Marc
Hardy

[gecontacteerd door Wouter Porteman]
Albums van Marc Hardy (1957, België):
Arkel (scenario van Stephen Desberg, 4 albums, Arcadia) Geschiedenis in Beeldverhalen (op scenario van Octave Joly, 2 albums met enkele kortverhalen van zijn hand, Dupuis) G. Raf Zerk (op scenario van Raoul Cauvin, 23 albums, Dupuis) Over Lijken (op scenario van Yann, 1 album, Big Balloon) Titia en Pijpelijn (op scenario van Yann, 6 albums, Dupuis, het eerste is een herdruk van het album bij Oranje-Farao onder de titel Lolo en Suzette) Vuur (op scenario van Tome, 1 album, Dargaud).

Kleine wereld:
Aan het begin van zijn tekencarrière assisteerde de jonge Marc Hardy in 1969 de tekenaar Mittéi. Hij werkte er onder andere aan de serie Ton en Tineke, die Mittéi had overgenomen van Dino Attanasio.

Website: www.hardymarc.com
Wat maakt van Franquin zo’n bijzonder auteur?
Wat Franquin zo uitzonderlijk maakt?... Een moeilijke vraag... Eerst en vooral is hij meer dan een talent, hij is een genie. Vervolgens is hij nooit tevreden geweest met enkel zijn talent. Hij heeft zichzelf altijd in vraag gesteld. Hij was voortdurend op zoek naar dat klein, ietsiepietsie verschil, een andere werkwijze, naar een manier om de dingen in te kleden, nieuw materiaal, een nieuwe opvatting, een nieuwe visie,... Deze ononderbroken zoektocht, verenigd met zijn enorme talent, hebben van hem een uitzonderlijk auteur gemaakt. Meer nog, door de schijnbare eenvoud — zeker in bepaalde periodes — van zijn werk zijn er een heleboel na-apers geweest die zijn manier van werken hebben gepopulariseerd en die een kers op de taart van zijn populariteit hebben gezet.
Hoe maakte u voor het eerst kennis met Franquin of zijn albums? Wat herinnert u zich van hem? Heeft u persoonlijke contacten met hem gehad?
Mijn eerste contact met Franquin was indirect. Ik moet toen zes of zeven jaar geweest zijn. De poëziealbums waren toen nog in zwang. Een vriend had een gag van Guust overgetekend in de mijne. Het was de gag waarin hij zijn uitgeblazen rookkringen gebruikte als hoelahoep. Zelfs bij de allerkleinsten had hij al navolgers. Mijn eerste persoonlijke herinneringen zijn vreselijk. Ik was zestien jaar en ik kwam mijn tekeningen voorleggen op de redactie van Robbedoes. Hij was daar en vroeg om mijn werk te bekijken... en hij zei niets! Geen woord, geen beweging, geen blik, nada! Zoals ik al zei: vreselijk. Later had ik enkele persoonlijke contacten met hem. Hij hield van mijn tekeningen en koesterde een zekere genegenheid voor me. We hebben samen vaak een glas gedronken en ik luisterde dan naar zijn verhalen. Nog wat later verloor ik mijn werk. Het kostte me bijna een jaar vooraleer ik een andere uitgever vond. Hij telefoneerde vaak naar mijn ouders om nieuws te rapen (ik had geen telefoon). Dat stak me een hart onder de riem. Maar ik heb me nooit echt laten gaan in onze omgang met elkaar. Waarschijnlijk een gevolg van onze eerste ontmoeting. Ik denk dat hij intiemer was met mijn moeder, hoewel ze elkaar nooit ontmoet hebben.
Wat is uw favoriete Franquin-album, -avontuur, -gag of -personage en waarom?
Heel moeilijk te zeggen... Ik zou gaan voor een stukje van een vakje hier, een lijntje daar, een beweging hier. Hij was grafisch erg sterk, tot in de kleinste details. Zelfs het meest onbeduidende voorwerp had een eigen leven.
Heeft Franquin ook uw werk beïnvloed?
Natuurlijk! Ik denk dat Franquin een heleboel tekenaars van mijn generatie beïnvloed heeft, zelfs realistische tekenaars. Een auteur is als een spons. Heel mijn leven heb ik invloeden "ondergaan" (niet echt de mooiste term), heb ik invloeden aangenomen, geplukt. Sommige kan je zien, andere niet, van nog andere weet ik alleen dat ze er zijn. Ons werk is voor een groot deel de som van onze invloeden, als oprispingen van onze eigen persoonlijkheid. Het gevaar, en dat is vaak het drama met Franquin, is dat sommigen zich alleen door hem lieten beïnvloeden.

Welke impact op de stripwereld heeft Franquin vandaag nog, vindt u?
Moeilijk te zeggen. Hij heeft nagenoeg zelf een volledige stijl ontwikkeld en hij was zo getalenteerd dat het op termijn wel verlammend moet werken. Je moet je er van ontdoen zoals sommigen in hun tijd zich voortdurend los moesten maken van Gustave Doré of van Milton Caniff... Maar dat losmaken op zich is ergens al vruchtbaar. En dan, dan gaat de tijd voorbij. Hij is niet meer incontournable. Maar ik hoop dat veel auteurs nog steeds putten uit het beste wat hij ons gegeven heeft... een voorliefde voor wat goed gemaakt is, het plezier om zich in vraag te stellen en een grote bescheidenheid tegenover ons fantastisch beroep dat, als het een kunst is, toch bovenal een populaire kunst is in zijn mooiste betekenis.

[vertaald door Wouter Porteman / eindredactie door Peter D'Herdt]