Bibliografie van Ger Apeldoorn
• Agent 327
• Fflint
• Jan van Haasteren
DE JAREN PEP 


Ger Apeldoorn • Don Lawrence Collection
104 p. (HC)
Eerlijk portret

Tussen 1962 en 1975 verschenen in het Nederlandse stripweekblad Pep tal van bekende stripreeksen van buitelandse origine (van Kuifje, Lucky Luke, Blake en Mortimer en Asterix tot Blueberry, Roodbaard, Bernard Prince, Philemon, Corto Maltese, Rik Ringers en Mickey Mouse) aangevuld met eigen producties zoals Agent 327, Franka, De Generaal en Johnny Goodbye zonder het werk van bijvoorbeeld Hans G. Kresse en Daan Jippes te vergeten. Over de opkomst en de ondergang van dit voor Nederland belangrijke stripblad schreef stripjournalist, redacteur en schrijver (bekend van de tv-reeks S1ngle) Ger Apeldoorn een opmerkelijk boek bij elkaar: De Jaren Pep.

Op meer dan honderd rijkelijk geïllustreerde pagina's overloopt hij de geschiedenis en de evolutie van het weekblad van wie niemand nog weet wie er eigenlijk aan de basis stond van het blad. Die geschiedenis is doorspekt met hoogtes en laagtes, met successen en dieptepunten, met aandacht voor strips van snel voorbijgaande aard en reeksen die nu nog altijd het mooie weer maken. De dalende verkoop leidde onherroepelijk naar de teloorgang van het blad voordat het samen met Sjors opging in Eppo. En zeggen dat die bodemoplage tegenwoordig goed zou zijn voor een indrukwekkende verkoop van gelijk welk soort tijdschrift in onze contreien.

Apeldoorns aanpak is, jazeker, ingegeven door nostalgie waar veel Nederlandse striplezende veertigplussers aan lijden als het om hun — "Por dios, wat een blad!" — Pep gaat. Maar hij huppelt met een wijde boog om elke valstrik die zouden kunnen leiden naar een belegen conclusie dat vroeger alles beter was. Minderwaardige publicaties benoemt hij as such. Met een nuchtere, relativerende kijk jongleert hij met feiten, anekdotes, getuigenissen en doordachte interpretaties om er een eerlijk portret van te maken. Hij verliest zich niet in vervelende details waar enkel een gering kransje vorsers iets aan heeft, noch plaatst hij zichzelf boven het onderwerp dat hij met zorg behandelt, ook niet onbelangrijk. Hij toetst het stripgedeelte bovendien aan de evolutie van de maatschappij. En laat dat nu net een sociaal-maatschappelijk zeer belangrijke periode uit de twintigste eeuw geweest zijn.

Pep was een exclusief Nederlands verhaal. We kunnen ons niet indenken dat er veel Vlaamse lezers zijn die het blad toen volgden en er vandaag met even veel goeie, wellicht ook wel gekleurde herinneringen aan terug denken. Op Vlaamse stripbeurzen vind je haast nooit losse nummers van Pep waar er trouwens geen officiële verzamelalbums van verschenen zoals bij Kuifje of Robbedoes wel het geval was. Net daarom is De Jaren Pep ons inziens een belangrijk boek dat zijn plaats op de plank met achtergrondlectuur verdient. Morris bijvoorbeeld tekende exclusief voor Pep tientallen covers van Lucky Luke en Pep bleef ook wel trouw aan de geplogenheden van de Franco-Belgische school. Dat lijken ons voldoende troeven voor Vlaamse geïnteresseerden. Verder is het een overtuigend overzicht van Pep als staalkaartje van het beste uit Franse bladen als Pilote, de Belgische Kuifje en Robbedoes, aangevuld met de Disney-strip Mickey Mouse, wat Italiaans en Spaans spul en de fundamenten voor de hedendaagse moderne Nederlandse strip. Bij ons wekte het alvast interesse om eens op zoek te gaan naar minder bekende reeksen of alvast reeksen als De Generaal te herlezen.

De lay-out van Rudy Vrooman, die wel vaker wordt ingeschakeld door uitgeverijen die willen betalen voor een aangenaam en mooi design, is prijzenswaardig. Hoewel er ontzettend veel illustraties in het boek staan opgenomen, benut hij toch de broodnodige witruimtes om visuele rust te garanderen. Dit is professioneel helemaal àf. Een boek met alleen maar kwaliteiten.

In het Museum Meermanno loopt momenteel een tentoonstelling waarbij je veel orginelen uit Pep van dichtbij kan bekijken. En op deze Facebookpagina vult Apeldoorn nog altijd extra materiaal toe om de herinnering aan Pep levend te houden.

> DAVID STEENHUYSE — mei 2014