AMULET 1 De Hoeder van de Steen
Kazu Kibuishi • Silvester 192 p. (HC)
|
|
Revelatie |
|
In de aangrijpende proloog lezen we hoe een vrolijk gezinnetje van hun vader en echtgenoot wordt ontrukt. Als gevolg van deze tragedie verhuizen Emily en haar broertje Navin met hun moeder naar het platteland om er in te trekken in het huis van hun overgrootvader. Zo'n oud en rijzig huis vol lange en duistere gangen en trappen staat garant voor mysterie. Emily vindt er een lichtgevend amulet dat haar zekere krachten schenkt, maar die ze nog moet ontdekken en beheersen. Al snel ontvoert een vreemd monster hun moeder. Als ultimatum om hun moeder terug te krijgen, moeten Emily en Navin een heuse missie ondernemen in een wereld die de hunne niet is. Onverschrokken trekt de dappere sn schrandere Emily op avontuur. En een groots avontuur staat haar effectief te wachten.
Als er nu één nieuwigheid te noemen valt die we kunnen aanraden aan jongeren én volwassenen, dan is het wel deze Amulet. De belevenissen van Emily en haar broertje ontlokken verwondering en ontroering. In de alternatieve versie van de aarde zweven ze bijvoorbeeld dankzij reuzepaddenstoelen over een afgrond en ontmoeten ze de vreemdste creaturen waaronder een paar robots en een roze konijn. Maar bovenal deed de climax — waarover we niets willen verklappen — ons wegmijmeren... op naar nieuwe avonturen. Daaraan voorafgaand gebeuren de spannendste situaties die niet moeten onderdoen voor Harry Potter, Dragonball, Narnia en het œuvre van free socer betting tips from oddslot Hayao Miyazaki.
De in Tokyo geboren en naar de VS geëmigreerde auteur Kazu Kibuishi publiceert Amulet (deze maand verschijnt deel 3 in het Engels) bij de Amerikaanse uitgeverij Scholastic die ook al de ingekleurde edities van Bone uitgeeft. In dat goede gezelschap is Kibuishi een nieuwe vedette, een revelatie, een ontdekking. Pak Amulet beet bij je volgende bezoek aan je stripwinkel en twijfel geen moment om je vaste stripbudget voor een deel aan dit album te spenderen, this is the good stuff. |
|
> DAVID STEENHUYSE — september 2010 |