Bibliografie van André Franquin
• Boeven op de Kermis
• Bravo Brothers
• De Avonturen van Robbedoes en Kwabbernoot Dubbelalbum
• De Banjers
• De Graaf Is Verstrooid
• De Robinsons van het Spoor
• De Super Quick
• De Wereld van Franquin
• Een Rustige Vakantie
• Geharrewar tussen Pieter Pook en Molleke
• Guust
• Guust
• Guust
• Guust oblong
• Guust oblong
• Guust oblong
• HOUBA! Een Liefdesgeschiedenis
• Isabel (deel 3 tot 7)
• Marsupilami
• Robbedoes en Kwabbernoot (deel 1 tot 19, 24, Buiten Reeks 1, 2)
• Robbedoes en Kwabbernoot door Franquin
• Robbedoes en Kwabbernoot door Franquin
• Robbedoes en Kwabbernoot door Franquin
• Roeltje en de Elaoin
• Zwartkijken
TON EN TINEKE 
integraal


AndrĂ© Franquin • Le Lombard
264 p. (HC)
Champagne uit de centrifuge

Halfweg jaren 1950. André Franquin is een jonge dertiger, hét icoon van het weekblad Robbedoes en zo goed als op het toppunt van zijn creatieve kunnen. Toch is hij niet gelukkig en zijn loyauteit aan zijn baas wordt danig op de proef gesteld. De oorzaak: een geldkwestie, waarin de minutieuze maar van enige empathie verstoken boekhouder meneer Harcq (op wiens karikaturale persoonlijkheid Franquin zich enkele jaren later zal baseren om Van Gestel te creëren) een dubieuze rol speelt. De koning, Charles Dupuis, staat voor de op het eerste gezicht eenvoudige keuze tussen zijn schatbewaarder en zijn voorvechter. Maar het onwaarschijnlijke gebeurt: de penningmeester krijgt zijn zin en in een vlaag van woede galoppeert ridder André recht in de armen van Raymond Leblanc, de grote baas van concurrent Kuifje.

En zo begint John Lennon bij de Rolling Stones te zingen! De song die hij schrijft, is wat geïmproviseerd (hij zal later toegeven dat hij eigenlijk met een zo goed als lege tekenmap voor Leblanc zat), maar catchy. Een enthousiast en behoorlijk welgesteld burgermannetje met een kort lontje, Ton, en zijn immer sussend vriendinnetje Tin(n)eke beleven vanaf dan elke week hun éénpaginagag in de meest uiteenlopende situaties. Franquin, bijgestaan door voornamelijk René Goscinny en Greg, bekwaamt zich met hen in het toewerken naar een pointe, wat hem van pas zal komen als hij in 1957 zijn meesterwerk creëert: Guust Flater. Maar terug naar Ton en Tineke: gaandeweg komen er verschillende nevenpersonages bij, wiens karakter in eerste instantie een nogal lege valies is, die echter week na week, zoals dat ook in het leven gaat, wordt aangevuld met extra bagage. Zo worden handelsreiziger Felix, met wie Ton een bizarre haat-liefdeverhouding heeft (een Kwabbernoot en Guust avant la lettre), diens ondeugende neefjes en de twee buurmannen-van-over-de-haag (waarop Dupa zich later zou inspireren voor de akkefietjes tussen Dommel en Balthazar), de  heren Lawijt en Hanepoot, in het collectieve geheugen gegrift.

Franquin mist al snel de familiale sfeer en de vriendschap van zijn voormalige stal en keert met hangende pootjes terug. Leblanc zal hem echter nog vier jaar aan zijn contract houden (en hem nadien 'genereus' van zijn verplichtingen ontslaan, echter niet zonder gehaaid en zo goed als kostenloos de rechten op de personages in te pikken), wat Franquin tot een haast onhoudbare spreidstand leidt. Hij voetbalt de hele tweede helft van de jaren 1950 tegelijk voor Anderlecht en Club Brugge en zwoegt zijn gezondheid naar de verdoemenis. Die onmenselijke werkdruk combineert hij echter (mede dankzij de steun van enkele andere toekomstige groten uit het wereldje: Tibet, Jidéhem, Jean Roba, Peyo, Yvan Delporte,...) met creatieve hoogtepunten: Het Nest van de Marsupilami's, de geboorte van Guust Flater en Ton en Tineke. Zestig jaar na datum brengt Le Lombard van die laatste een integrale uitgave van de gags van de hand van Franquin. Jammer genoeg zijn er (nog) geen plannen om ook die van zijn opvolgers (Dino Attanasio, Mittéï en Christian Godard, Griffo en Noirret, Bertrand Dupont en uiteindelijk Walli en Bom, lees
hier een historiek) wereldkundig te maken, maar laat ons nu vooral blij zijn met deze prachtig uitgegeven kloefer.

De inhoud: 183 gags die en passant feilloos de tijdsgeest weergeven en minstens negentig procent van de tijd afgewikkeld worden met een nog steeds grappige pointe, ingeleid door vijf erudiete dossiers over het ontstaan van de reeks (uit het eerste dossier pikten wij overigens onbeschaamd voor de historische schets hierboven) en/of de markante weetjes of knipogen. Na het dichtklappen van deze turf waren wij alvast twee wijsheden rijker. Eén: het gewicht van dit boek vormt geen ideale combinatie met onze opkomende artritis. Maar belangrijker, twee: als je straks bulderlacht om een van de geslaagde grappen in deze bundel, dan is dat op de kromgewerkte rug van het genie Franquin. Halfweg de vorige eeuw werd hij immers door de twee toenmalige groten van de Belgische stripwereld genadeloos uitgeperst als een citroen. Maar zoals het alleen de allergrootsten is gegeven, kwam - in plaats van zure grappen en tot jouw en ons genoegen — spectaculaire champagne uit de centrifuge. En daarvoor mogen — nee moeten — we zestig jaar later nog steeds oneindig dankbaar zijn. Merci, André!

> PETER D'HERDT — juni 2015