De stripreeks Alex is een van de meest succesrijke uit de Franco-Belgische school. Alex is een stripfiguur waarrond een heel universum is ontstaan met spin-offs, romans, documentaire boeken,... De reeks werd in 1948 gecreëerd door Jacques Martin.
De wees die wilde tekenen
Jacques Martin wordt geboren in Straatsburg op 25 september 1923. Vier jaar na de vrede van Versailles waarbij Elzas-Lotharingen opnieuw werd aangehecht bij Frankrijk, nadat het een halve eeuw een deel was geweest van het Duitse keizerrijk. Martins vader had in de Eerste Wereldoorlog dienst genomen als piloot in het Franse leger. Na de oorlog ruilde hij het leger voor de burgerluchtvaart. In zijn autobiografie besteedt Martin heel veel aandacht aan zijn vader.(1) Het is duidelijk, Martin bewonderde zijn vader.
De jonge Martin houdt van film, zowel komische films zoals die van Harold Lloyd of historische films zoals Salambô. Hij ontdekt het stripverhaal via de door Hachette uitgegeven verhalen van Buster Brown geschreven door de Amerikaan Richard Felton Outcault. In 1929 verhuizen de Martins van het nog landelijke Obernai in de Elzas naar Châtenay-Malabry in de Parijse regio. Daar ontdekt hij in het begin van de jaren 1930, per toeval, in een patronage Tintin/Kuifje. Er is een voorstelling van een filmstrip (opeenvolgende plaatjes) van Kuifje. De onderpastoor die het enthousiasme van de jongen opmerkt, toont hem albums van Kuifje.(2) Meteen wist Martin, naar eigen zeggen, dat hij striptekenaar zou worden.(3)
Op 17 december 1932 slaat het noodlot toe. Zijn vader, testpiloot ondertussen, verongelukt.
|
De kleine Jacques Martin, zijn vader Pierre Martin en moeder Madeleine met Jacques op haar schoot. |
Door de dood van zijn vader is Martin half wees. Weesjongens zullen regelmatig een rol spelen in de avonturen van Alex: Alex zelf, Enak, Heraklion, Zozinos, Herkios. Ook Mapta in Aan de Overkant van de Styx is vermoedelijk een wees, maar dat album verscheen na de dood van Martin. De studie van Martin wordt voortaan betaald door een overheidsinstelling, die inspraak heeft in de studiekeuze. Om beter aan de kost te komen besluit zijn moeder een opleiding te volgen voor maatschappelijk werk, met als resultaat dat Martin en zijn broer naar de kostschool moeten. Hij ervaart dat als een straf. Wordt dat een onverwerkt trauma? Oudere vrouwen zoals Maia, de moeder van Spartaculus (De Zoon van Spartacus) en Hermia, de schoonzus van Horatius (Het Paard van Troje), spelen een bedenkelijke, boosaardige rol in de verhalen van Alex. Het studieverloop van Martin is grillig. Hij verandert regelmatig van school. In die jaren ontpopt Martin zich als een verteller voor zijn medeleerlingen. Na de nodige omzwervingen zal hij in Erquelinnes (België) voor ingenieur studeren. Die studie wordt brutaal afgebroken met de Duitse inval van 10 mei 1940. De school wordt geëvacueerd en Martin vlucht meteen naar Parijs en verder naar Cannes. Daar ontvangt hij bericht om verder te studeren aan een school voor Arts et Métiers (Kunst en Ambachten) in Lyon. In 1942 wordt hij opgeroepen om zijn dienstplicht te vervullen, hoewel het Franse leger in feite niet meer bestaat. Begin 1943 wordt hij gedemobiliseerd. Alhoewel niet afgestudeerd, vindt hij werk als ingenieur in een vliegtuigfabriek. Hij gaat bij het verzet, wordt opgepakt en naar Duitsland getransporteerd en daar te werk gesteld.
Op zoek naar een stijl
In 1942 publiceert Martin (onder het pseudoniem Jam) in zijn eerste strip in Jemaintiendray: Journal du XIVe Chantier Jeunesse, het blad van Groupement de jeunesse van Die (Drôme).(4) De strip is in een karikaturale stijl en vertoont een groot verschil met de tekeningen die hij maakt tijdens zijn gedwongen verblijf in Duitsland. In een reeks van knappe realistische tekeningen geeft hij een overzicht over zijn leven vanaf het vertrek uit Frankrijk tot zijn terugkomst in Parijs. Het werk in de Messerschmittfabriek, het dagelijkse leven, de ontspanning, de schuilkelders, de voorbijtrekkende krijgsgevangenen, de bevrijding,... passeren allemaal de revue.
|
Eerste probeersels Les Aventures du Jeune Toddy (1942) onder het pseudoniem Jam. |
|
Het dagelijkse leven in Duitsland. |
In 1946 trekt hij naar België. Een nicht van hem heeft enkele van zijn tekeningen getoond aan de uitgeverij Desclée de Brouwer. Hij vertrekt voor enkele dagen, maar zal vijfendertig jaar in België blijven.
Hij illustreert teksten van de uitgeverij en loopt gelijktijdig een aantal Brusselse uitgevers af met zijn tekeningen. De jaren 1946-1948 zijn een periode van een immense activiteit. Hij werkt voor reclamebureaus, tijdschriften als Bravo!, Wrill,... en kranten als La Wallonie, L'Indépendance,... Om aan alle opdrachten te voldoen, vindt hij een assistent voor de decors en inkleuring van zijn tekeningen: Henri Leblicq. Meteen heeft hij een pseudoniem uit de samentrekking van beide namen: Marleb. Ook na de breuk met Leblicq behoudt Martin het pseudoniem.
|
Op zoek naar een stijl, humor van Marleb. |
Voor de kranten tekent hij in 1946 Le Hibou Gris. Verhaal en stijl zijn verwant aan Hergé. De held Jack is vergezeld van een witte kat (Minne/Poes).(5) Le Hibou Gris krijgt een vervolg in Le 7 de Trèfle. Voor het tijdschrift Bravo! schrijft hij in 1947 Lamar, de Onzichtbare Man. Dat verhaal is qua tekenstijl duidelijk geïnspireerd door Flash Gordon van Alex Raymond. In hetzelfde jaar geeft Bravo! zijn Het Geheim van het Calumet rechtstreeks in album uit. Weer in een andere stijl. In diezelfde stijl creëert hij voor Bravo! de reeks Œil de Perdrix.
|
Op zoek naar een stijl: Lamar l'Homme Invisible (1947), De Grijze Uil (cover van het album uit 1986 bij Rijperman) en Het Geheim van de Camulet (1947, Bravo!). |
Een drukker met wie Martin in contact staat, wil in 1946 zijn productie diversifiëren en neemt met Martin contact op om een striptijdschrift op te zetten. Martin ontwerpt de maquette van het tijdschrift Jaky. Hijzelf maakt in diverse stijlen proefplaten. Wanneer Martin verneemt dat weldra Tintin/Kuifje zal gelanceerd worden met grote middelen, bergt hij zijn plannen op en trekt naar de redactie van Kuifje. Raymond Leblanc (de uitgever) laat hem verstaan dat de redactie al compleet is. Hergé vindt Martins tekeningen niet goed, maar Leblanc geeft hem toch hoop voor het ogenblik dat het tijdschrift zijn aantal pagina's zou uitbreiden. Martin blijft verder tekenen voor Bravo! en Wril.
In oktober 1947 trouwt Martin en verhuist hij naar Verviers. Hij is Kuifje nog altijd niet vergeten. Hij wil een historisch project voorstellen. Hij heeft drie periodes op het oog: de oudheid, de middeleeuwen en de Napoleontische tijd. Wanneer zijn eerste plaat over de oudheid af is, is hij zo gehaast dat hij niet begint aan de twee andere. Na alle experimenten heeft hij zijn stijl gekozen: een realistische stijl. Zijn Alex zal vanaf 1948 in Kuifje verschijnen. Hij stopt zijn medewerking met Bravo!. Voor Kuifje zal hij gelijktijdig met Alex een rubriek verzorgen over auto's en een over de luchtvaart. Hij doet dit tot 1953.
|
Eerste voorstel van Alex (vóór aanpassing) nog ondertekend met Marleb.
|
|
De anonieme auteur (Ons Volkske nummer 7 uit 1950).
|
|
|
Evolutie titelstroken (boven: Ons Volkske nummer 17, 1950, onder: Ons Volkske nummer 17, 1951). |
In de vakantie van 1950 vraagt de tabakshandelaar waar Martin zijn sigaretten koopt of zijn zoon, die geobsedeerd is door tekenen bij hem mag komen werken. De zestienjarige Roger Leloup treedt die vakantie in dienst van Martin en zal na de vakantie niet meer naar school weerkeren. Leloup (die later zijn eigen reeks Yoko Tsuno zal creëren) is de eerste medewerker van Martin. Wanneer Hergé start met de prentenreeks Zien en Weten, te verkrijgen met het verzamelen van Kuifje-punten, trekt Martin Michel Demarets aan. Zijn kleine ploeg is gevormd.
Begin 1952 eindigt het derde Alex-verhaal (Het Vervloekte Eiland) in Kuifje. Martin stelt een ander project voor. Een verhaal dat zich afspeelt in het heden. De uitgever is tegen. Hij ziet niet graag dat Martin de succesvolle strip zou afbreken. Martin houdt voet bij stuk. Zijn nieuw verhaal zou een moderne versie worden van Alex en Enak in de huidige tijd. De uitgever gaat overstag. In nummer 21 van 1952 start Het Sein Staat op Rood. De lezers van Kuifje maken kennis met Guy Lefranc.
|
Lefranc, de nieuwe Alex. |
De gouden jaren
In 1953, wanneer Martin zijn Lefranc-verhaal afrondt, vraagt Hergé hem om voor Studios Hergé te komen werken. Na enige aarzeling aanvaardt hij, maar eist dat zijn twee medewerkers eveneens worden opgenomen in de Studios Hergé. Naast de prentenreeks Zien en Weten wordt zijn eerste opdracht het hertekenen van het laatste album van Jo, Suus en Jokko, De Najavallei. Vanaf De Zaak Zonnebloem zal Martin meewerken aan de volgende Kuifje-albums. Negentien jaar, van 1953 tot 1972 zal Martin voor Studios Hergé werken.
|
Eerste opdracht bij Studios Hergé: het hertekenen van Jo, Suus en Jokko: De Najavallei. |
Voor zijn overstap naar Studios Hergé tekende Martin tussen september 1948 en augustus 1953 bijna tweehonderdvijftig pagina's. Drie verhalen van Alex, één van Lefranc. Vrijwel week na week stond er een pagina van hem in Kuifje. In de negentien jaar bij de Studios Hergé vermindert dat aantal aanzienlijk. Iets meer dan het dubbele. Hij schrijft zeven Alex-verhalen en drie Lefranc-verhalen, waarvan hij er zelf tweef tekent. Het derde verhaal, Het Hol van de Wolf, wordt getekend door Bob De Moor, collega bij de Studios. Wanneer in De Tiara van Oribal (eind 1955 en 1956 in Kuifje) nog invloeden van Edgar P. Jacobs te merken zijn (de uitgever vroeg aan zijn tekenaars om Jacobs na te volgen) ontvoogdt Martin zich in De Zwarte Klauw (1958, begin 1959 in Kuifje) en ontwikkelt hij er zijn eigen stijl. Deze verhalen behoren tot de beste die Martin geschreven heeft. Zo is er de tragiek van koningin Andrea die haar droom verloren ziet gaan in De Laatste Spartaan en de beschrijving van de psychische ontwikkeling van Iorus in Iorix de Grote die hem naar grootheidswaan drijft.
|
Op vraag van de uitgever tekent Martin op zijn Jacobs (fragment uit Alex 4: De Tiara van Oribal).
|
|
Martin ontwikkelt zijn stijl (fragment uit Alex 5: De Zwarte Klauw).
|
|
Links: Een verhaal vol tragiek (Alex 7: De Laatste Spartaan). Rechts: Van ijdelheid naar grootheidswaanzin (Alex 10: Iorix de Grote). |
Na het verlaten van Studios Hergé blijft Martin op dit elan verder werken. Nu hij enkel voor zichzelf werkt, kan hij het ritme opdrijven. Hij tracht om het jaar een Alex op de markt te brengen, wat hem niet altijd lukt. Voor de reeks Lefranc geeft hij de tekenpen door aan Gilles Chaillet. Deze laatste zal van 1978 tot 1998 negen Lefrancs tekenen tot hij kiest voor zijn eigen stripheld Vasco. Gilles Chaillet is wellicht de tekenaar die het dichtst bij Martin aanleunt.
Het vertrek bij de Studios opent ruimte om oude ideeën weer op te halen. In 1978 verschijnt het eerste verhaal van Xan in Kuifje. Jean Pleyers heeft het laatste verhaal van Paul Cuveliers Dientje geletterd. Hij blijft de band met Cuvelier onderhouden en belooft hem contact op te nemen met Martin. Martin had meerdere voorstellen van scenario aan Cuvelier gedaan. Een daarvan was een strip over een Italiaan die in contact zou komen met Gilles de Rais. Als naam kozen ze Xan Marco, afgeleid van San Marco, waarbij ze de S veranderden in een X. In 1978 sterft Cuvelier. Martin herwerkt het scenario. Pleyers zal het verhaal tekenen. Xan Marco wordt Xan Larc. Martin geeft Pleyers een grote vrijheid. Pleyers modelleert Xan naar zichzelf op vijfentwintigjarige leeftijd met het kapsel van Zilveren Vlam van Cuvelier.(6) In Kuifje verschijnen de twee eerste delen van de reeks. Wanneer de auteurs besluiten hun reeks (vanaf het derde deel rechtstreeks in album) bij Casterman onder te brengen, vraagt de uitgever de naam van de reeks te veranderen. Xan wordt Jhen in het Frans en Tristan in het Nederlands.(7)
|
Boven: Xan, een nieuwe held, oorspronkelijk in album verschenen bij Le Lombard (deel 1 en 2 in 1984 en 1985), in 1998 geherlanceerd bij Casterman onder de reeksnaam Tristan. Linksonder: Zilveren Vlam van Paul Cuvelier. Rechtsonder: De vijfentwintigjarige Jean Pleyers alias Xan met muts van Zilveren Vlam (fragment uit Xan 2: Jehanne van Frankrijk,). |
Met Tristan realiseert Martin zijn tweede idee van 1948. Wanneer Martin André Juillard ontmoet, komt ook het derde project tot stand. Naast Alex in de oudheid en Tristan in de middeleeuwen beleeft Arno zijn avonturen in de Napoleontische tijd. Hoofdpersonage Arno Firenze is een Italiaanse musicus die per toeval Napoleon ontmoet in Venetië. Het eerste verhaal, De Rode Schoppen, wordt in 1983 voorgepubliceerd in het blad Circus van uitgeverij Glénat. De twee volgende verhalen in het blad Vécu, een tijdschrift door Glénat opgericht voor de publicatie van historische strips. De albums van Arno worden uitgegeven door Glénat. Juillard tekent slechts drie verhalen. Hij gaat zich vooral richten op zijn succesreeks De Zeven Levens van de Sperwer. Jaques Denoël tekent nog drie albums vanaf 1994.
|
Arno in de Napoleontische tijd. André Juillard is de tekenaar van deel 1, 2 en 3 (1984-1987, Glénat). Jacques Denoël volgt hem op voor de delen 4, 5 en 6 (1994-1997, Glénat). |
Van moeilijke jaren naar doorstart
Rond 1990 wordt het voor Martin duidelijk dat hij problemen heeft met zijn zicht. Hij heeft een Macula-degradatie. Het Paard van Troje, verschenen in 1988, is het eerste album waarin Martin uitdrukkelijk vermeldt dat hij assistentie kreeg (van Jean Pleyers). Na het verschijnen van dit verhaal lijkt het of de reeks Alex stopt. In 1989 verschijnt het elfde Lefranc-verhaal, Het Doelwit, daarna niets meer. In 1990 verschijnt het achtste Tristan-verhaal, Het Geheim van de Tempeliers, vervolgens eveneens stilte.
De reden van de onderbreking ligt bij een sluimerend conflict tussen Martin en Casterman. Hij verwijt de uitgever een gebrek aan commercieel dynamisme met zijn strips en het niet nakomen van afspraken. Dat leidt tot frustratie en irritatie. Martin breekt met Casterman.
Voor Martin is het echter onmogelijk stil te zitten. Casterman heeft de rechten op publicatie van zijn strips. Martin start daarom een nieuwe reeks: Orion. In 1990 verschijnt het eerste verhaal, Het Heilige Meer, uitgegeven bij Bagheera, in het Nederlands bij Loempia. De avonturen van Orion spelen zich af in het oude Griekenland in de tijd van Perikles (overleden in 429 voor Christus). In hetzelfde jaar start Martin met een nieuw project. De publicatie van documentaire boeken, Les Voyages d' Orion, albums met documentatie over de oudheid. Martin schrijft de inleiding, laat het schrijven van de teksten over aan specialisten (die niet vernoemd worden) en de reconstructietekeningen van gebouwen en het leven in de oudheid worden gemaakt door zijn medewerkers. Het eerste deel over Griekenland wordt uitgegeven door Deux Coqs d'Or. Chaillet (tekenaar van Lefranc) zal voor de reeks Les Voyages d' Orion twee albums over Rome maken. Voor Pleyers, de tekenaar van Tristan, creëert Martin de nieuwe held Keos. De verhalen spelen zich af in het oude Egypte in de tijd van Mozes. Osiris (deel 1) wordt uitgegeven bij Bagheera (1992), De Cobra (1993) bij Helyode. Ook hier is Loempia de vertaaluitgever.
|
Links: Orion is te lezen als een Alex in Griekenland met Perikles in een gelijkaardige rol als Julius Caesar. Tussen 1990 en 2011 kwamen vier albums uit. Loempia vertaalde deel 1, Casterman gaf de overige delen uit na een heruitgave van deel 1.
|
|
Van Keos verschijnen twee albums in vertaling in 1992 en 1993. Het derde album uit 1999 is nooit vertaald en werd uitgegeven door Casterman. |
Omdat Martin niet tevreden is met de kwaliteit van de uitgevers sticht hij zijn eigen uitgeverij Orix die Les Voyages d'Orion 'zal uitgeven. In 1996 is er een toenadering tussen Martin en Casterman. Zo zullen O Alexandrië (Alex) in 1996, De Camarilla (Lefranc) in 1997 en Le Veau d'Or (Keos) in 1999 verschijnen bij Casterman. Ondertussen wordt Orix een label binnen uitgeverij Dargaud en zo verschijnen De Barbaren (Alex) en De diefstal van de Spirit (Lefranc) in de catalogus van Dargaud, die ondertussen ook is gestart met De Reizen van Alex. In 2000 komt er een akkoord tussen Martin, Casterman en Dargaud. De hele productie berust opnieuw bij Casterman.
|
Alex 19: Het Paard van Troje verscheen in 1988 nog bij Casterman. Dargaud pikt de reeks voor slechts één album op in 1998 met Alex 21: De Barbaren. Vanaf deel 22 loopt de reeks weer bij Casterman. |
Ondanks de installatie van een soort overheadprojector in zijn atelier om de beelden te vergroten en Martin toe te laten te lezen en te tekenen, wordt de arbeid alsmaar moeilijker en moet hij het tekenen overlaten aan medewerkers. Zo zijn de laatste zestien pagina's van De Styx (Orion) getekend door Christophe Simon. O Alexandrië is de eerste Alex van de hand van zijn medewerkers. Rafael Moralès zal de volgende verhalen tekenen.
In 2003 breidt Martin zijn historisch œuvre verder uit. Na het oude Egypte (Keos, gestopt na drie verhalen), het oude Griekenland (Orion, gestopt na vier verhalen), het oude Rome (Alex), de middeleeuwen (Tristan), de Napoleontische tijd (Arno, gestopt na zes verhalen) vertelt Martin in de reeks Lois over het leven in het rijk van de Zonnekoning. De reeks wordt getekend door Olivier Pâques. Na het succes van De Reizen van Alex krijgen ook Lefranc, Tristan en Lois hun reizenalbums.
|
Lois is de laatste reeks die Jacques Martin creëerde. Tussen 2003 en 2015 publiceerde Casterman zeven albums en twee delen in De Reizen van Lois waarvan een niet is vertaald. De Reizen van Lefranc levert tussen 2004 en 2023 elf albums op waarvan er twee niet zijn vertaald (deel 9 en 11). Van De Reizen van Tristan zijn tussen 2005 en 2014 zeven albums verschenen. |
Omdat het tekenen niet meer gaat, schrijft Martin nog enkel de scenario's van zijn lopende reeksen. Vanaf 2006 levert hij nog wel het idee, maar laat hij zich bijstaan voor de scenario's door medewerkers (François Maingoval, Patrick Weber, Hugues Payen, Michel Jaquemarten anderen).
Op 21 januari 2010 sterft Martin. Zijn drie belangrijkste reeksen, Alex, Lefranc en Tristan, worden tot op de dag van vandaag voortgezet, geschreven en getekend door diverse scenaristen en tekenaars, het ene album al beter dan het andere (het fantasyverhaal De Groene Rivier is een absoluut dieptepunt), maar dat was ook zo onder Martin. De kwaliteit van de albums uit de periode 1957 tot 1983 was beter dan de verhalen van de eenentwintigste eeuw. Enkel de reeks Lois wordt in 2015 (voorlopig?) stopgezet.
|
Jacques Martin op latere leeftijd (© Casterman). |
GERAADPLEEGDE BRONNEN
- Avec Alix: L' univers de Jacques Martin (Thierry Groensteen, Alain De Kuyssche & Jaques Martin, Casterman, 2002, p. 15-18, 21-22)
- Tintin au Pays des Sovjets verscheen in september 1930 en Tintin au Congo in juli 1931.
- Avec Alix: L'Univers de Jacques Martin (Thierry Groensteen, Alain De Kuyssche & Jaques Martin, Casterman, 2002, p. 21)
- Avec Alix: L'Univers de Jacques Martin (Thierry Groensteen, Alain De Kuyssche & Jaques Martin, Casterman, 2002, p. 28-29)
Jacques Martin, Le Voyageur du Temps (Patrick Gaumer, Casterman, 2021, p. 16-17)
- In 1951 werd het verhaal als De Grijze Uil in Ons Volkske gepubliceerd. Op datzelfde ogenblik liep eveneens Alex de Onversaagde in het blad. De twee verhalen werden (op de eerste pagina na) naast elkaar gepubliceerd.De Grijze Uil (Ons Volkske nummer 2 tot 31 in 1951) is gesigneerd met Marleb, Alex is aanvankelijk niet gesigneerd. Alex de Onversaagde start in het nummer 7 van 1950, zonder auteursvermelding en met een leeg vak in de titelstrook. Vanaf nummer 17 wordt het vak gevuld met de tekst: 'De geschiedenis van een jonge Galliër uit de tijd van Julius Caesar.' Vanaf nummer 17 van 1951, wanneer De Gouden Sfinx start, wordt Martin als auteur vermeld. In 1985 wordt het verhaal door Rijperman in het Nederlands in album uitgegeven als De Grijze Uil.
- Paul Cuvelier, entre Michel-Ange et Léonard de Vinci - Alix Mag', actualité sur l'œuvre de l'univers créé par Jacques Martin, le père d' Alix, Lefranc, Jhen, Orion et Loïs (canalblog.com)
- Niet te verwarren met de reeks Tristan van François Plisson en Hélène Cornen. Zeven delen uitgegeven door Dargaud tussen 1987 en 1995.
|