Bibliografie van Willy Vandersteen
• 't Prinske
• Bessy
• Biggles
• De Familie Snoek
• De Geuzen
• De Grappen van Lambik
• De Lustige Zwervers
• De Rode Ridder
• De Vrolijke Bengels
• Het Plezante Circus
• Karl May
• Pats
• Piwo
• Robert en Bertrand
• Suske en Wiske
• Tijl Uilenspiegel
• Tits
• Willy Vandersteen - De Interviews - De Foto's
• Willy Vandersteen - De Interviews - De Foto's
UIT DE ARCHIEVEN VAN WILLY VANDERSTEEN 16-20
16. Ridder Gloriant II - 17. Willem Tell - 18. Poppy en Maggy 19. Floche en Flache - 20. Bill en Sam


Willy Vandersteen • Adhemar
40 p. (HC)
Vijfslag

Met opnieuw een vijfslag breidt Adhemar de ultieme archivering van Willy Vandersteens naoorlogse productie uit. Alle vijf albums geven ook deze keer weer een ruim overzicht van Vandersteens kunnen in tekst en beeld. De tekenstijlen variëren van strak gestileerd over dolkomisch tot zorgvuldig realistisch.

Ridder Gloriant II (1950-1951) had net zo goed een verhaal van De Rode Ridder kunnen zijn. Of het bezit althans enkele elementen die de beginperiode van de latere ridderreeks zouden kenschetsen: een dappere hoofdrolspeler, wat vrouwelijke inbreng, een monstertje, een zuchtje magie, exotische locaties en een spanningsboog die de ridder geen rust gunt. De pagina's zoeven voorbij want er gebeurt heel wat. Begin jaren 1950 beleefde Vandersteen duidelijk een hoogtepunt in kwanti- én kwaliteit. Het realisme is behoorlijk straf te noemen, al weten we ondertussen dat hij vaak leentjebuur speelde bij Hal Fosters Prins Valiant. Dit album is aangevuld met geïllustreerde sprookjes en liedjesteksten uit Le Petit Monde (1946).

Het vrij korte Willem Tell (1951) bevat uiteraard de bekende legende over de Zwitserse vrijheidsstrijder die een appel van het hoofd van zijn eigen zoon moest schieten. Het verhaal biedt weinig verrassingen en ligt grafisch in het verlengde van het evenwel superieure Ridder Gloriant. Dit album bevat het scoutsverhaal De Pantoscaaf (1949-1950) waarvan de tekenstijl lichtjes doet denken aan Kuifje, Blake en Mortimer of Lefranc. Vertil je niet aan deze boude vergelijking, de invloed is er, het rastalent van Hergé, Edgar P. Jacobs en Jacques Martin iets minder. De uitvinding waarover het verhaal gaat, kwam Vandersteen later van pas voor zijn Terranef, Stalen Mol of zogezegde rakketten van Mars. Ook hier vullen geïllustreerde teksten uit Le Petit Monde (1946) de rest van de pagina's aan.

Het album Poppy en Maggy put helemaal uit Le Petit Monde dat niet meer dan 59 nummers kende en waarin Vandersteen zo goed als in elk nummer nadrukkelijk aanwezig was. In dit Franstalige stripblad schuwde Vandersteen het experiment niet. De bladschikking wijkt zodanig af van de tradiotinele drie of vier strookjes per pagina dat hij de prenten moest nummeren om een logische leesvolgorde aan te duiden. En dan nog maakt hij eigenlijk fouten door je ogen te sturen over een prent die je pas daarna dient te lezen. Poppy en Maggy is een met gags aaneengeregen hoteldebotelverhaal waarin de twee hoofdrolspelesr dankzij een heks avonturen beleven in de jungle. Tarzan is niet ver weg. Later beleven ze avonturen in een soort sprookjesland. Veruit de mooiste pagina's van deze vijf albums is het Bruegheliaanse Op Zekeren Dag. Meer dan twee pagina's in kleur heeft Vandersteen niet nodig om bewondering te wekken. De reproductie van deze pagina's is wondermooi, het inlijsten waard. Geïllustreerde teksten, losse illustraties en guitige scoutscartoons uit dezelfde periode vervolldigen deze Le Petit Monde-bundeling, door Danny De Laet afgekort als LPM en af en toe foutief als LMP.

Het album Floche en Flache verzamelt het werk uit Franc Jeu uit 1944-1945. Na de Bevrijding was er inderdaad geen gebrek aan stripblaadjes, maar ze waren niet allemaal een lang leven beschoren. Dat is jammer voor het onafgewerkte Een Onderzoek van Inspecteur Briket waarvan elke halve pagina een ander, ondersteunend kleurraster vertoont. Dit verhaal is een klassieke detectivethriller met klassieke Vandersteen-elementen (de gemaskerde booswicht) en daarom altijd wel goed. Floche en Flache zijn twee verzetsstrijders die het de Duitsers lastig maken. Hun strijd leest als slapstick. Een reeks covers en losse illustraties uit Franc Jeu bewijzen andermaal dat Vandersteen er een hoge productie op nahield, maar niettemin een genietbare kwaliteit wist te handhaven.

Voor Bill en Sam (1951) verandert Vandersteen van kamp. Euh, dan bedoelen we dat hij in dit verhaal twee Amerikaanse parachutisten op de Filippijnen dropt waar de invasie plaatsvindt. Net zoals in Floche en Flache is er hier gedoe met een tank. Een fragment uit Suske en Wiskes De Schat van Beersel legt de grote verschillen tussen Vandersteens stijlen bloot. Meteen erna begint het niet-vertaalde, saai realistische verhaal Les Aventures d'Arthur Gordon Pym met Franse onderteksten. Het sprak ons te weinig aan om het te lezen. Dialoogloze strookjesstrips van De Kopbrekerijen van Pietje Bovenkast (1947) en publicitaire gags van De Familie Spaarpot (ook De Familie Vergaren genoemd, maar niet De Familie Centra zoals de hoofdingen melden) uit 1958-1959 rakelen dan weer ander zeldzaam werk van Vandersteen op.

Adhemar maakt het aspirant of al wat meer gevorderde Vandersteen-verzamelaars weer eens makkelijk door de zoektocht naar alles van Vandesteen drastisch in te korten. Vollediger en beter gepresenteerd zal je het zelf nooit bij elkaar kunnen verzamelen. De verzorgde abumuitgave met linnen rug past in al de overige eerbetonen aan Vandersteen die de laatste decennia het licht zagen.

Over de extra pagna's met achtergrondinfo hebben we ons een vorige keer ingehouden. We hebben geleerd dat je nu eenmaal voor of tegen de schrijfsels van Danny De Laet bent. De inhoud ketst als vanouds als de metalen bal in een flipperkast van historische analyse naar een column, een recensie of zinloos natrappen. Stripjournalistiek wensen we dit echter niet te noemen, daarvoor stinkt het te veel naar objectiviteit waar je het als lezer grondig oneens mee kan zijn of dat slechts gebaseerd is op zijn bevindingen en daarom niet noodzakelijk stroken met de realiteit. Zijn geklooi met de Nederlandse taal en anderstalige inbreng doen hem soms woorden uitvinden. Dat is storend. Zijn amper geargumenteerde uitlatingen over Paul Geerts spannen echter de kroon. "Ene ambetante Paul Geerts", "de abominabele Paul Geerts" en "de vreselijke Paul Geerts, die later slaafs de sporen van de meester drukte en diens mooiste reeks definitief naar de knoppen hielp". Ja hallo, zo kan het wel weer... Schrijf er dan tenminste bij wàt Geerts precies verkeerd deed. Voor de rest poogt De Laet een eerlijk— maar louter subjectief! — portret van Vandersteen te schetsen waarbij met bloemen én bloempotten wordt gegooid. Met zijn afrekening met Paul Geerts maakt hij echter misbruik van het forum dat hem via deze reeks wordt gegeven.

> DAVID STEENHUYSE — oktober 2014