Johan dat de doodskisten vol kostbaarheden uit milde giften bestaan, die de monniken bij rijke edelen inzamelen. Tijdens hun gesprek brengt de abt Johan op de hoogte over de vileine Obscurant, die eeuwen geleden levend werd ingemetseld in een crypte. De muur van die crypte begint echter barsten te vertonen.
De Rode Ridder maakt kennis met een grappig trio: de monniken Guibertus, Perpettuus en Savinus. Hun aanwezigheid zorgt voor een lichtere toon doorheen de sinistere gebeurtenissen in dit verhaal.
Die nacht ontstaat er een bres in de muur van de crypte van de Obscurant. Er komt een zwavelrook uit, waardoor iedereen van deze ruimte moet wegvluchten. Bovendien komt Johan erachter dat de geestelijken — op de abt en het trio na — eigenlijk rovers zijn, die wachten op de komst van de Obscurant om onder zijn leiding de uitverkoren volgelingen te worden.
Johan wordt ontdekt en vastgebonden. Hij is getuige van de intrede van de Obscurant. Spoedig komt de aap uit de mouw, in casu Bahaal, die is opgeroepen door de Obscurant. Het begint druk te worden, want ook de herderin verschijnt op het toneel en bevrijdt Johan. Of toch niet: het blijkt Galaxa te zijn die de gedaante van de herderin aangenomen had, zodat Bahaal haar aanwezigheid in de abdij niet zou opmerken.
Bahaal en Galaxa houden elkaars macht aan banden, en dus is het aan Johan en de Obscurant om het pleit te beslechten. De Obscurant wil ontvluchten, maar het olijke trio broeders brengt hem op ludieke wijze tot staan. Zijn lichaam gaat in rook op. Bahaal is inmiddels verdwenen. De roversbende vlucht de abdij uit, maar wordt uitgeschakeld door de wolven, die Galaxa had opgeroepen.
Er volgt een omhelzing van Johan en Galaxa. Johan spreekt accurate woorden: “Galaxa! Hoe moet het nu verder met ons?” Galaxa antwoordt dat hun afscheid van korte duur zal zijn. Daar moet Johan het mee stellen, want ze is alweer opgelost in het gouden schijnsel van de naderende dageraad. En Galaxa heeft niet gelogen, want twee albums later staat ze Johan weer bij.
MARTIN HOFMAN |