Bibliografie van Reinhard Kleist
• Cash - I See a Darkness
• Castro
• Elvis - De Getekende Biografie
• The Secrets of Coney Island
NICK CAVE: MERCY ON ME 
De Getekende Biografie


Reinhard Kleist • Scratch Books
328 p. (HC)
Slecht zaad

Reinhart Kleist biedt na een inkijk in de levens van onder meer Elvis Presley, Johnny Cash en die andere rockster Fidel Castro nu een warrige en eigenzinnige blik in de turbulente, donkere wereld die Nick Cave met zijn bad seed heeft gecreëerd. En nog steeds creëert, want de Australische muzikant is in tegenstelling tot Kleists vorige onderwerpen op zijn zestigste nog springlevend. Een wonder op zich, na een leven vol duisternis, drugs en drama. Fans en andere cavemen vinden dat ook van dit boek en roepen eensgezind: into my arms!

Niet toevallig heeft Reinhart Kleist zich verdiept in de ontwikkeling van Nick Cave van een straatschoffie uit de outback tot een getormenteerd, maar alom gerespecteerd artiest (zonder ooit, uitgezonderd een zijstap met Kylie Minogue, de hitparade bestormd te hebben). De link tussen Cash en Cave is duidelijk. Cave bewonderde al in zijn jeugd, zo blijkt ook in deze stripbiografie, de compromisloze Cash, die op het einde van zijn leven zelfs Caves hypnotische The Mercy Seat coverde: een "personal highpoint" van zijn eigen carrière noemde Cave dat. Die song bekleedt overigens een centrale rol in het boek. Het is Caves verhaal van een terdoodveroordeelde die "bijna onschuldig" was: "Is het mijn schuld dat ik ben wie ik ben? Daarvoor kun je me toch niet straffen?" De veroordeelde, op weg naar zijn mercy seat (de elektrische stoel én zijn zitje in het hiernamaals), beweert en gilt het uit dat hij niet bang is voor de dood. Cave is al sinds zijn punktijd net zoals dit alter ego obsessief met de dood en het verval bezig. Zelfs zijn Elisa Day (uit het duet met Kylie Minogue Where The Wild Roses Grow) ondervindt dat all beauty must die. Ook deze murder ballad wordt woordelijk weergegeven in het boek dat vrijelijk citeert uit Caves werk ter illustratie van 's mans sombere inzichten.

Kenners van Caves werk kunnen nog meer beklijvende songs van de beeldenstormer, met zwier geïnterpreteerd door Kleist, herkennen (en meezingen), als Love Letter, Hallelujah of Red Right Hand: sferische songs vol wrange emoties en Bijbelse verwijzingen. Het boek put ook ruimschoots (en zelfs iets te veel) uit Caves eerste roman And The Ass Saw The Angel (overigens nog zo’n oudtestamentische quote), waarin een mismaakte outsider wraak neemt op de vijandige gemeenschap. Cave schreef het boek tijdens zijn frenetieke Berlijnse periode, waarin hij zijn eerste stappen zette in de richting van zijn solocarrière. Kleist voert de hoofdpersonages van Caves songs en boek op om hun Schepper te confronteren met zijn Schepping. Via de Higgs Boson Blues vraagt Nick Cave zich af of hij een personages in zijn zelfgemaakte wereld is geworden.

Kleist is geen beate bewonderaar: hij schenkt het personage Cave niet zomaar de genade die hij vraagt en portretteert hem als een vaak onuitstaanbare egotripper, die zijn jeugdliefde Anita misbruikt en zijn collega-muzikanten schoffeert. Maar bewondering blijkt ook voor zijn doelgerichtheid en non-conformisme. Met goed gekozen flarden van Caves leven en werk dringt Kleist door tot de diepere en complexe motivatie van een authentiek artiest, een raadsel voor zichzelf. Verwacht in deze 'biografie' geen feitelijk, anekdotisch of historisch correct relaas: Kleist koos de moeilijke weg door met fragmentarische half-waarheden een bizar beeld te schetsen van Caves œuvre. Daartoe wisselt hij soms van perspectief en zwenkt hij van het podium naar koortsige hallucinaties, wat het boek de vaart van een drugstrip geeft. Hij laat de meest voor de hand liggende (en soms dramatische) biografische feiten voor wat ze zijn (bijvoorbeeld Caves liefdesleven of de dood van een zoon, amper twee jaar geleden). Een dappere aanpak die loont, omdat ze meer mysterie laat en inzicht in Cave biedt dan een biografie. Daarvoor lezen we Wikipedia wel. En overigens, ook de terdoodveroordeelde die beweerde niet bang te zijn voor de dood geeft zelf aan dat hij een leugenaar is...

> KOEN DRIESSENS — oktober 2017