Bibliografie van Olivier Peru
• Androïden
• Brocéliande - Woud van het Kleine Volkje
• De Meester-Inquisiteurs
• Elfen
• Elfen
• Lancelot
• Medici's
• Mjöllnir
• Orakel
• Zombies
• Zombies Nechronologies
NOSFERATU 2
Para Bellum


Stephane Martino + Olivier Peru • Daedalus (1800)
56 p. (HC)
Jezus de vampier

De blikkerende weerkaatsing van de geverniste laagjes op de cover doen ons even dromen. We kantelen de illustratie onder het licht om de juwelen van de bloedmooie Vladica, haar ogen en lippen en vervolgens de gespleten oogjes en de vlijmscherpe hoektanden van vampier Nosferatu die achter haar staat in detail te bekijken. Dit heeft de vertaalde uitgave voor op het Franse origineel.

Nu goed, in het begin van het verhaal, ergens in het heden, roeit een vampier op gruwelijke wijze het gezin van een man uit die op reis is. Een man die wij kennen als vampiersjager Van Hess. De dochter wordt gespaard, maar dan moet Van Hess zich aangeven voor de moord op de andere gezinsleden en met geen woord reppen over de vampiers. Hij krijgt verder de opdracht om zich te laten opnemen in een instelling waar hij uiteindelijk zelfmoord moet plegen. Het is de vampiers niet om Van Hess te doen, wel om zijn dochter. Tijdens een verhoor trapt de plaatselijke sheriff er niet in. Er is weet van rondtrekkende, seriemoordende vampiers. Het net sluit zich om hen, maar de vampiers laten zich niet zomaar vatten. Gaandeweg leren we de oorsprong van Nosferatu kennen, een oorsprong die ons naar het jaar 700 voor Christus leidt. Nog eens vele jaren later worden Nusferrha en zijn beste vriend Yenoshua herboren onder de naam Nosferatu en Jezus... Wat blijkt? Beide heren zullen hun eigen onsterfelijke vampiersbloedlijn leiden. Meer mogen we niet verklappen. We gaan nu al over de schreef.

Alleen al om dit spectaculaire, originele gegeven is Nosferatu een lezenswaardig boekske. Helaas zijn er te veel uitlegscènes nodig die het verhaal telkens verstoren. Het is duidelijk dat Olivier Peru aan twee delen niet genoeg had om zijn verhaal te vertellen. Mocht hij enkele elementen geschrapt hebben, dan zou het geen afbreuk gedaan hebben aan de verdere ontwikkeling van het verhaal. Je moet dus door veel onnodige balast ploeteren.

Niettegenstaande dit belangrijk euvel gaat de Italiaanse tekenaar Stephane Martino met de pluimen lopen. Wie zich afvraagt waarom realistische tekenaars van eigen bodem het moeilijk hebben om iets te betekenen op de Franse markt, moet zich de bedenking maken dat er voor elk van hen makkelijk een dozijn equivalenten bestaan. Aan talent geen gebrek. Martino is er een van.

> DAVID STEENHUYSE — februari 2014