BLUEBERRY De Mijn van Prosit & Het Spook van de Goudmijn
Jean Giraud + Jean-Michel Charlier • Sherpa 112 p. (HC)
|
|
Monument van de negende kunst |
|
Alle complimenten die het Blueberry-tweeluik De Mijn van Prosit en Het Spook van de Goudmijn en diens auteurs Jean Giraud en Jean-Michel Charlier ooit te beurt vielen, zijn geheel terecht. De backcover van deze luxe-editie staat er ook vol van. "De beste stripwestern ooit", vat het wel allemaal samen. Vooral het geniale tekenwerk van Giraud wordt bewierookt. Hoe hij inderdaad woestijn- en steenlandschappen, paarden, zweterige actie, westerndorpjes en doorgroefde karakterkoppen tekent, hebben velen proberen na te bootsen. Toch mag ook de input van de Belgische scenarist Jean-Michel Charlier niet onderschat worden. Met veel gevoel voor achtergrondhistoriek, het uitstippelen van alle soms door elkaar lopende intriges en een lef voor donkere verhalen was hij een stuwende kracht om van Blueberry een nog steeds moderne antiheld te maken. Het was een geniaal auteursduo dat dit tweeluik en bij uitbreiding de complete reeks Blueberry tot een voor altijd onwrikbaar monument van de negende kunst heeft gemaakt.
Akkoord, de teksten mochten gerust bondiger. Met alle verschillende partijen die interesse betonen voor een mysterieuze goudmijn op een gevaarlijke locatie moet er regelmatig worden stilgestaan om de situaties en de evoluties te evalueren. Blueberry en zijn kornuit Jimmy McClure, twee premiejagers, de Duitse goudmijneigenaar Prosit, een zogezegd spook en ook nog Apache-indianen op de loer zijn meer dan voldoende personages om het verhaal op te bouwen. Het schattenjachtverhaal is gebaseerd op een boek dat Giraud had gelezen. Bovendien bestaat er ook een legende van een verborgen goudschat van een Nederlander. In de Amerikaanse editie van het Blueberry-verhaal is Werner Amadeus von Lückner alias Prosit een Nederlander die in zijn moederstaal vloekt. Deze info staat niet in het voorafgaande dossier in kleur, maar het artikel dat je wel kan lezen schetst een overzichtelijk beeld van de westernreeks. Op het eind staan nog enkele pagina's met coverreproducties, parodieën van Morris en Manu Larcenet en hommages van François Boucq die met zijn Bouncer nog het dichtst in de buurt komt van de kwaliteiten van Blueberry.
De grote aantrekkingskracht van deze groot uitgevoerde uitgave zijn de opnieuw ingescande originelen van Giraud die in zwart-wit zijn afgedrukt. Het valt op hoe vol Giraud zijn platen tekende. Een oppervlakkige doorbladering van het album doet je de weg verliezen. Enkel de scènes die zich in de woestijn afspelen zijn een rustpunt voor het oog. En net daar maakt Blueberry zijn kwalijkste momenten mee. Maar niemand zal ontkennen dat de rijkdom aan detail net uitnodigt om te blijven kijken naar de manier waarop hij kleerplooien, baardgroei, rotspartijen, stof en vuil, gosh, alles eigenlijk, in beeld brengt.
In het realistische genre zit Giraud als tekenaar nog steeds op de eretribune. Jammer dat de verfilming van dit tweeluik op een dikke sof uitdraaide door de zweverige, sjamanistische toon. Een monument van de zevende kunst is het helaas niet geworden. |
|
> DAVID STEENHUYSE — augustus 2011 |