Beste
vriend,
Ik heb het altijd vreemd gevonden dat in al die jaren niemand
me ooit heeft gevraagd om te vertellen over mijn omgang
met André Franquin. Ik wil je dus
ook bedanken omdat je mij de kans biedt een man te eren
die ik graag zag, als een grote broer en bijna als een vader.
Franquin was een enorme artiest, een scenarist boordevol
ideeën, een verrassende gagman, een ongelooflijk bekwame
tekenaar en een fabuleuze dichter. En wat hem echt bijzonder
maakte, was dat zijn grote bescheidenheid hem verhinderde
zich daarvan bewust te zijn.
Hoe dikwijls heeft hij me overdonderd door zijn oprechte
verwondering uit te drukken over de lof op zijn werk die
te lezen was in de pers of te horen op de radio. Vóór
ik hem beter kende dacht ik dat het ging om valse bescheidenheid,
maar stukje bij beetje raakte ik er van overtuigd dat zijn
nederigheid authentiek was.
Ik was student in Parijs toen Franquin deelnam aan een signeersessie
in de oude Dupuis-boekhandel op de Boulevard
St. Michel. Ik was net begonnen met mijn eerste stripprobeersels
en ik profiteerde van de gelegenheid om de man te ontmoeten
die voor mij een idool was sinds mijn kindertijd en om hem
mijn eerste pasjes in het beeldend vertellen onder de neus
te duwen. Trillend op mijn benen legde ik het klein pakketje
platen voor aan de auteur van mijn favoriete strips: Robbedoes
en Guust.
Zijn grote vriendelijkheid dwong hem eerst wat bewonderend
te fluiten en daarna zei hij me, op dezelfde manier als
ik het later meermaals heb meegemaakt: "Dat is helemaal
niet slecht. Maar goed, misschien, in het eerste hokje,
zou ik scèneopbouw van dichtbij hebben gekozen. En
kijk: in het tweede hokje staat de tekstballon niet in de
goeie leesrichting. Enzovoort, enzovoort. Tot, na een dik
uur, mijn plaat helemaal om zeep was. Maar elke kritische
opmerking van hem was vergezeld van een schetsje dat zó
fantastisch correct en precies was.
Die kattebelletjes, net zoals tientallen andere, koester
ik als mijn duurste schatten. Vanaf die eerste ontmoeting,
klikte het uitzonderlijk goed tussen ons. André stelde
me voor hem op te zoeken in Brussel waar ik mijn tekeningen
zou kunnen herwerken. Ik ben gegaan, verrukt door het grote
privilege dat me te beurt viel. Het klikte tussen André
en mezelf en zo ging ik gedurende bijna drie jaar om de
twee maanden voor één week naar het atelier
van André, gelegen in een klein appartementsgebouw,
waar ik dan tijdens mijn verblijf woonde. Ik zeg nu wel
‘gelegen’ maar ik zou beter zeggen ‘verstopt’
want in die periode was het adres van Franquins atelier
absoluut staatsgeheim. Vandaag kan ik het wel zeggen: het
was in de Braziliëstraat.
De momenten die ik met hem heb doorgebracht, waren gevuld
met een ongekende rijkdom. We gingen schetsen in het nabijgelegen
bos. We brachten uren door met het luisteren naar de verschillende
geluiden van de grote stad en het vinden van een manier
om ze om te zetten in een onomatopee. We hadden discussieavonden
over de meest diverse onderwerpen. Het waren avonden overgoten
met jasmijnthee die op haar beurt vaak rijkelijk vermengd
was met cognac. Ik ontdekte dankzij hem de grote meesters
van de schilder- en de beeldhouwkunst op een heel levendige
manier die in schril contrast stond met de ouderwetse en
stofferige pedagogie van de Parijse kunstacademie waar ik
naartoe ging. En dan ontdekte ik samen met hem wat het is
om te leven met een potlood in je hand. Ik ontdekte ook,
en dat is misschien wel het allerbelangrijkste, hoe een
artiest gul zijn passie en kennis kan delen met jongeren.
Het heeft me geïnspireerd om later, op mijn bescheiden
niveau, hetzelfde te doen met jonge tekenaars na mijn terugkeer
in mijn land, Bretagne.
Ik
hou van alles wat André Franquin gecreëerd heeft.
Sommige gags van Guust zijn voor mij echte humoristische
meesterwerken. Zo schiet er mij bijvoorbeeld net eentje
te binnen: die opeenvolging van prentjes op Italiaans formaat,
waar Kwabbernoot de telefoon bleef verwarren met de papegaai
die het telefoongerinkel nabootste. Zijn avonturen van Robbedoes
waren erg bepalend voor mij, want bijna altijd politiek
geladen. Het is ongetwijfeld zo dat het album De Dictator
en de Paddestoel er toe bijgedragen heeft om van mij
de man te maken die ik nu geworden ben.
Net zoals anderen van mijn generatie — zonder zover
te gaan door te zeggen dat Franquin een gevaarlijke opruier
was — denk ik dat Franquin ook, via Guust en zijn
filosofie, zijn invloed heeft gehad op de gebeurtenissen
in mei '68. Zeker als je eraan denkt dat Guust Flater in
die tijd de mascotte was van het MNEF (de
studentenorganisatie Mutuelle Nationale des Étudiants
de France, wp).
Als kind vond ik het leuk om de tekeningen van Franquin
na te tekenen. Het is dan ook heel logisch dat ik zijn stijl
heb overgenomen en me er altijd aan gehouden heb, zelfs
als ik soms zoals met De Kannibrallen, er wat afstand
van nam.
Ik zou nog lang kunnen praten over alles wat ik heb geleerd
in de eerste plaats via wat ik van hem heb gelezen en vervolgens
via onze persoonlijke contacten, maar voor vandaag ga ik
het hierbij laten.
Met vriendelijke groet, beste vriend,
Jean-Claude Fournier
[vertaald
door Wouter Porteman / eindredactie door Peter D'Herdt] |