“Al te lang duurde onze scheiding, Johan, maar ik was altijd in gedachten bij jou!”

 

 

Barst

Ooit was hij een dolende ridder, maar sinds De Heren van Rode (deel 131, 1989) heeft Johan een vaste uitvalsbasis gevonden in het kasteel van Horst. Daar wordt hij omringd door suffe figuren als Hugo Pynnock en kapitein Victor die soms voor een komische noot zorgen. Meestal gebeurt er iets vreemds in de omgeving waardoor Johan alweer op pad moet, maar tegen het einde van verhaal is alles terug peis en vree en keert hij terug naar zijn bedstede in Horst. De pantoffeltjes staan bij wijze van spreken al klaar en hij kan de rest van de avond bij de haard gaan doorbrengen, mijmerend over zijn roemrijke verleden met zijn nieuwe vrienden. Johan zit nu opgescheept met een vast decor en veel te veel bijfiguren die het verhaal meer hinderen dan het vooruithelpen.

Karel Biddeloo vond met Horst een nieuwe insteek voor de reeks die hij al sinds 1968 onder zijn hoede heeft, en waarvan dit album ongeveer het honderdste is dat hij zelf tekent en schrijft. Vroeger was hij elk weekend in het cowboydorp El Paso terug te vinden, maar na een ongeval dat hem half blind maakt aan één oog, ruilde hij die hobby in voor het gezelschap van de Pynnock-ridders, een re-enactmentgroep  met standplaats in Horst. Dat levert zoveel inspiratie op dat Johan pas in album 151 (Mysterie op Ararat, 1994) Horst weer verlaat om opnieuw de dolende ridder van weleer te worden.

Ik groeide op met de oude zwart-witalbums en de verhalen in de krant. De enge duivels uit De Vervloekte Stad (deel 100, 1982) behoren tot mijn vroegste herinneringen. Van zodra ik over enig zakgeld beschikte, reserveerde ik elke drie maanden een bedrag (30 Belgische frank voor een zwart-witalbum) voor de nieuwe De Rode Ridder die klaar stond op de toog van de Mikado, een tabakszaak/krantenwinkel in het West-Vlaamse dorp waar ik opgroeide. Likkebaardend verslond ik sommige scènes uit de eerste kleurenalbums zoals In De witte Hel (deel 116, 1986 — kenners weten waarover ik het heb).

De Horst-periode, waartoe ook Prins der Duisternis behoort, kon mij echter niet meer bekoren. Kleine jongetjes worden groot. Wanneer dit album in 1992 verschijnt, heb ik de reeks voor een groot stuk achter mij gelaten. Ik volg de voorpublicatie van de verhalen nog steeds in De Standaard, maar hun oorspronkelijke aantrekkingskracht hebben ze verloren. Andere reeksen, zoals Bakelandt, beginnen mijn aandacht te trekken. Bakelandt is eveneens een historische strip, maar het plot is wat complexer dan de gemiddelde De Rode Ridder en auteur Hec Leemans kijkt niet op een blote tiet meer of minder, terwijl Biddeloo vanuit de uitgeverij steeds teruggefloten wordt wanneer hij zelfs maar te grote boobies afbeeldt. Als zestienjarige heb ik ook ontdekt dat niet alleen krantenwinkels en supermarkten strips verkopen, maar dat er ook zoiets bestaat als een stripspeciaalzaak. Met het toenmalige Willy’s wereld in Roeselare bijvoorbeeld ging toen eindelijk een nieuwe wereld voor me open. Hardcovers met vertalingen van Franse fantasyverhalen en een toch wat steviger verhaal dan de gemiddelde De Rode Ridder begonnen mijn aandacht (en de inhoud van mijn portemonnee) op te eisen. De nieuwe zilvergrijze albums van wat eens mijn favoriete reeks was, liet ik nu links liggen.

Ik besef wel dat ik geen haar beter ben dan de oudere lezers die de allereerste zwart-witalbums rond koning Arthur (geschreven door Willy Vandersteen himself) beter vonden dan wat Biddeloo later met de reeks deed. Blijkbaar vindt iedereen de albums uit zijn jeugd de allerbeste, al wat erna kwam is uiteraard dikke brol! Er moeten dus ook ook lezers — jonger dan ik — te vinden zijn die de Horst-periode een topper vinden, en misschien pas afhaakten toen Biddeloo met de periode van de Kronieken van Merlijn het koning Arthur-tijdperk reanimeerde. Of lezers die het opgaven toen Claus D. Scholz en Martin Lodewijk de reeks overnamen? Wie weet... Ben ik dus te streng voor de albums uit deze Horst-periode? Een herlezing van het verhaal, dertig jaar nadat ik het met matige interesse volgde in de krant, dringt zich op.

Dat verhaal begint eigenlijk vrij sfeervol. Het vriest al wekenland rond Horst, de kasteelvijver ligt er bevroren bij en in de loop van het verhaal begint het ook nog eens te sneeuwen. Het had zowaar een kerstspecial kunnen zijn, maar Biddeloo heeft andere plannen voor Johan.

Bahaal verschijnt in een droom aan Johan, niet om alweer zijn verschrikkelijke wraak te komen aankondigen na een van zijn faliekant afgelopen pogingen om de krachten van het Licht te verslaan. Nee, hij wil gewoon zijn macht tonen door zijn merkteken te plaatsen op het kasteel van Horst: een grote barst in de zuidelijke meestertoren. Compleet verzonnen is dat niet, want dat merkteken is ook in het echt nog steeds te zien op de zuidelijke flank van de bewuste toren, zij het dat Biddeloo er in dit verhaal Bahaal als schuldige voor aanwijst...  

Ondertussen blijkt er een nieuwe drossaard benoemd te zijn in Brabant. Een drossaard is zowat de allerhoogste ambtenaar, bevoegd voor gerechtelijke, bestuurlijke en militaire zaken, en benoemd door de hertog zelf... Blijkt nu toch wel zeker dat de drossaard samenheult met een oude vijand van Johan! We laten in het midden wie dat precies is (herlees het album zelf maar).

Ik moet het hier toegeven: Prins der Duisternis is al bij al een vrij degelijk verhaal uit de reeks. De periode van de topalbums — zoals het op alle vlakken bevredigende In De Witte Hel — ligt al een tijdje achter ons, maar Biddeloo bezit genoeg métier om toch een deftig verhaal af te leveren. "Een kwartiertje degelijke ontspanning", zoals hij het zelf ooit formuleert in een interview.

Zoals wel vaker komt Galaxa op het einde van het verhaal nog even haar ding doen. Biddeloo beeldt haar in vol ornaat af in strook 63. Zoals steeds duurde hun scheiding al te lang, maar was ze altijd in gedachten bij hem (dixit Galaxa). Mooie woorden, dat wel. Het is toch alweer geleden van Nirwana (deel 113, 1985) dat we haar nog eens zagen. Lang blijft Galaxa ook deze keer niet hangen. Nadat alle boeven gestraft zijn, haast ze zich weer om Johan te verlaten: “Hou moed, Johan. Dit is slechts een kort afscheid... Spoedig zul je mij weerzien!” Galaxa kan zich niet zo lang materieel manifesteren en verdwijnt altijd weer heel snel in de nevelen van tijd en ruimte. Wat ze daar in de tussentijd uitspookt, zijn natuurlijk onze zaken niet. Johan laat zich hier weer in de luren leggen en gelooft maar al te graag dat het niet anders kan. Feit is dat ze  pas terugkeert in Catacomben (deel 161, 1997). Blijkbaar definieert Galaxa een alternatieve betekenis van "spoedig".

Karel Biddeloo zelf ziet eigenlijk niet zoveel heil meer in dit contrastloze personage dat meestal slechts als een deux ex machina de boel komt opkuisen. Of de barst in de toren van Horst ook symbool staat voor de huidige relatiestatus, laten we over aan de interpretatie van de lezer. Feit is dat Demoniah tussen dit album en Galaxa’s volgende optreden wel nog zes keer Johans pad kruist. Ze stuurt Johan niet zoals Galaxa telkens opnieuw met een kluitje in het riet, maar gaat actief de confrontatie aan. Demoniah is Johans zout op de patatten, in tegenstelling tot Galaxa die we eerder als afwezige patatten kunnen classificeren.

Biddeloo suggereert wel vaker dat Johan en Demoniah elkaar niet geheel onverschillig laten. Of Johan effectief van deze verborgen vrucht proeft, krijgen we nooit te zien. De lezers (jong en oud) moeten ook nog altijd een beetje kunnen dromen...

IVO DE WISPELAERE

 

 
  © Stripspeciaalzaak.be, 2022-2023